15 JUNI 2021. - Besluit van de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met het Tewerkstellingsbeleid, houdende de delegatie van bevoegdheden aan ambtenaren van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel in het kader van de economische migratie
Art. 1
Afdeling I. - Delegatie van bevoegdheden inzake de tewerkstelling van bezoldigde buitenlandse arbeidskrachten
Art. 2
Afdeling II. - Delegatie van bevoegdheden inzake beroepskaarten voor buitenlandse zelfstandige arbeidskrachten
Art. 3-4
Afdeling III. - Opheffingsbepalingen
Art. 5
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit bedoelt men met:
1° Minister: de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, zoals bepaald in artikel 6, 61, IX van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980;
2° Personeelslid: personeelslid van rang A in de zin van artikel 16, 1° van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel;
3° Bestuur: de directie Economische Migratie bij Brussel Economie en Werkgelegenheid van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel, als bedoeld in artikel 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 maart 2015 tot regeling van de naamswijziging van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
4° Samenwerkingsakkoord: het Samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de federale staat, het Waalse Gewest, het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten;
5° Wet van 19 februari 1965: de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen;
6° Wet van 30 april 1999: de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;
7° Koninklijk besluit van 2 augustus 1985: het koninklijk besluit van 2 augustus 1985 houdende uitvoering van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen;
8° Koninklijk besluit van 9 juni 1999: het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;
Afdeling I. - Delegatie van bevoegdheden inzake de tewerkstelling van bezoldigde buitenlandse arbeidskrachten
Art.2. § 1 De volgende bevoegdheden worden gedelegeerd aan de personeelsleden van het Bestuur:
1° de bevoegdheid om te oordelen over de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag, in toepassing van artikel 19 van het Samenwerkingsakkoord;
2° de bevoegdheid om de toelating tot arbeid zoals bedoeld in Afdeling 3 van Hoofdstuk IV van het Samenwerkingsakkoord af te leveren of te weigeren, alsook de bevoegdheid om deze toelating te hernieuwen of te wijzigen, en om te weigeren deze toelating te hernieuwen of te wijzigen;
3° naast de in het Samenwerkingsakkoord beoogde toelatingen, de bevoegdheid om de toelating tot arbeid en de arbeidsvergunning af te leveren of te weigeren, alsook de bevoegdheid om de toelating tot arbeid en de arbeidsvergunning te wijzigen of te hernieuwen, of te weigeren ze te wijzigen of te hernieuwen, zoals bepaald door het koninklijk besluit van 9 juni 1999;
4° de bevoegdheid om de toelating tot arbeid stop te zetten, in de zin van het artikel 36, § 1 van het Samenwerkingsakkoord en het artikel 35 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999;
5° de bevoegdheid om bijzondere voorwaarden te bepalen bij de toekenning van een toelating tot arbeid, in de zin van artikel 6 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999;
6° de bevoegdheid om het beroep, zoals beoogd in de artikelen 9 en 10 van de wet van 30 april 1999, niet-ontvankelijk te verklaren, als het beroep niet voldoet aan de voorwaarden die zijn bepaald in voornoemde artikelen.
§ 2. Alle gedelegeerde bevoegdheden in § 1 betreffen de delegatie van bevoegdheden inzake de behandeling en briefwisseling, zoals bepaald in de betrokken wetgeving of zoals vereist wegens de naleving van de principes van goed bestuur, met inbegrip van de verlenging van de termijn voor de verwerking van de aanvragen in toepassing van het artikel 25, § 3 van het Samenwerkingsakkoord.
Afdeling II. - Delegatie van bevoegdheden inzake beroepskaarten voor buitenlandse zelfstandige arbeidskrachten
Art.3. § 1 De bevoegdheden voorbehouden aan de gemachtigde ambtenaar in de wet van 19 februari 1965 worden gedelegeerd aan de personeelsleden van het Bestuur.
§ 2 Alle gedelegeerde bevoegdheden in § 1 betreffen de delegatie van bevoegdheden inzake de behandeling en briefwisseling, zoals bepaald in de betrokken wetgeving of zoals vereist wegens de naleving van de principes van goed bestuur.
Art.4. De personeelsleden van het Bestuur zijn gemachtigd om de beroepskaarten te ondertekenen, in toepassing van het artikel 8, 1ste lid van het koninklijk besluit van 2 augustus 1985.
Afdeling III. - Opheffingsbepalingen
Art. 5. Worden opgeheven:
1° het ministerieel besluit van 9 mei 2009 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden inzake de toepassing van de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten aan ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
2° het ministerieel besluit van 7 mei 2015 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden inzake de toepassing van de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse zelfstandige arbeidskrachten aan ambtenaren van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel;
3° het besluit van de adjunct-secretaris-generaal van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 2 februari 2012 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden inzake de toepassing van de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten aan de directeur-generaal van het bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
4° het besluit van de directeur-generaal van Brussel Economie en Werkgelegenheid van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel van 11 juli 2016 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden betreffende de tewerkstelling van buitenlandse zelfstandige arbeidskrachten aan ambtenaren van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel;
5° het besluit van de directeur-generaal van Brussel Economie en Werkgelegenheid van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel van 11 juli 2016 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden betreffende de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten aan ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;