26 FEBRUARI 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de VLAREME van 28 oktober 2016, wat betreft het gebruik van debietmeters in bewerkings- en verwerkingseenheden
Art. 1-7
Artikel 1. Aan artikel 2.1.5.1 van de VLAREME van 28 oktober 2016, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt:
"Voor het bepalen van de geproduceerde hoeveelheid vloeibare andere meststoffen, uitgedrukt in ton, als vermeld in het eerste lid, 2°, plaatst en gebruikt de uitbater debietmeters die geplaatst zijn op elk afvoerpunt van vloeibare andere meststoffen. Op deze debietmeters zijn de bepalingen van artikel 2.2.3.4, van overeenkomstige toepassing."
Art.2. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2020, wordt een artikel 2.2.3.4 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 2.2.3.4. § 1. Ter staving van de werking van een bewerkings- of verwerkingseenheid en van de notities in het register, vermeld in artikel 24, § 3 van het Mestdecreet van 22 december 2006, plaatsen en gebruiken de uitbaters van een bewerkings- of verwerkingseenheid debietmeters die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in dit artikel.
Op elke bewerkings- of verwerkingseenheid wordt een debietmeter geplaatst op elk aanvoer- of afvoerpunt van vloeibare meststromen.
Op elke bewerkings- of verwerkingseenheid wordt een debietmeter geplaatst op elke relevante interne overgang binnen de bewerkings- of verwerkingseenheid. Onder een relevante interne overgang wordt een interne overgang verstaan die de werking van de bewerkings- of verwerkingseenheid staaft. Hieronder wordt begrepen dat uit de gegevens die door de debietmeters geregistreerd worden, blijkt dat de mest verwerkt of bewerkt is volgens het ontwerp van de betrokken bewerkings- of verwerkingseenheid. De relevante interne overgangen binnen de installatie worden voor elke bewerkings- of verwerkingseenheid door de Mestbank in overleg met de betrokken uitbater bepaald in het kader van de aanvraag tot registratie van de betrokken debietmeters, als vermeld in paragraaf 6.
§ 2. De debietmeters die gebruikt worden ter staving van de werking van een bewerkings- of verwerkingseenheid en van de notities in het register, voldoen aan al de volgende voorwaarden:
1° ze registreren het begin- en eindmoment van de weging;
2° ze registreren de debietmeterstand bij het begin- en eindmoment van de weging;
3° ze beschikken over een uniek identificatienummer als vermeld in paragraaf 6, derde lid;
4° ze zijn verbonden met het internet op een manier waardoor de gegevens die de debietmeter registreert, automatisch verzonden worden naar het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt.
5° ze controleren continu hun werking en geven automatisch een signaal naar het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt, als de debietmeter niet operationeel is of als de debietmeter vaststelt dat hij niet langer correct werkt.
§ 3. De debietmeter registreert tijdens elke weging minstens de volgende gegevens:
1° het begin- en eindmoment van de weging. Als de weging betrekking heeft op een vracht, kan ze altijd maar op één vracht betrekking hebben;
2° de debietmeterstand bij het begin- en eindmoment van de weging;
3° het identificatienummer van de debietmeter in kwestie;
4° in geval van debietmetingen waar tussen het begin- en eindmoment van de weging meer dan zeven dagen zitten, de debietmeterstand na elke zeven dagen, tot het eindmoment van de weging.
Als de weging betrekking heeft op een aanvoer of afvoer waarvoor een transportdocument is opgemaakt, wordt het nummer van het transportdocument in kwestie geregistreerd. Dat nummer wordt samen met de gegevens van de weging, vermeld in het eerste lid, op digitale wijze verzonden naar het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt.
De gegevens vermeld in het eerste lid en, in voorkomend geval, de gegevens vermeld in het tweede lid, worden op digitale wijze rechtstreeks door de debietmeter of als deel van een systeem dat in staat is die gegevens digitaal te verzenden, verzonden naar het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt.
De gegevens vermeld in het eerste lid, en, in voorkomend geval, de gegevens vermeld in het tweede lid, worden onmiddellijk vanaf het moment dat ze geregistreerd zijn, automatisch verzonden.
