26 MAART 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de verlenging van diverse maatregelen ingevolge COVID-19 voor het onderwijspersoneel, voor uitzonderlijke opvang in de internaten, IPO en MPIGO, busbegeleiders in het buitengewoon onderwijs en contactonderzoek door de centra voor leerlingenbegeleiding voor het derde trimester van schooljaar 2020-2021
Art. 1-7
Artikel 1. Er wordt een extra bedrag t.b.v. maximaal 1.215.083 euro voorzien voor uitzonderlijke opvang tijdens de periode van 19 april 2021 tot en met 30 juni 2021 door:
1° internaten vermeld in de artikelen III.21 en III.35, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;
2° tehuizen vermeld in de artikelen III.1, § 1, eerste lid, III.20, III.35, § 1, 2° en III.37, van dezelfde codificatie;
3° internaten buitengewoon onderwijs vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2, van dezelfde codificatie;
4° internaten met permanente openstelling vermeld in hoofdstuk 6, van dezelfde codificatie.
Het bedrag per instelling wordt berekend door per halve dag uitzonderlijke opvang het aantal aanwezige uitzonderlijk opgevangen internen te vermenigvuldigen met 50 euro.
De meerkosten dienen te worden verantwoord naar AGODI toe.
Art.2. Voor de busbegeleiding wordt een extra bedrag van 376.334,79 euro voorzien voor de extra personeelskost tijdens de periode van 19 april 2021 tot en met 30 juni 2021 voor de extra ritten van het collectief leerlingenvervoer die de Lijn organiseert in kader van de corona-maatregelen.
Art.3. Voor de periode van 19 april 2021 tot en met 30 juni 2021 wordt 3.337.487,82 euro extra middelen toegekend aan de CLB's voor de extra kosten ten gevolge van het uitvoeren van de opdrachten rond contactonderzoek. Het bedrag wordt onder de CLB's verdeeld op basis van hun aandeel in de nieuwe omkadering.
Art.4. § 1. Dit artikel is van toepassing op:/
1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
3° de personeelsleden vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie;
4° de tijdelijke en de benoemde personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, die behoren tot de categorieën van het onderwijzend of van het administratief en technisch personeel, bedoeld in deel 5, titel 2 en titel 5, hoofdstuk 2 van de Codex Hoger Onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013;
5° de personeelsleden, vermeld in artikel III.35, § 1, 1° tot en met 3° en in artikel III.36, § 4, van de Codex Hoger Onderwijs, die effectief in een hogeschool zijn tewerkgesteld;
6° de vastbenoemde personeelsleden van de kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs in het tweetalige hoofdstedelijke gebied Brussel, vermeld in artikel X.22 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV.
§ 2. Bovenop het verlof wegens overmacht, vermeld in artikel 3, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 betreffende het omstandigheidsverlof, het verlof wegens overmacht, het onbezoldigd ouderschapsverlof en het geboorteverlof in geval van overlijden of hospitalisatie van de moeder voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties, gewettigd door sociale of familiale redenen en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, of bovenop het verlof wegens overmacht vermeld in artikel 8/1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 tot regeling van sommige verloven voor de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool, heeft het personeelslid vanaf 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 bijkomend recht op verlof wegens overmacht in één van de volgende gevallen:
1° als met het personeelslid een minderjarig kind samenwoont dat aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
a) het kind kan niet naar zijn kinderdagverblijf of school gaan, omdat het kinderdagverblijf, de klas of de school waarvan het deel uitmaakt, sluit als gevolg van een maatregel om de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken;
b) het kind moet verplicht afstandsonderwijs volgen;
c) het kind moet in quarantaine of in isolatie om de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken;
2° als het personeelslid een gehandicapt kind ten laste heeft, ongeacht de leeftijd van dat kind, en dat kind niet naar een centrum voor opvang van gehandicapte personen kan gaan, of de intramurale of extramurale dienstverlening of behandeling georganiseerd of erkend door de Gemeenschappen niet langer kan genieten, als gevolg van een maatregel om de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken.
Dit recht op verlof wegens overmacht geldt enkel wanneer telewerk niet mogelijk is. Het verlof geldt maximaal gedurende de hele periode waarop het attest of de aanbeveling, vermeld in het derde lid, betrekking heeft.
