Details





Titel:

9 APRIL 2021. - Ministerieel besluit tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald



Inhoudstafel:


Art. 1-7
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1976101105 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 3 van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 20 juli 1990 en 17 oktober 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° er wordt een punt 3.1.3 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "3.1.3. Als de verkeerslichten op een kruispunt zijn geplaatst, mogen het groene of oranjegele licht pas verschijnen als de rode lichten branden voor het verkeer dat uit de dwarswegen komt, behalve als er geen snijdende verkeersstromen ontstaan of als de lichten, vermeld in artikel 61.1, 6°, 7° en 9°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, worden gebruikt.";
  2° in punt 3.3.1 worden het eerste en het derde lid opgeheven;
  3° punt 3.4 wordt vervangen door wat volgt:
  "3.4. Lichten bestemd voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen (artikel 61.1, 6°, 7° en 9°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg)
  Het silhouet van een fiets dat op de lichten die bestemd zijn voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen is afgebeeld, staat op een matte zwarte cirkelvormige oppervlakte met een diameter van 0,18 meter tot 0,21 meter.
  De lichten die bestemd zijn voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen, mogen op dezelfde paal op ooghoogte van de fietsers worden herhaald. In dat geval mag de cirkelvormige oppervlakte een diameter hebben van 0,10 meter tot 0,12 meter.
  3.4.1. Driekleurige fietserslichten (artikel 61.1, 6°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg)
  Het silhouet van een fiets dat op driekleurige fietserslichten is afgebeeld, is opgenomen in plaat 3a van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
  Het vaste oranjegele licht brandt gedurende ongeveer drie seconden. Het eropvolgende rode licht gaat aan enkele ogenblikken voor het groene licht voor de andere weggebruikers aangaat. Het voormelde verschil in tijd heeft tot doel het de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen mogelijk te maken de rijbaan verder over te steken. Het verschil wordt vastgesteld op basis van een fietssnelheid van 5 meter per seconde vanaf het moment waarop het groene licht uitgaat.
  3.4.2. Driekleurige fietserslichten met pijltjes (artikel 61.1, 7°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg)
  Het silhouet van een fiets met pijltjes dat op driekleurige fietserslichten met pijltjes is afgebeeld is opgenomen in plaat 3b van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
  Het vaste oranjegele licht brandt gedurende ongeveer drie seconden. Het eropvolgende rode licht gaat aan enkele ogenblikken voor het groene licht voor de andere weggebruikers aangaat. Het voormelde verschil in tijd heeft tot doel het de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen mogelijk te maken de rijbaan verder over te steken. Het wordt vastgesteld op basis van een fietssnelheid van 5 meter per seconde vanaf het moment waarop het groene licht uitgaat.
  3.4.3. Bijkomend oranjegeel knipperlicht met fietssilhouet en oranjegele knipperende pijl (artikel 61.1, 9°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg)
  Het silhouet van een fiets met pijl dat op de bijkomende oranjegele knipperlichten met fietssilhouet en oranjegele knipperende pijl is afgebeeld, is opgenomen in plaat 3c van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
  Op een oranjegeel knipperlicht met fietssilhouet en oranjegele knipperende pijl volgt alleen een groen licht.".

