Details





Titel:

28 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 1427-1517 MHz



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Terminologie en definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Algemeen
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Gebruik van de frequenties
Art. 4-6
HOOFDSTUK 4. - Rechten voor het gebruik van het radiospectrum en de controle op de frequenties
Art. 7
HOOFDSTUK 5. - Controle
Art. 8
HOOFDSTUK 6. - Dekkingsvereisten
Art. 9
HOOFDSTUK 7. - Procedure voor de toekenning van gebruiksrechten
Afdeling 1. - Kandidatuur
Art. 10-14
Afdeling 2. - Onderzoek van de kandidaturen
Art. 15-17
Afdeling 3. - Procedure
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. 18-23
Onderafdeling 2. - Veiling
Art. 24-34
Onderafdeling 3. - Positie
Art. 35-39
Afdeling 4. - Toekenning van de gebruiksrechten
Art. 40-41
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 42



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Terminologie en definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° "eindtoestel": radioapparatuur van een eindgebruiker;
  2° "radiotoegang": verbindingen via radiogolven tussen een eindtoestel en een basisstation;
  3° "netwerk voor radiotoegang": geheel van de basisstations die nodig zijn om radiotoegang te verlenen;
  4° "gebruiksrechten": door het Instituut toegekende rechten die het gebruik dekken van de frequenties vermeld in artikel 4;
  5° "1400 MHz-operator": operator die gebruiksrechten heeft verworven;
  6° "controle met betrekking tot een persoon": de bevoegdheid in rechte of in feite om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders van die persoon of op de oriëntatie van het beheer ervan. De controle kan exclusief of gezamenlijk, direct of via een tussenpersoon worden uitgeoefend en wordt geïnterpreteerd conform de artikelen 1:14 tot 1:18 van het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen, Deel 1, Boek 1, Titel 4, Hoofdstuk 1, op voorwaarde dat wanneer er sprake is van een meerderheid, deze meerderheid 50% of meer bedraagt;
  7° "relevante groep": ten opzichte van een persoon (de "eerste persoon"):
  a) de eerste persoon, en;
  b) elke persoon die wordt gecontroleerd door de eerste persoon, en;
  c) elke persoon (de "tweede persoon") die de eerste persoon controleert, en;
  d) elke persoon die wordt gecontroleerd door de tweede persoon, en;
  e) elke persoon waarmee een van de onder a) tot c) beoogde personen een consortium vormt in de betekenis van artikel 1:19 van het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen, Deel 1, Boek 1, Titel 4, Hoofdstuk 2.
  8° "fictieve identiteit van een kandidaat": fictieve naam die door het Instituut aan de kandidaat wordt gegeven. Tot aan de laatste ronde van de in de artikelen 24 tot 34 bedoelde veiling is de echte identiteit van de kandidaat die aan de fictieve identiteit gelinkt is, enkel bekend voor het Instituut en voor de kandidaat.

HOOFDSTUK 2. - Algemeen
Art.2. . Dit besluit is van toepassing op iedere operator die een kennisgeving heeft gedaan overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en die frequenties wenst te verwerven voor het aanbieden van radiotoegang in de frequentiebanden vermeld in artikel 4.

Art.3. § 1. De gebruiksrechten zijn geldig voor een periode van twintig jaar vanaf de datum vastgelegd door het Instituut conform artikel 40, § 2.
  Na afloop van die eerste periode kunnen de gebruiksrechten telkens voor vijf jaar worden verlengd door het Instituut. Daartoe neemt het Instituut een beslissing uiterlijk twee jaar voor het verstrijken van de periode en na de betrokken operator te hebben gehoord.
  § 2. De gebruiksrechten dekken het gebruik van de radiostations die opgesteld zijn door de 1400 MHz-operator op het gehele nationale vasteland, en het gebruik van de eindtoestellen die aangesloten zijn op het netwerk voor radiotoegang. De gebruiksrechten zijn niet geldig voor radiostations die de 1400MHz-operator uitrolt in het nationale luchtruim, in de territoriale wateren of in de exclusieve economische zone van België in de Noordzee.