§ 4. In afwijking van paragraaf 1 kan de Mestbank toestaan dat de uitbater van een bewerkings-of verwerkingseenheid voor de registratie en verzending, vermeld in paragraaf 3, van de aanvoer van ruwe dierlijke mest gebruikmaakt van een weegbrug. In dat geval is ten minste aan al de volgende voorwaarden voldaan:
1° de weegbrug controleert continu haar werking en geeft automatisch een signaal naar het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt, als de weegbrug niet operationeel is of als zij vaststelt dat zij niet correct werkt;
2° de weegbrug kan de gegevens van de weging registreren en verzenden conform paragraaf 3;
3° er is een debietmeter geplaatst tussen de opslag van ruwe mest en de verwerkingseenheid;
4° de ruwe dierlijke mest is aangevoerd met een transport waarbij wordt gebruikgemaakt van het AGR-GPS-systeem;
5° de weegbrug in kwestie is vóór 1 januari 2020 geïnstalleerd en in gebruik genomen op de bewerkings- of verwerkingseenheid in kwestie.
De uitbater die van een afwijking als vermeld in deze paragraaf wil gebruikmaken, mailt daarvoor een aanvraag naar het afdelingshoofd van de Mestbank. Die aanvraag vermeldt minstens al de volgende gegevens en bevat de volgende documenten:
1° het uitbatingsnummer van de uitbater van de bewerkings- of verwerkingseenheid;
2° een overzicht van de bewerkings- of verwerkingseenheid waarop aangeduid is op welke plaatsen een debietmeter geplaatst is en waar de weegbrug zich bevindt;
3° documenten die aantonen dat de weegbrug al vóór 1 januari 2020 geïnstalleerd was en in gebruik genomen was.
Bij de beoordeling van de aanvraag vermeld in het tweede lid, houdt de Mestbank onder meer rekening met:
1° de bedrijfsvoering van de uitbater;
2° desgevallend de door haar reeds gedane vaststellingen;
3° de specifieke eigenschappen van de bewerkings- of verwerkingseenheid.
Binnen dertig dagen na de dag waarop de Mestbank de aanvraag, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, brengt de Mestbank de aanvrager met een beveiligde zending op de hoogte van haar beslissing.
Als de Mestbank een vorm van misbruik vaststelt, kan ze de instemming met de afwijking intrekken of bijkomende maatregelen opleggen ter staving van de goede werking van de bewerkings- of verwerkingseenheid en de notities in het register.
§ 5. De debietmeter vermeld in paragraaf 1, werkt altijd correct. Bij elke weging en minstens een keer per week wordt gecontroleerd of de debietmeter correct werkt. Als de uitbater van de bewerkings- of verwerkingseenheid in kwestie vaststelt dat een debietmeter niet of niet correct werkt, wordt dat uiterlijk de volgende werkdag via mail aan de Mestbank gemeld. In de melding staan de volgende gegevens:
1° het identificatienummer van de debietmeter in kwestie, vermeld in paragraaf 6, derde lid;
2° een omschrijving van het probleem;
3° het tijdstip van de laatste correcte meting en de waarden die toen gemeten zijn;
4° een inschatting van het tijdstip waarop de debietmeter in kwestie hersteld of vervangen zal zijn;
5° eventueel alternatieven die de uitbater, na instemming van de Mestbank, zal toepassen ter vervanging van de weging of wegingen die niet correct uitgevoerd kunnen worden.
Na een melding als vermeld in het eerste lid, kan de Mestbank, in afwachting van een herstelling of vervanging van de debietmeter in kwestie, de aan- en afvoer van dierlijke mest verbieden of andere alternatieven opleggen met het oog op de staving van de werking van de bewerkings- of verwerkingseenheid en van de notities in het register.
Als na de melding van het probleem vermeld in het eerste lid, het probleem opgelost is, meldt de uitbater dat binnen een werkdag via mail aan de Mestbank.
Als de uitbater van de bewerkings- of verwerkingseenheid een probleem als vermeld in het eerste lid, niet of niet binnen de termijn vermeld in het eerste lid, aan de Mestbank meldt, kan de Mestbank onder meer de volgende maatregelen opleggen:
1° de verplichte plaatsing van bijkomende debietmeters;
2° een aan- of afvoerverbod, of een combinatie van beide.
De bepalingen van deze paragraaf gelden ook voor de weegbrug, vermeld in paragraaf 4.
§ 6. De uitbater van een bewerkings- of verwerkingseenheid dient via brief of mail vóór de ingebruikname van de debietmeters, vermeld in paragraaf 1, een aanvraag tot registratie in bij de Mestbank.