Art.2. In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 19 december 1991, 17 oktober 2001 en 27 november 2003, wordt punt 4.1 vervangen door wat volgt:
  "4.1. Voetgangerslichten
  Het afgebeelde silhouet van een voetganger op de voetgangerslichten en de voetgangerslichten met pijltjes is opgenomen in respectievelijk plaat 4a en plaat 4b van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
  Het silhouet van een voetganger dat op de voetgangerslichten en de voetgangerslichten met pijltjes is afgebeeld, staat op een matte zwarte cirkelvormige oppervlakte met een diameter van:
  1° 0,18 meter tot 0,21 meter als het voetgangerslicht aan het einde van de oversteekplaats is aangebracht;
  2° 0,10 meter tot 0,12 meter als het voetgangerslicht op ooghoogte is aangebracht aan het begin van de oversteekplaats.
  Het vaste groene licht brandt minimaal gedurende vier seconden.
  Als het knipperen van het groene licht wordt gebruikt, bedraagt de duur ervan minstens drie seconden.
  Het vast branden van het groene voetgangerslicht wordt beëindigd enkele ogenblikken voor de lichten aangaan die de bestuurders toelaten de oversteekplaatsen voor voetgangers te dwarsen. Het voormelde verschil in tijd heeft tot doel het de voetgangers mogelijk te maken de rijbaan verder over te steken. Het wordt vastgesteld op basis van een voetgangerssnelheid van maximaal 1 meter per seconde vanaf het moment waarop het vaste groene licht uitgaat.
  Indien de oversteekplaats voor voetgangers onderbroken is door vluchtheuvels, bermen, verkeersgeleiders, enz., waarop voetgangerslichten geplaatst zijn, moet de lengte van elk van deze delen van de oversteekplaats in aanmerking genomen worden om voornoemd tijdsverschil te berekenen.
  De voetgangerslichten moeten geplaatst worden wanneer de voorwaarde voorzien in artikel 3.2.bis is vervuld.".

Art.3. In artikel 6 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 21 juli 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in punt 6.5.1 worden de woorden "en in de tunnels" vervangen door de zinsnede ", in de tunnels en voor tijdelijke rijstrooksignalisatie";
  2° in punt 6.6.1 worden de woorden "en in de tunnels" vervangen door de zinsnede ", in de tunnels en voor tijdelijke signalisatie met veranderlijke informatie".

Art.4. In artikel 9 van hetzelfde besluit wordt aan punt 9.9, 3°, vervangen bij het ministerieel besluit van 9 oktober 1998, een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Van de verplichting in het eerste lid mag worden afgeweken:
  a) bij de plaatsing van het eerste verkeersbord C43 ter hoogte van de oprit van een autosnelweg voorbij het verkeersbord F5;
  b) bij de plaatsing van het eerste verkeersbord C43 op de afrit van een autosnelweg;
  c) bij gebruik van signalisatie met veranderlijke informatie volgens de drukte en noodwendigheden van het verkeer.".

Art.5. In artikel 12 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 29 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het opschrift van punt 12.1 wordt de zinsnede "F1," opgeheven;
  2° in punt 12.1 wordt de zinsnede "F3," opgeheven;
  3° in punt 12.1, 3°, wordt tussen het woord "moeten" en de woorden "de namen" de zinsnede ", bij gebruik van de borden F1a en F3a," ingevoegd;
  4° punt 12.7 wordt opgeheven;
  5° aan punt 12.8 wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "7° De verkeersborden F25 en F27 mogen aangevuld worden met de aanduidingen van de borden F5 en F9 om aan te duiden dat de gesignaleerde reisweg over respectievelijk een autosnelweg of een autoweg gaat.
  De aanduidingen van een verbodsbord, een gebodsbord of een bord F117 mogen ook worden aangebracht om aan te duiden dat de gesignaleerde reisweg onderworpen is aan het aangeduide verbod, gebod of het bord F117.";
  6° in punt 12.13ter, eerste lid, worden tussen het woord "op" en het woord "de" de woorden "of onvoldoende duidelijkheid hebben over de rijbewegingen van" ingevoegd;
  7° in punt 12.13ter wordt het woord "reproduktie" vervangen door het woord "reproductie" en wordt het woord "reprodukties" vervangen door het woord "reproducties";
  8° punt 12.22bis en punt 12.26 worden opgeheven.

Art.6. Aan artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 25 november 1980 en 16 juli 1997, wordt een punt 14.7 toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "14.7. Spitsstrookmarkering
  De breedte van de witte onderbroken markering die de spitsstrook afbakent, bedraagt ongeveer 20 centimeter.
  De trekken zijn ongeveer 10 meter lang en hebben ongeveer 2,50 meter tussenafstand.".

Art.7. In bijlage 1 bij hetzelfde besluit worden plaat 1 tot en met 4 vervangen door de platen die zijn opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

BIJLAGE.
Art. N.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 21-05-2021, p. 53123)