HOOFDSTUK 3. - Gebruik van de frequenties
Art.4. § 1. Het Instituut wijst, overeenkomstig de bepalingen in Hoofdstuk 7, de volgende frequentieblokken toe:
  1° het frequentieblok 1427-1452 MHz;
  2° het frequentieblok 1492-1517 MHz;
  3° 8 generieke frequentieblokken van 5 MHz in de frequentieband gelegen tussen 1452 MHz en 1492 MHz.
  Om de blokken te identificeren tijdens het maken van een bod conform artikel 26, worden de in 3° beoogde blokken genummerd van 1 tot 8. Het nummer van het blok is in geen geval een indicatie van zijn positie in de frequentieband.
  § 2. De frequentieband 1427-1517 MHz is voorbehouden voor het uitzenden door de basisstations.
  § 3. Een relevante groep ten opzichte van een 1400 MHz-operator kan niet meer dan 45 MHz innemen in de frequentieband 1427-1517 MHz.
  Een relevante groep ten opzichte van een 1400 MHz-operator kan niet meer dan 20 MHz innemen in de frequentieband 1452-1492 MHz.
  § 4. Het Instituut mag, na de betrokken partijen te hebben gehoord, de verdeling van de toegewezen frequenties wijzigen, zonder de kwantiteit spectrum toegekend aan elke operator te wijzigen, in objectief gerechtvaardigde gevallen om het doeltreffende, efficiënte en gecoördineerde gebruik van radiospectrum te bevorderen, binnen redelijke termijnen en verhoudingen.

Art.5. Het houden van eindtoestellen die bestemd zijn om te werken op de frequentiebanden vermeld in artikel 4 is vrijgesteld van de vergunningen of gebruiksrechten bedoeld in artikel 13/1, § 1, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.

Art.6. De 1400 MHz-operator respecteert de verplichtingen die voortvloeien uit de grensoverschrijdende coördinatie in het kader van de internationale overeenkomsten die het Instituut gesloten heeft.

HOOFDSTUK 4. - Rechten voor het gebruik van het radiospectrum en de controle op de frequenties
Art.7. § 1. De 1400 MHz-operator betaalt een heffing genaamd jaarlijks recht voor de terbeschikkingstelling van frequenties.
  Het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van frequenties bedraagt 50.000 euro per toegewezen MHz. De jaarlijkse rechten voor de terbeschikkingstelling van de frequenties worden verlaagd met 50% de drie eerste jaar van de eerste periode van geldigheid van de gebruiksrechten.
  Het bedrag van dat recht is onafhankelijk van het aantal stations voor radiocommunicatie die de frequentie in kwestie exploiteren.
  § 2. De 1400 MHz-operator betaalt het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties, voor de frequentieblokken toegewezen op 1 januari van het jaar waarop het recht betrekking heeft, uiterlijk 31 januari van het jaar waarop het recht betrekking heeft.
  De eerste betaling van het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van elk toegewezen frequentieblok wordt verricht binnen de dertig dagen vanaf de aanvang van de geldigheidsperiode van de gebruiksrechten voor dat frequentieblok, naar rata van het aantal dagen dat overblijft tot 31 december van het lopende jaar.
  Indien de gebruiksrechten voor een frequentieblok verstrijken, is het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling voor dat frequentieblok verschuldigd tot de dag waarop de gebruiksrechten verstrijken.
  § 3. De bedragen worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat basis 2013=100 als referentieperiode heeft.
  De aanpassing geschiedt met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand december 2016. Na toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere honderdtal in euro.

HOOFDSTUK 5. - Controle
Art.8. § 1. Een 1400 MHz-operator is ertoe gehouden op verzoek van het Instituut alle informatie te verstrekken over de voortgang van de aanleg van zijn netwerk, de commercialisering van de diensten en zijn financiële toestand.
  § 2. De 1400 MHz-operator stuurt elk jaar, uiterlijk op 30 juni, aan het Instituut een verslag over zijn activiteiten van het voorgaande jaar. Dat verslag bevat minstens de volgende informatie:
  1° de gerealiseerde dekkingszone;
  2° een beschrijving van de aangeboden diensten;
  3° het aantal klanten.
  De 1400 MHz-operator verleent kosteloos zijn medewerking aan elk verzoek van het Instituut dat bedoeld is om na te gaan of de bepalingen van dit besluit of van de gebruiksrechten nageleefd worden.
  § 3. De 1400 MHz-operator stelt het Instituut gratis tien dienstaansluitingen op zijn netwerk ter beschikking om het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit of van de gebruiksrechten mogelijk te maken.

