Details





Titel:

10 DECEMBER 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van een projectsubsidie ter compensatie van de kosten voor noodopvang van schoolkinderen



Inhoudstafel:


Art. 1-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2020044254 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° Agentschap Binnenlands Bestuur: het intern verzelfstandigd agentschap, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2005;
  2° Agentschap Opgroeien regie: het intern verzelfstandigd agentschap, opgericht bij het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
  3° Agentschap voor Onderwijsdiensten: het intern verzelfstandigd agentschap, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 september 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Agentschap voor Onderwijsdiensten";
  4° CKG: een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012 inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
  5° informele opvang: opvang door een natuurlijke persoon die de opvang niet professioneel aanbiedt;
  6° internaat: onderwijsinternaten vermeld in artikel III.21, en artikel III.35 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;
  7° IPO: internaat met permanente openstelling vermeld in hoofdstuk 6, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;
  8° lokaal bestuur: het gemeentebestuur of het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of, wat het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad betreft, de Vlaamse Gemeenschapscommissie;
  9° lokale actor: organisatoren buitenschoolse opvang, jeugdwerkinitiatieven, en al wie plaatselijk een invulling geeft aan opvang van kinderen voor en zolang ze naar de basisschool gaan;
  10° MFC: een multifunctioneel centrum voor minderjarige personen met een handicap als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;
  11° MPIGO: internaten buitengewoon onderwijs vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;
  12° noodopvang: bijkomend opvangaanbod, dat plaatsvindt ofwel tijdens de schooluren in een schoolperiode ofwel overdag tijdens een vakantieperiode, wanneer geen onderwijs of opvang wordt voorzien. Dit aanbod wordt georganiseerd voor schoolkinderen voor wie geen andere opvangoplossing wordt gevonden;
  13° opvanglocatie: een vestigingsplaats waar opvang van schoolkinderen georganiseerd wordt;
  14° schoolkinderen: kinderen uit het basisonderwijs, zoals bedoeld in artikel 4 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
  15° tehuis: tehuis als vermeld in artikel III.1, § 1, eerste lid, artikel III.20, artikel III.35, § 1, 2° en artikel III.37, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;
  16° vakantieperiode: de periode zoals bepaald in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs en in het deeltijds onderwijs georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;
  17° Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  18° voorzieningen in de jeugdhulp: de organisaties voor bijzondere jeugdzorg, de centrale voor integrale gezinszorg, de onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra, observatie- en behandelcentra en de centra voor ernstige gedrags- en emotionele stoornissen, erkend met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp.

Art.2. Het Agentschap Binnenlands Bestuur kent vanuit het begrotingsartikel SJ0-1SMC2GA-WT een eenmalige projectsubsidie toe aan de lokale besturen die op basis van de voorwaarden, vermeld in artikel 5 tot en met 7, in aanmerking komen voor een subsidie voor de compensatie van de kosten voor noodopvang van schoolkinderen vanaf 13 december 2021 tot en met 15 april 2022.
  De toekenning van deze eenmalige projectsubsidie aan de lokale besturen gebeurt op basis van de ingediende aanvragen, vermeld in artikel 5, 1°.

Art.3. De subsidie, vermeld in artikel 2, bedraagt:
  1° voor de inzet van personeel: 20 euro per effectief opgevangen kind per volledige dag en 10 euro per effectief opgevangen kind per halve dag;
  2° voor de inzet of het veiligheidsonderhoud van de infrastructuur: 10 euro per effectief opgevangen kind per dag.
  In afwijking van het vorige lid, en in het geval dat er voor de noodopvang tijdens een vakantieperiode een ouderbijdrage wordt gevraagd zoals vermeld in artikel 7, tweede lid, bedraagt de subsidie:
  1° voor de inzet van personeel: 10 euro per effectief opgevangen kind per volledige dag en 5 euro per effectief opgevangen kind per halve dag;
  2° voor de inzet of het veiligheidsonderhoud van de infrastructuur: 5 euro per effectief opgevangen kind per dag."

Art.4. Het creëren van bijkomend opvangaanbod gebeurt, na de maximale inzet van het beschikbare personeel en de beschikbare accommodatie in de betreffende gemeente, zowel wat de scholen als wat de welzijnsvoorzieningen betreft, in onderling overleg tussen alle actoren. Het lokale bestuur neemt hier een regierol op en geeft hierbij gelijke kansen aan elke lokale actor. Er kan hierbij ook een beroep gedaan worden op jeugdwerkinitiatieven, sportwerkinitiatieven of andere lokale actoren die bijkomend opvangaanbod kunnen creëren.