Het personeelslid brengt al naargelang het geval zijn inrichtende macht, zijn centrumbestuur of zijn hogeschoolbestuur onmiddellijk op de hoogte en bezorgt onmiddellijk een van de volgende documenten:
a) een medisch attest tot bevestiging van quarantaine of isolatie van het kind;
b) een aanbeveling tot quarantaine of isolatie afgegeven door de bevoegde instantie;
c) een attest van het kinderdagverblijf, van de school of het centrum voor opvang van gehandicapte personen, dat de sluiting bevestigt van de betrokken instelling of de betrokken klas als gevolg van een maatregel om de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken. In dit attest staat de periode vermeld waarin de sluiting van toepassing is.
Als het personeelslid samenwoont met de andere ouder van het kind, kan maar één persoon voor eenzelfde periode het verlof, vermeld in dit artikel of het verlof, vermeld in artikel 2 van de wet van 23 oktober 2020 tot het openstellen van tijdelijke werkloosheid overmacht corona voor werknemers in de gevallen waarin het onmogelijk is voor hun kind om naar het kinderdagverblijf, de school, of het centrum voor opvang voor personen met een handicap te gaan, opnemen."
§ 3. Dit verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Het personeelslid ontvangt tijdens dit verlof wegens overmacht 80 % van zijn brutosalaris op jaarbasis.
Voor de toepassing van het tweede lid geldt er een beperking van het brutosalaris op jaarbasis tot 21.000 euro aan 100 %.
Art.5. § 1. Vanaf 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 kunnen alle scholen voor gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs een gewone zending doen voor korte vervangingen die nodig zijn om de school open te houden, wanneer de schoolorganisatie in het gedrang komt. Alle ambten van het onderwijzend personeel en de kinderverzorgers komen in aanmerking. De afwezigheid moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
- Het gaat om een afwezigheid van minder dan tien werkdagen;
- De afwezigheid is te wijten aan ziekteverlof, profylactisch verlof, verlof wegens overmacht of heirkracht, ingevolge de coronacrisis.
De school stuurt daartoe een verklaring op eer aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten, waarin ze verklaart dat er proportioneel veel afwezigen zijn, alle andere bestaande vervangingsmogelijkheden zijn uitgeput en de schoolorganisatie niet mogelijk is met de aanwezige personeelsleden.
De school kan enkel van deze regeling gebruik maken indien er daadwerkelijk een vervanger is gevonden en ingezet.
§ 2. Vanaf 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 kunnen in de internaten en de tehuizen voor kinderen met ouders die geen vaste verblijfplaats hebben, zoals vermeld in deel III van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs, in alle ambten vervangingen worden toegestaan van een personeelslid dat aangesteld is in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking in het onderwijs, als de organisatie van het internaat in het gedrang komt.
De afwezigheid moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
- Het gaat om een afwezigheid van minder dan tien werkdagen;
- De afwezigheid is te wijten aan ziekteverlof, profylactisch verlof, verlof wegens overmacht of heirkracht, ingevolge de coronacrisis.
Het internaat stuurt daartoe een verklaring op eer aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten, waarin het verklaart dat er proportioneel veel afwezigen zijn en alle andere vervangingsmogelijkheden zijn uitgeput en dat de organisatie van het internaat niet mogelijk is met de aanwezige personeelsleden.
Het internaat kan enkel van deze regeling gebruik maken indien er daadwerkelijk een vervanger is gevonden en ingezet.
§ 3. Vanaf 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 kunnen vervangingen worden toegestaan van een personeelslid dat in minimaal drie scholen is tewerkgesteld en dat tijdelijk niet fysiek aanwezig kan zijn omwille van de geldende veiligheidsmaatregelen in:
- het ambt van kleuteronderwijzer algemene en sociale vorming;
- het ambt van onderwijzer algemene en sociale vorming;
- de ambten van het paramedisch personeel van het buitengewoon basis- en buitengewoon secundair onderwijs type 1 en type 2;
- het ambt van kinderverzorger in het gewoon basisonderwijs.
Het gaat om ambten waarbij voor de uitoefening van de opdracht fysiek contact nodig is en waarbij de afstand van anderhalve meter niet gegarandeerd kan worden.
De vervanging van een afwezig personeelslid is enkel mogelijk als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- het personeelslid werkt in minstens drie verschillende scholen;
- er is lokaal geen oplossing gevonden om de afwezigheid van het personeelslid in de derde school op te vangen;
- de vervanging is noodzakelijk in functie van het beperken van risico's bij fysiek contact;
- er is een vervanger beschikbaar;
- er is lokaal sociaal overleg geweest in het bevoegde onderhandelingscomité met aandacht voor de afspraak dat niet altijd dezelfde school de school is waar de opdracht niet meer uitgeoefend kan worden."
Art.6. Dit besluit treedt in werking op de dag die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 4 en 5 hebben uitwerking met ingang van 1 april 2021.
Art. 7. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.