HOOFDSTUK 6. - Dekkingsvereisten
Art.9. § 1. De 1400 MHz-operator brengt het publiek duidelijk en precies op de hoogte over de dekking die door zijn dienst wordt geboden. De verstrekte informatie stelt het publiek in staat om ondubbelzinnig vast te stellen waar het van de betreffende dienst gebruik kan maken. De informatie wordt gepubliceerd op de website van de operator volgens de bepalingen die hij vastlegt.
  § 2. Deze informatie wordt eveneens ten minste tweemaal per jaar aan het Instituut bezorgd.

HOOFDSTUK 7. - Procedure voor de toekenning van gebruiksrechten
Afdeling 1. - Kandidatuur
Art.10. Een operator die gebruiksrechten wil verwerven, dient zijn kandidatuur in in de vorm en volgens de voorwaarden die in dit hoofdstuk worden vastgesteld.

Art.11. § 1. De kandidaat blijft gebonden door zijn kandidatuur vanaf de indiening ervan tot:
  1° hem gebruiksrechten worden toegewezen, of;
  2° hij zich op regelmatige wijze terugtrekt uit de procedure tot toekenning van gebruiksrechten, of;
  3° hij wordt uitgesloten van de procedure.
  § 2. De kandidaat mag geen enkele wijziging aanbrengen aan zijn kandidatuur na de indiening ervan.
  § 3. De kandidaat is verplicht het Instituut onmiddellijk schriftelijk in kennis te stellen van gebeurtenissen en feiten die een invloed hebben of zouden kunnen hebben op de verklaringen die de kandidaat aflegde overeenkomstig artikel 13.

Art.12. § 1. De kandidaatstelling gebeurt als volgt:
  1° tussen 9 en 17 uur op werkdagen, en uiterlijk op de datum en het uur zoals bepaald door het Instituut en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;
  2° bij het Instituut, tegen ontvangstbewijs;
  3° in twee exemplaren, met aanduiding van een origineel exemplaar, ondertekend door de gemachtigde vertegenwoordigers van de kandidaten.
  § 2. In de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad duidt het Instituut aan welke frequentieblokken zoals vermeld in artikel 4, § 1, zijn betrokken.

Art.13. § 1. De kandidatuur bevat de volgende informatie:
  1° het telefoon- en faxnummer in de EU waarop de kandidaat op werkdagen, tussen 8 en 19 uur, bereikt kan worden en het adres dat voor deze procedure geldt als het officiële adres van de kandidaat met de bedoeling er documenten af te leveren, kennisgevingen te doen geworden en betekeningen te verrichten;
  2° de namen, titels, hoedanigheden en handtekeningen van minstens één persoon die wettelijk bevoegd is om de kandidaat ten volle te vertegenwoordigen krachtens de wet of de statuten van de kandidaat voor alle handelingen die verband kunnen hebben met de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten;
  3° de statuten van de kandidaat of, bij gebreke daarvan, equivalente documenten die de werking van de kandidaat regelen;
  4° het bewijs, of indien een dergelijk bewijs niet uitgereikt wordt in het land waar de zetel van de kandidaat gevestigd is, een verklaring onder ede dat de kandidaat:
  a) niet in staat van faillissement of van vereffening of een gelijkaardige toestand verkeert, en;
  b) geen aangifte van faillissement heeft gedaan en niet betrokken is in een procedure van vereffening of van gerechtelijk akkoord of in een soortgelijke procedure volgens een buitenlandse regelgeving;
  5° een gedetailleerd, duidelijk en volledig overzicht van de aandeelhoudersstructuur van de kandidaat;
  6° het bewijs van de betaling van het bedrag bedoeld in artikel 14;
  7° het bankrekeningnummer van de kandidaat waarop het bedrag bedoeld in artikel 17 of 40, § 4, kan worden teruggestort;
  8° de technische norm of technologie die de kandidaat van plan is te gebruiken;
  9° het bewijs van kennisgeving overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
  § 2. Het Instituut legt het formaat vast dat de kandidaturen moeten naleven.