Art.5. Om de subsidie, vermeld in artikel 2, te kunnen ontvangen, voldoet het lokaal bestuur aan de volgende voorwaarden:
  1° Het lokaal bestuur dient een aanvraag in die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6;
  2° Het lokaal bestuur werkt voor de organisatie van de noodopvang in onderling overleg samen met andere lokale actoren. Een gelijke behandeling van het publiek aanbod en het privaat initiatief staat daarbij voorop;
  3° Het lokaal bestuur sluit met de lokale actoren een overeenkomst voor noodopvang, waarin minstens het bijkomende opvangaanbod in de vorm van dagen waarvoor ze de subsidie zullen aanwenden, zoals bepaald in artikel 3, wordt bepaald;
  4° De lokale besturen vergoeden de lokale actoren voor de kosten die gemaakt werden voor het creëren van bijkomend opvangaanbod aan de hand van de parameters vastgelegd in artikel 3, binnen de maand volgend op de maand waarin de noodopvang uitgevoerd werd.

Art.6. Het lokaal bestuur dient uiterlijk op 31 mei 2022 via digitale weg bij het Agentschap Binnenlands Bestuur een aanvraag in voor het ontvangen van de subsidie, vermeld in artikel 2. In deze aanvraag bezorgt het lokaal bestuur de volgende informatie:
  1° de identificatiegegevens van het lokaal bestuur;
  2° per lokale actor en per periode waarop de opvang heeft plaatsgevonden, het aantal effectief opgevangen kinderen in het licht van de noodopvang, vermeld in artikel 4;
  3° een verklaring op eer dat "De gegevens over het aantal effectief opgevangen kinderen correct zijn.";
  4° een verklaring op eer dat: "De organisator de voorwaarden vermeld in dit besluit heeft nageleefd.";
  5° de datum en ondertekening.

Art.7. Het lokaal bestuur wendt de subsidie, vermeld in artikel 2, enkel aan ter compensatie van noodopvang die voldoet aan de volgende voorwaarden:
  1° Het gaat om een compensatie voor de creatie van bijkomend opvangaanbod, zoals vermeld in artikel 4;
  2° Het bijkomend opvangaanbod, zoals vermeld in artikel 4, wordt door geen enkele andere steunmaatregel of financieringsbron gecompenseerd;
  3° Het gaat om opvang tijdens de schooluren in een schoolperiode van schoolkinderen voor wie geen onderwijs op school georganiseerd wordt, maar die wel nood hebben aan opvang of om opvang tijdens een vakantieperiode van schoolkinderen die nood hebben aan opvang;
  4° De subsidie wordt in geen geval aangewend om de kosten voor informele opvang te compenseren;
  5° Het gaat om noodopvang die georganiseerd wordt in de periode van 13 december 2021 tot en met 15 april 2022;
  6° Het gaat om noodopvang die kosteloos georganiseerd wordt voor de ouders;
  7° De subsidie kan in geval van opvang door organisatoren buitenschoolse opvang, enkel aangewend worden om bijkomend opvangaanbod te compenseren dat buiten de normale buitenschoolse opvanguren georganiseerd wordt en voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit artikel. Een organisator buitenschoolse opvang kan enkel aanspraak maken op de subsidie, vermeld in artikel 2, op voorwaarde dat hij alle beschikbare en op een andere manier gesubsidieerde opvanguren heeft uitgeput. De organisator buitenschoolse opvang bezorgt hierover een verklaring op eer aan het lokaal bestuur en kan dit op vraag van het Agentschap Opgroeien regie en het Agentschap Binnenlands Bestuur ook aantonen.
  In afwijking van het eerste lid, 6°, kan er voor de noodopvang tijdens vakantieperiodes, en met uitzondering van de periode van 20 december 2021 tot en met 24 december 2021, wel een ouderbijdrage gevraagd worden en hoeft deze noodopvang dus niet kosteloos georganiseerd te worden voor de ouders.

Art.8. Als het lokaal bestuur voldoet aan de voorwaarden om de subsidie, vermeld in artikel 2, te ontvangen, betaalt het Agentschap Binnenlands Bestuur het volledige subsidiebedrag uiterlijk op 30 september 2022.

Art.9. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten kent vanuit het begrotingsartikel FC0-1FDD2DH-WT, basisallocatie 1FD146 "Corona-werking", bijkomende werkingsmiddelen toe voor de uitzonderlijke opvang van jongeren buiten de normale openstelling van de instelling of de opvang tijdens de normale openstelling van jongeren die niet in de instelling zelf zijn ingeschreven tijdens de periode van 13 december 2021 tot en met 15 april 2022, aan:
  1° internaten vermeld in de artikelen III.21 en III.35, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;
  2° tehuizen vermeld in de artikelen III.1, § 1, eerste lid, III.20, III.35, § 1, 2° en III.37, van dezelfde codificatie;
  3° internaten buitengewoon onderwijs vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2, van dezelfde codificatie;
  4° internaten met permanente openstelling vermeld in hoofdstuk 6, van dezelfde codificatie.
  Het bedrag per instelling wordt berekend door per halve dag uitzonderlijke opvang het aantal aanwezige uitzonderlijk opgevangen internen te vermenigvuldigen met 50 euro. De meerkosten dienen te worden verantwoord aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten.
  Voor de internaten met permanente openstelling geldt deze bepaling ook voor de aanwezige internen van 20 tot en met 24 december 2021.
  De instellingen die in uitzonderlijke opvang hebben voorzien zoals vermeld in het eerste lid, dienen uiterlijk 22 april een onkostenstaat in bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten stelt daartoe een formulier ter beschikking.
  Het extra bedrag vermeld in het eerste lid, wordt door het Agentschap voor Onderwijsdiensten uiterlijk op 30 november 2022 uitbetaald.