Bij de aanvraag tot registratie, vermeld in het eerste lid, worden minstens de volgende gegevens aan de Mestbank meegedeeld:
1° het uitbatingsnummer van de uitbater van de bewerkings- of verwerkingseenheid, vermeld in het eerste lid;
2° een overzicht van de bewerkings- of verwerkingseenheid waarop aangeduid is op welke plaatsen een debietmeter geplaatst is of zal worden;
3° de serienummers van de debietmeters in kwestie en de gegevens die de debietmeters registreren. Als de uitbater op het moment waarop hij de aanvraag indient nog niet over de serienummers beschikt, kan hij zelf een uniek nummer doorgeven ter vervanging van die nummers. Op het moment dat de uitbater over die serienummers beschikt, deelt hij die mee aan de Mestbank.
De Mestbank registreert de gegevens, vermeld in het tweede lid, en kent een identificatienummer toe aan de debietmeters opgenomen in de aanvraag tot registratie, vermeld in het eerste lid, binnen dertig dagen vanaf de dag dat de Mestbank de aanvraag tot registratie via mail of via het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt, heeft ontvangen.
Als de gegevens vermeld in het tweede lid wijzigen, meldt de uitbater van een bewerkings- of verwerkingseenheid dat zo snel mogelijk aan de Mestbank, uiterlijk een week na de wijziging. Hij stuurt daarvoor een mail met vermelding van de gegevens, vermeld in het tweede lid, die gewijzigd zijn.
§ 7. Als de Mestbank vaststelt dat op een bewerkings- of verwerkingseenheid de bepalingen van dit artikel niet zijn nageleefd of dat de gebruikte debietmeters de werking of de notities in het register onvoldoende staven, kan de Mestbank onder meer een of meer van de volgende maatregelen opleggen:
1° de verplichte plaatsing van bijkomende debietmeters op plaatsen die de Mestbank aanwijst;
2° een tijdelijk aan- of afvoerverbod van meststoffen.
Het afdelingshoofd van de Mestbank meldt de maatregelen, vermeld in het eerste lid, met een beveiligde zending aan de uitbater van de bewerkings- of verwerkingseenheid in kwestie.
Voor de hoeveelheden Vlaamse dierlijke mest die verwerkt zijn op een bewerkings- of verwerkingseenheid waar de bepalingen van dit artikel niet zijn nageleefd op het moment van de verwerking, kan de Mestbank de toekenning van mestverwerkingscertificaten weigeren of beperken.
§ 8. Bewerkings- of verwerkingseenheden die geen vloeibare meststoffen aanvoeren of afvoeren, zijn niet onderworpen aan de bepalingen van dit artikel.
§ 9. De uitbater van een bewerkings- of verwerkingseenheid kan tegen elke beslissing over debietmeters of het gebruik van een weegbrug bezwaar indienen bij het afdelingshoofd van de Mestbank binnen dertig dagen vanaf de dag dat hij die beslissing heeft ontvangen. De voormelde uitbater bezorgt zijn bezwaar met een beveiligde zending aan het afdelingshoofd van de Mestbank.
Het afdelingshoofd van de Mestbank neemt een beslissing binnen negentig dagen vanaf de dag dat de voormelde uitbater de beveiligde zending heeft verzonden. De Mestbank bezorgt de beslissing met een beveiligde zending aan de indiener van het bezwaar. De indiening van een bezwaar schorst de aangevochten beslissing niet.
§ 10. De minister kan nadere regels bepalen voor de uitvoering van dit artikel, meer bepaald over:
1° de wijze waarop de gegevens over wegingen geregistreerd moeten worden en verzonden moeten worden naar het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt;
2° de technische vereisten van de debietmeters, rekening houdend met de best beschikbare technieken ter zake. De minister kan bij het vaststellen van deze vereisten een onderscheid maken naargelang de plaats van een debietmeter op een installatie, evenals naargelang het type installatie of de soorten stromen op een installatie die de debietmeter moet registreren;
3° de wijze waarop de correcte werking van de debietmeter gecontroleerd moet worden, met inbegrip van de mogelijkheid tot gehele of gedeeltelijke automatische controle.".
Art.3. Artikel 8.1.2.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 8.1.2.1. Mestverwerkingscertificaten worden alleen toegekend aan de bedrijven, de mestverzamelpunten en de verwerkingseenheden voor de hoeveelheid Vlaamse dierlijke mest waarvan op basis van wegingen is vastgesteld dat die verwerkt is.
Vaste meststoffen worden gewogen met een weegbrug met automatische registratie. Vloeibare meststoffen worden gewogen op de wijze, vermeld in artikel 2.2.3.4.