Art.14. § 1. De kandidaat betaalt een bedrag van één miljoen euro. Deze waarborg wordt uiterlijk op de datum van indiening van de kandidaturen onvoorwaardelijk, onherroepelijk, in opeisbare sommen en in euro, ten voordele van de Belgische Staat gestort bij de Nationale Bank van België, op een rekening bekendgemaakt door het Instituut.
  § 2. De waarborg brengt interest op tegen de rentevoet van de depositofaciliteit van de Europese Centrale Bank. De interesten worden gekapitaliseerd op de laatste werkdag van het Europees betalingssysteem TARGET van elke maand. De waarborg van de kandidaten die gebruiksrechten verkrijgen, brengt interest op tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de gebruiksrechten aanvangen. De waarborg van de kandidaten die geen gebruiksrechten verkrijgen, brengt interest op tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop hij wordt teruggestort.

Afdeling 2. - Onderzoek van de kandidaturen
Art.15. Indien meerdere kandidaten deel uitmaken van eenzelfde relevante groep ten opzichte van een kandidaat, dan wordt slechts één toegelaten tot de procedure.
  De betrokken kandidaten kiezen, op verzoek van het Instituut, de persoon uit hun midden die zal deelnemen aan de procedure.
  Bij gebrek aan een dergelijke keuze worden alle betrokken kandidaten uitgesloten uit de procedure.

Art.16. Het Instituut neemt een beslissing over de ontvankelijkheid van elke ingediende kandidatuur krachtens de artikelen 12, 13, 14 en 15.
  Het Instituut brengt de beslissing omtrent de ontvankelijkheid van zijn kandidatuur ter kennis van elke kandidaat.
  Het Instituut deelt tegelijk aan de ontvankelijk bevonden kandidaten het aantal ontvankelijk bevonden kandidaten mee.

Art.17. De waarborg, met inbegrip van de interesten, van de onontvankelijk bevonden kandidaten wordt teruggestort op de rekening die werd meegedeeld overeenkomstig artikel 13, § 1, 7°.

Afdeling 3. - Procedure
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art.18. Het Instituut bepaalt de wijze van communicatie tussen het Instituut en de kandidaten tijdens de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten.

Art.19. Alle kandidaten onthouden zich van elke gedraging of bekendmaking die het goede en ordelijke verloop van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten verstoort.

Art.20. Alle kandidaten onthouden zich, op straffe van uitsluiting van de kandidatuur, van de uitwisseling van vertrouwelijke informatie en van afspraken met andere kandidaten en van elke andere handeling die de uitkomst van de procedure kan beïnvloeden of die afbreuk kan doen aan de mededinging tijdens de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten.

Art.21. Het Instituut staat in voor het ordelijk verloop en de praktische organisatie van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten. Hiertoe kan het Instituut alle nodige maatregelen treffen.

Art.22. § 1. Het Instituut stelt de inbreuken vast die leiden tot nietigheid van het bod of uitsluiting van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten. Het Instituut beslist in elk geval tot uitsluiting van de kandidaat indien de kandidaat een inbreuk maakt op artikel 20.
  § 2. Bovendien dient het Instituut in dit geval eveneens klacht in bij de bevoegde mededingingsautoriteiten en legt het klacht met burgerlijke partijstelling neer bij de bevoegde onderzoeksrechter.

Art.23. De procedure tot toekenning van de gebruiksrechten bestaat uit:
  1° een veiling, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 24 tot 34, van de frequentieblokken vermeld in artikel 4, § 1;
  2° een bijkomende ronde, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 35 tot 39, opdat de kandidaten bijkomende biedingen kunnen indienen voor hun voorkeursplaatsen.

Onderafdeling 2. - Veiling
Art.24. Voor de aanvang van de toewijzing bij opbod brengt het Instituut de kandidaten de volgende informatie ter kennis:
  1° elke relevante informatie die de kandidaat dient te gebruiken om een bod uit te brengen en om te bewijzen dat elke mededeling die hij in het kader van de toewijzing bij opbod doet van hem afkomstig is;
  2° het tijdstip van begin en einde van de eerste ronde;
  3° het bedrag van het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok voor de eerste ronde;
  4° in voorkomend geval, de overige inlichtingen en documenten die de kandidaat nodig heeft om te kunnen deelnemen aan de toewijzing bij opbod.