Art.10. Het Agentschap Opgroeien regie kent vanuit het begrotingsartikel GDF-AGEF2MA-WT wat de voorzieningen in de jeugdhulp betreft en vanuit het begrotingsartikel GDF-AGEF2MA-WT wat de CKG's betreft, een extra bedrag ten belope van maximaal 798.500 euro (zevenhonderd achtennegentigduizend vijfhonderd euro) per week toe en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap kent vanuit het begrotingsartikel GB0-1GGF2RX-IS een extra bedrag ten belope van maximaal 1.287.500 euro (één miljoen tweehonderdzevenentachtigduizend vijfhonderd euro) per week toe voor de compensatie van bijkomende kosten voor de opvang van schoolkinderen die voor verblijf of schoolaanvullende dagopvang aan de voorziening werden toevertrouwd en die buiten de vakantieperiode geen school kunnen lopen tijdens de periode van 13 december 2021 tot en met 15 april 2022 door volgende voorzieningen:
  1° de MFC's;
  2° de CKG's;
  3° andere voorzieningen in de jeugdhulp.
  Het bedrag per voorziening wordt berekend door per halve dag uitzonderlijke opvang het aantal aanwezige uitzonderlijk opgevangen internen of kinderen die een overeenkomst hebben voor enkel schoolaanvullende dagopvang te vermenigvuldigen met 50 euro. De meerkosten dienen te worden verantwoord aan respectievelijk het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en aan het agentschap Opgroeien regie. De voorzieningen verstrekken daartoe de gevraagde inlichtingen of stukken aan het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en aan het agentschap Opgroeien regie.
  De voorzieningen, vermeld in het eerste lid, 1°, vragen de compensatie uiterlijk 1 juli 2022 aan bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap stelt daartoe een aanvraagformulier ter beschikking.
  De voorzieningen, vermeld in het eerste lid, 2°, en 3°, vragen de compensatie uiterlijk 1 juli 2022 aan bij het agentschap Opgroeien regie. Het agentschap Opgroeien regie stelt daartoe een aanvraagformulier ter beschikking.
  Het extra bedrag vermeld in het eerste lid, wordt, wat de voorzieningen in het eerste lid, 1°, betreft, door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, en wat de voorzieningen in het eerste lid, 2°, en 3°, betreft, door het agentschap Opgroeien regie uiterlijk op 30 september 2022 uitbetaald.

Art.11. Welzijnsvoorzieningen die afhankelijk zijn van leerlingenvervoer voor de dagopvang voor kinderen met bijzondere noden, signaleren aan de vervoerder welke noden zij in de weken waarin onderwijsactiviteiten omwille van Corona opgeschort worden, nog zullen hebben. Vervoer voor deze kinderen blijft gegarandeerd, zodat de kinderen de zorg krijgen die ze nodig hebben, en desgevallend ook deze ouders aan de slag kunnen blijven.
  Indien een welzijnsvoorziening bijkomend moet instaan voor vervoer van kinderen met speciale noden, dan kan ze hiervoor van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap een financiële compensatie krijgen voor de reëel gemaakte kosten. De welzijnsvoorziening verstrekt daartoe de gevraagde inlichtingen of stukken aan het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.

Art.12. Het Agentschap Binnenlands Bestuur en het Agentschap Opgroeien regie oefenen het toezicht uit op de naleving van de bepalingen vermeld in artikel 2 tot en met artikel 8 van dit besluit.
  Het Agentschap voor Onderwijsdiensten oefent het toezicht uit op de naleving van de bepalingen vermeld in artikel 9 van dit besluit.
  Het Agentschap opgroeien oefent het toezicht uit op de naleving van de bepalingen vermeld in artikel 10 van dit besluit.
  De begunstigden van de subsidie, vermeld in artikel 2, artikel 9 en artikel 10, verstrekken daartoe de gevraagde inlichtingen of stukken.

Art.13. Met behoud van de toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, zal de subsidie worden verminderd of teruggevorderd als de begunstigde van de subsidie de bepalingen van dit besluit niet naleeft.

Art.14. De Vlaamse minister, bevoegd voor het binnenlands bestuur en het stedenbeleid en de Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, en de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Art.15. Het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020 tot toekenning van een projectsubsidie ter compensatie van de kosten voor noodopvang van schoolkinderen wordt opgeheven.

Art. 16. Dit besluit treedt in werking op 13 december 2021.