14 JULI 2021. - Koninklijk Besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen en strekkende tot de indeling van handelingen als klasse IV en tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 oktober 2009 tot bepaling van de bedragen en de betalingswijze van de retributies geheven met toepassing van de reglementering betreffende de bescherming tegen ioniserende straling
Art. 1-6
Artikel 1. In de titel van artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, worden de woorden "Indeling van de inrichtingen waar handelingen uitgevoerd worden" vervangen door de woorden "Indeling van de inrichtingen".
Art.2. In artikel 3.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 mei 2006, 26 april 2012, 30 september 2014, 6 december 2018, 29 mei 2020 en 20 juli 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 3.1.c)2. wordt vervangen als volgt:
"de installaties waar toestellen die ioniserende stralingen kunnen voortbrengen gebruikt worden die niet vermeld worden in artikel 3.1.b) en geen aanleiding geven tot een vrijstelling met toepassing van artikel 3.1.d).";
2° in de inleidende zin van punt 3.1.d) worden de woorden "klasse IV, of de klasse die is vrijgesteld van aangifte en van vergunning: de inrichtingen waar één of meerdere van de volgende installaties zijn ondergebracht:" vervangen door de woorden "klasse IV, of de klasse die is vrijgesteld van aangifte en van vergunning: de inrichtingen waar één of meerdere van de volgende handelingen worden uitgevoerd:";
3° in het eerste lid van punt 3.1.d)1. worden de woorden "de installaties, met uitzondering van deze beschreven in de punten 3., b) en d) van artikel 3.1, b), waar radioactieve stoffen gebruikt worden of in het bezit worden gehouden, waarvan:" vervangen door de woorden "met uitzondering van de handelingen beschreven in de punten 3. b) en d) van het artikel 3.1.b), het in gebruik nemen of het in bezit houden van radioactieve stoffen, onder niet-ingekapselde of ingekapselde vorm, radioactieve afvalstoffen inbegrepen, waarvan:";
4° punt 3.1.d)2. wordt vervangen als volgt:
"het in gebruik nemen of het in bezit houden van toestellen, die radioactieve stoffen bevatten, voor beeldvorming van de verdeling van radioactieve stoffen in het lichaam van een persoon of dier in een installatie die gedekt wordt door artikel 3.1.b)3.b voor zover alle onderstaande voorwaarden voldaan zijn:
- de aanwezigheid van de radioactieve stoffen is het gevolg van het gebruik van materialen voor de detectie van ioniserende stralingen die natuurlijke radionucliden bevatten;
- de hoeveelheden van de radionucliden per toestel overschrijden in hun totaliteit of per eenheid van massa de vrijstellingsniveaus vastgelegd in bijlage IA niet;
- de structuur van het toestel verhindert dat, bij normaal gebruik, er enige verspreiding van radioactieve stoffen in de omgeving kan zijn.";
5° punt 3.1.d)3. wordt vervangen als volgt:
"het gebruik van kathodestraalbuizen, bestemd voor de visuele beeldweergave.";
6° punt 3.1.d)4. wordt vervangen als volgt:
"het gebruik van om het even welk toestel dat werkt met een maximaal potentiaalverschil dat kleiner is of gelijk aan 30 kV, voor zover voldaan is aan alle onderstaande voorwaarden:
- het toestel is volledig afgeschermd en de stralingsbundel is bij normaal gebruik, onderhoud van het toestel inbegrepen, niet toegankelijk waardoor er zich op geen enkel moment een lichaamsdeel in de stralingsbundel kan bevinden;
- de afmetingen van het toestel zijn zodanig dat er zich geen persoon binnen in het toestel kan bevinden;
- het toestel is zo ontworpen dat voorzienbare fouten, gebreken en verstoringen in het proces niet mogen leiden tot een minder veilige werking;
- bij normaal gebruik veroorzaakt het toestel op geen enkel punt op 0,1 m van de bereikbare buitenzijde ervan een dosistempo dat groter is dan 1 microsievert per uur.
Het Agentschap kan op haar initiatief en op kosten van de aanvrager, een verslag van een deskundige erkend in de fysische controle vragen aan de aanvrager teneinde na te gaan of er voldaan is aan de hierboven vermelde criteria.";
7° punt 3.1.d)5. wordt vervangen als volgt:
"het in gebruik nemen en het in bezit houden van consumptiegoederen die radioactieve stoffen bevatten, waarvan het gebruik overeenkomstig artikel 65.3 werd toegelaten en vrijgesteld van voorafgaande vergunning.";
8° er wordt een punt 3.1.d)6. ingevoegd, luidende:
"Het in gebruik nemen of het in bezit houden van de radionucliden Nd-144, Sm-147, Rb-87, In-115 en Re-187, welke ook de beschouwde hoeveelheden zijn.";
9° er wordt een punt 3.1.d)7. ingevoegd, luidende:
"het in gebruik nemen of het in bezit houden van natuurlijk en verarmd uranium evenals van natuurlijk thorium voor zover deze stoffen voorkomen in hoeveelheden van minder dan of gelijk aan respectievelijk 5 MBq (uraan) en 50 kBq (thorium). In grotere hoeveelheden dan deze grenzen worden deze inrichtingen in klasse III gerangschikt.";
10° punt 3.1.d) wordt aangevuld met een lid luidende:
"De handelingen die als klasse IV worden ingedeeld zijn steeds vrijgesteld van vergunning, ook al bevinden deze zich in inrichtingen van klasse I, II of III."
Art.3. In artikel 31.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 juli 2020 worden in punt d) de woorden ",1, 3 en 5" opgeheven.
Art.4. Artikel 3.2 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.5. In tabel 1 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 27 oktober 2009 tot bepaling van de bedragen en de betalingswijze van de retributies geheven met toepassing van de reglementering betreffende de bescherming tegen ioniserende straling, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 2013 en 12 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de rij die begint met 3.1.d)2 wordt opgeheven;
2° de rij die begint met 3.1.d)4 wordt opgeheven.
Art. 6. Onze minister tot wiens bevoegdheid de Binnenlandse Zaken behoren is belast met de uitvoering van dit besluit.