Art.25. § 1. Het Instituut beslist wanneer de opeenvolgende rondes worden georganiseerd en brengt de kandidaten daarvan op de hoogte.
  Tijdens elke ronde kan elke kandidaat aan het Instituut het volgende melden:
  1° zijn bod of meerdere biedingen, overeenkomstig artikel 26, of;
  2° zijn beroep op een paskaart, overeenkomstig artikel 29, of;
  3° zijn terugtrekking uit de bieding, overeenkomstig artikel 30.
  § 2. Indien een kandidaat die overeenkomstig artikel 26 een bod kan uitbrengen, geen van de drie in de eerste paragraaf vermelde mededelingen doet tijdens de door het Instituut vastgelegde duur van de ronde, dan zal worden aangenomen dat hij gebruik heeft gemaakt van een paskaart indien de betrokken kandidaat nog paskaarten heeft, overeenkomstig artikel 29. Indien de kandidaat geen paskaarten meer heeft en voor geen enkel frequentieblok over het hoogste regelmatige bod beschikt, dan zal worden aangenomen dat hij zich heeft teruggetrokken uit de toewijzing bij opbod.

Art.26. § 1. De kandidaat brengt zijn bod uit op de door het Instituut aangegeven wijze en binnen de vastgelegde duur van elke ronde.
  § 2. Het bod identificeert één enkel, welbepaald frequentieblok.
  § 3. Het Instituut stelt het bedrag van het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok vast voor de opeenvolgende ronden op basis van de volgende principes:
  1° het bedrag van het minimumbod voor een gegeven frequentieblok is gelijk aan het bedrag van het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok, vermeerderd met een percentage tussen 0 en 10%;
  2° het bedrag van het maximumbod voor een gegeven frequentieblok is gelijk aan het bedrag van het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok, vermeerderd met een percentage tussen 0 en 50%.
  § 4. Het bedrag van elk bod voor een frequentieblok bestaat uit een bedrag dat een heel veelvoud is van 10.000 euro.
  § 5. Het bedrag van het minimumbod in de eerste ronde wordt vastgelegd in overeenstemming met artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
  § 6. Een kandidaat mag geen bod uitbrengen voor een frequentieblok waarvoor hij het hoogste regelmatige bod heeft.
  § 7. Het geheel van de biedingen van een kandidaat moet conform de beperkingen opgelegd in artikel 4, § 3, zijn.
  § 8. Het Instituut legt de regels vast in verband met de activiteit van de kandidaten.

Art.27. Elke kandidaat is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden tot een andere kandidaat een hoger regelmatig bod uitbrengt voor het frequentieblok.

Art.28. Uiterlijk op het ogenblik waarop het totale bedrag voor alle biedingen die door de kandidaat zijn gedaan, een veelvoud van 10 miljoen euro overschrijdt en vanaf 30 miljoen euro verhoogt de kandidaat telkens zijn waarborg met een storting van 0,5 miljoen euro.
  Het bewijs van de verhoging van de waarborg komt bij het Instituut toe voor het ogenblik waarop de kandidaat het bod uitbrengt dat aanleiding geeft tot de verhoging van de waarborg. Een bod uitgebracht zonder de vereiste verhoging van de waarborg is nietig.

Art.29. Elke kandidaat mag een beroep doen op een paskaart als alternatief voor een bod of een terugtrekking. Een kandidaat mag in totaal maximaal driemaal passen tijdens de toewijzing bij opbod.

Art.30. Elke kandidaat, met uitzondering van de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok, mag zich uit de toewijzing bij opbod terugtrekken. Deze terugtrekking is definitief en onherroepelijk.

Art.31. Indien in een ronde twee of meer kandidaten hetzelfde bod uitbrengen op een gegeven frequentieblok, dan bepaalt het Instituut via loting het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok.