Het resultaat van de weging wordt gebruikt om de vervoerde hoeveelheid meststoffen te bepalen. Het resultaat van de weging, in voorkomend geval de debietmeterstanden en de vervoerde hoeveelheid meststoffen die op die manier wordt bepaald, wordt genoteerd in het register, vermeld in artikel 24, § 3, van het Mestdecreet van 22 december 2006, en op de overeenkomstige transportdocumenten.
Om te bewijzen dat de wegingen van vaste meststoffen met een weegbrug zijn uitgevoerd, worden de weegbonnen in kwestie bijgehouden, samen met het register, vermeld in artikel 24, § 3, van het Mestdecreet van 22 december 2006. De weegbonnen moeten zo bijgehouden worden dat duidelijk blijkt welke weegbon op welk transport betrekking heeft.
In afwijking van het tweede lid kunnen bedrijven en mestverzamelpunten voor de weging van vloeibare meststoffen gebruikmaken van ofwel een weegbrug, ofwel een debietmeter, die niet hoeft te voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 2.2.3.4.".
Art.4. Artikel 8.1.2.2 en 8.1.2.3 van hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art.5. In artikel 9.5.3.10 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
"De weging, vermeld in artikel 49, § 1, eerste lid, 3°, f) en g), van het Mestdecreet van 22 december 2006, wordt voor vaste meststoffen met een weegbrug uitgevoerd. Voor transporten van vloeibare meststoffen wordt de weging uitgevoerd op basis van een debietmeter die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.2.3.4."
Art.6. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2020, wordt een artikel 13.1.8 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 13.1.8. § 1. In afwijking van artikel 2.2.3.4 en artikel 9.5.3.10 kan een bewerkings- of verwerkingseenheid tot en met 31 december 2021 kiezen tussen een van de volgende mogelijkheden:
1° alle dierlijke mest die op haar uitbating ontvangen of vertrokken is, te wegen conform artikel 8.1.2.2 van dit besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van 29 mei 2020;
2° de dierlijke mest die op de uitbating ontvangen of vertrokken is, bepalen met een massaprotocol dat de Mestbank goedkeurt conform artikel 8.1.2.3 van dit besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van 29 mei 2020;
3° debietmeters gebruiken die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.2.3.4.
Zodra een bewerkings-of verwerkingseenheid ervoor kiest om debietmeters te gebruiken die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.2.3.4, kan de uitbater niet meer gebruikmaken van de mogelijkheden vermeld in het eerste lid, 1° en 2°.
§ 2. In afwijking van artikel 2.2.3.4, § 1, hoeven de debietmeters die op 1 januari 2021 op de interne overgangen binnen de bewerkings- of verwerkingseenheid al zijn geïnstalleerd, niet te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.2.3.4, § 2, 4° en 5°, tot op het moment dat zij vervangen worden, met dien verstande dat deze uiterlijk tegen 1 januari 2026 vervangen moeten zijn door een debietmeter die wel voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.2.3.4, § 2, 4° en 5°.
In afwijking van artikel 2.2.3.4, § 3, eerste tot en met het vierde lid, gelden al de volgende voorwaarden voor een debietmeter, als vermeld in het eerste lid:
1° de uitbater zorgt ervoor dat binnen de termijn, vermeld in artikel 2.2.1.2, voor elke weging die een dergelijke debietmeter registreert, de gegevens, vermeld in artikel 2.2.3.4, § 3, eerste lid, 1° en 2°, in een register genoteerd worden. Voor een debietmeter die geplaatst is op een interne overgang waarlangs gedurende meer dan één maand continu mest loopt, wordt uiterlijk de derde dag na het verstrijken van elke maand, de debietmeterstand op de laatste dag van de voorbije maand genoteerd;
2° voor de gegevens, vermeld in punt 1°, is het toegestaan dat ze niet automatisch en onmiddellijk worden doorgestuurd naar de Mestbank, als de uitbater zorgt dat de geregistreerde gegevens op eenvoudig verzoek digitaal bezorgd kunnen worden aan de Mestbank.
§ 3. In afwijking van artikel 2.1.5.1, tweede lid, mag een producent van andere meststoffen, tot op het moment dat hij beschikt over debietmeters die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.2.3.4, de in het kalenderjaar 2021 geproduceerde hoeveelheid vloeibare andere meststoffen, uitgedrukt in ton, bepalen op een andere manier dan met debietmeters.".
Art. 7. De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.