Art.32. Na elke ronde brengt het Instituut de overblijvende kandidaten de volgende informatie ter kennis:
  1° het bedrag van het hoogste regelmatige bod alsook de fictieve identiteit van de kandidaat die het heeft uitgebracht voor elk frequentieblok;
  2° het tijdstip van begin en einde van de volgende ronde;
  3° het bedrag van het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok voor de volgende ronde.

Art.33. De laatste ronde is de ronde waarbij op het einde geen enkele kandidaat het Instituut in kennis stelt van een bod of zijn beroep op een paskaart.

Art.34. Na afloop van de laatste ronde, bedoeld in artikel 33 stelt het Instituut het hoogste regelmatige bod vast per frequentieblok en deelt het voor elk frequentieblok aan de kandidaten die het hoogste regelmatig bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok mee wat het bedrag van het hoogste regelmatige bod is alsook welke kandidaat dat bod heeft uitgebracht.

Onderafdeling 3. - Positie
Art.35. Alle kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok mogen binnen een door het Instituut vastgestelde termijn, aan het Instituut een gemeenschappelijk voorstel meedelen voor de positie van de verschillende frequentieblokken.
  Indien het Instituut het gemeenschappelijke voorstel aanvaardt, wordt de bijkomende ronde bedoeld in de artikelen 36 tot 39 niet gehouden.

Art.36. § 1. Het Instituut stelt een exhaustieve lijst op van de opties voor de positionering voor de verschillende frequentieblokken in de frequentieband 1427-1517 MHz.
  § 2. Voor alle opties, worden alle blokken waarvoor een gegeven kandidaat het hoogste regelmatige bod heeft uitgebracht, aaneengrenzend geplaatst.

Art.37. Het Instituut deelt de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok de volgende inlichtingen mee:
  1° de lijst van de opties voor positionering van de verschillende frequentieblokken;
  2° het moment van het begin en het einde van de bijkomende ronde, tijdens welke de kandidaten hun bijkomende biedingen met betrekking tot de positionering van de frequentieblokken kunnen doen.

Art.38. § 1. Tijdens de bijkomende ronde kan elke kandidaat een of meer bijkomende biedingen doen conform § 2.
  § 2. Elk bijkomend bod identificeert een bepaalde optie.
  Het bedrag van het bod mag nul zijn en is niet beperkt.

Art.39. § 1. Na de bijkomende ronde berekent het BIPT voor elke optie de som van de bijkomende biedingen uitgebracht voor deze optie.
  § 2. De gekozen optie is deze waarvoor de som van de uitgebrachte bijkomende biedingen het hoogste is.
  Indien een of meer opties dezelfde grootste som van de uitgebrachte bijkomende biedingen hebben, bepaalt het Instituut via loting de gekozen optie.

Afdeling 4. - Toekenning van de gebruiksrechten
Art.40. § 1. Het Instituut kent gebruiksrechten toe aan de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor de verschillende frequentieblokken.
  § 2. Het Instituut bepaalt de datum van aanvang van de geldigheidsduur van de gebruiksrechten.
  § 3. Het Instituut deelt elke kandidaat samen met zijn gebruiksrechten het te betalen saldo mee.
  Het totale bedrag van de enige heffing is gelijk aan de som van de bedragen van de hoogste regelmatige biedingen uitgebracht door de kandidaat en het bedrag van de bijkomende bieding uitgebracht door de kandidaat met betrekking tot de gekozen opties voor positionering.
  § 4. De waarborg, met inbegrip van de interesten, van de kandidaten waaraan geen gebruiksrechten worden toegekend, wordt op hun rekening teruggestort, overeenkomstig artikel 13, § 1, 7°.
  § 5. In afwijking van § 4 wordt de waarborg niet teruggestort aan kandidaten die geen enkel bod hebben uitgebracht in overeenstemming met artikel 26.

Art.41. De betalingsmodaliteiten zijn in overeenstemming met artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
  Niet-betaling of laattijdige of onvolledige betaling van het saldo van de enige heffing houdt het verval van rechtswege van de gebruiksrechten in. De 1400 MHz-operator van wie de gebruiksrechten vervallen zijn verklaard, wordt uitgesloten van iedere kandidatuur in de zin van artikel 10.

HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 42. De minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.