Details





Titel:

9 APRIL 2020. - Koninklijk besluit nr. 5 van 9 april 2020 tot uitvoering van artikel 5, § 1, 5°, van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II), met het oog op de aanpassing van bepaalde regels die van toepassing zijn in de land- en tuinbouwsector (NOTA : bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding bij W2020-12-24/20, art. 6)



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1969062710  1969112813 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 2/1 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij de wet van 26 december 2013 en gewijzigd bij de wet van 20 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in pararagraaf 1, derde lid, 1°, worden de woorden "of de champignonteelt" vervangen door de woorden ", de champignonteelt of de fruitteelt";
  b) paragraaf 1, derde lid, wordt aangevuld met de bepaling onder 6°, luidende:
  "6° wat de handarbeiders betreft die tewerkgesteld zijn in de fruitteelt: de handarbeider tewerkgesteld gedurende maximaal 100 dagen per kalenderjaar, met uitzondering van de werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, wat de laatste 35 dagen van de 100 dagen betreft.";
  c) paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "In afwijking van het derde lid, worden alle quota bedoeld in het derde lid voor het jaar 2020 verdubbeld, waarbij het maximum van 30 dagen telkens 60 dagen wordt, het maximum van 65 dagen telkens 130 dagen en het maximum van 100 dagen telkens 200 dagen. De laatste 35 dagen van de 100 dagen worden in 2020, telkens de laatste 70 dagen van de 200 dagen.";
  d) paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  " Voor het jaar 2020 wordt het maximum van 65 dagen, bedoeld in het eerste lid, 130 dagen en wordt de verlenging met 35 extra dagen, bedoeld in deze paragraaf, telkens een verlenging met 70 extra dagen.";
  e) paragraaf 2bis wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "In afwijking van het eerste lid, worden, voor het jaar 2020, de 35 extra dagen, bedoeld in het eerste lid, telkens 70 extra dagen.";
  f) er wordt een paragraaf 2ter ingevoegd, luidende:
  " § 2ter. In afwijking van paragraaf 2, eerste lid, kan, wat de handarbeiders betreft die tewerkgesteld zijn in de fruitteelt, de beperking van de onderwerping bedoeld in § 1, eerste lid, verlengd worden met 35 extra dagen per handarbeider die geen uitzendarbeider is en dit voor 33 % van het aantal gelegenheidswerknemers die de betrokken werkgever in het jaar 2019 heeft aangegeven, voor zover gelijktijdig aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1° de betrokken werkgever toont voor het jaar 2020 een tewerkstellingsvolume aan, uitgedrukt in voltijdse equivalent, dat minstens gelijk is aan het gemiddelde van de vier multifunctionele-aangiften bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor het kalenderjaar 2018;
  2° de betrokken werkgever moet, uiterlijk op 24 april 2020, een schriftelijke aanvraag richten aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf en aan het Waarborg en Sociaal fonds voor het tuinbouwbedrijf. Deze aanvraag bevat een verklaring, die samen met de aanvraag moet worden ingediend opdat deze ontvankelijk zou zijn, en waarin de werkgever zich verbindt om:
  - de sociale wetgeving en de collectieve arbeidsovereenkomsten correct toe te passen;
  - geen gebruik te maken van detacheringsconstructies;
  - geen beroep te doen op schijnzelfstandigen;
  - niet aan sociale dumping te doen;
  - niet te werken met constructies van aannemings- of dienstverleningscontracten met Belgische of buitenlandse ondernemingen om de Belgische wetgeving betreffende de verboden terbeschikkingstelling te omzeilen.
  Het Waarborg en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf stelt een modeldocument ter beschikking voor de schriftelijke aanvraag en de verklaring bedoeld in het eerste lid.
  In de gevallen bedoeld in het eerste lid beoordeelt een werkgroep "Fruitteelt", opgericht binnen het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, de aanvragen vóór 20 mei 2020 aan de hand van de DmfA- en de Dimona-aangiften.
  Het Waarborg en Sociaal fonds voor het tuinbouwbedrijf berekent voor elke onderneming die de aanvraag indient, het aantal gelegenheidswerknemers tijdens het jaar 2019 en het aantal dat overeenkomt met 33 % daarvan voor het jaar 2020.
  De werkgroep "Fruitteelt" onderzoekt het dossier en formuleert een advies aan het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf dat de beslissing neemt. Deze beslissing geeft onder meer het aantal gelegenheidswerknemers weer dat in de fruitteelt is tewerkgesteld en waarop de werkgever een beroep kan doen tijdens het voor het jaar 2020 tot 100 dagen uitgebreide stelsel. Het Paritair Comité deelt deze beslissing mee aan de betrokken werkgever en bezorgt ze uiterlijk op 10 juni 2020 tevens aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en aan de minister die Sociale zaken onder zijn bevoegdheid heeft.
  In afwijking van het eerste lid, wordt, voor het jaar 2020, de verlenging met 35 extra dagen bedoeld in het eerste lid, een verlenging met 70 extra dagen.";
  g) paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Voor het jaar 2020 wordt, in afwijking van het eerst lid, de beperking tot 65 dagen verhoogd tot 130 dagen, en wordt, in afwijking van het tweede lid, het maximum van 100 dagen verhoogd tot 200 dagen wanneer de gelegenheidsactiviteiten vanaf de 131ste dag uitsluitend uitgeoefend worden in de witloofteelt.";
  h) in paragraaf 4 worden de woorden "de land- of tuinbouwsector" vervangen door de woorden "dezelfde onderneming";
  i) paragraaf 4 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Voor de toepassing van deze paragraaf verstaat men onder dezelfde onderneming, het geheel van juridische entiteiten die worden bestuurd door dezelfde bestuurders en/ of beheerders of die behoren tot dezelfde technische bedrijfseenheid zoals bedoeld in de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven.";
  j) in het artikel worden de paragrafen 4/1 en 4/2 ingevoegd, luidende:
  " § 4/1. Voor de berekening van de 180 dagen, bedoeld in paragraaf 4, wordt geen rekening gehouden met een tewerkstelling in de onderneming tijdens genoemde periode, wanneer deze werd uitgevoerd in het kader van een contract voor bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk van maximaal zes opeenvolgende kalenderweken.
  § 4/2. In afwijking van paragraaf 4 is de 180-dagenregel niet van toepassing op de werknemer die als gelegenheidswerknemer in dezelfde onderneming wenst te werken nadat diens arbeidsovereenkomst op de wettelijke pensioenleeftijd werd beëindigd.".

Art.2. In artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 juni 1994, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 en bij het koninklijk besluit van 21 april 2007 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 april 2014, worden volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in paragraaf 1, tweede lid, 1° worden de woorden "of de champignonteelt" vervangen door de woorden ", de champignonteelt of de fruitteelt";
  b) paragraaf 1, tweede lid, wordt aangevuld met de bepaling onder 6°, luidende:
  "6° wat de handarbeiders betreft die tewerkgesteld zijn in de fruitteelt: de handarbeider tewerkgesteld gedurende maximaal 100 dagen per kalenderjaar, met uitzondering van de werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, wat de laatste 35 dagen van de 100 dagen betreft.";
  c) paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "In afwijking van het tweede lid, worden alle quota bedoeld in het tweede lid voor het jaar 2020 verdubbeld, waarbij het maximum van 30 dagen telkens 60 dagen wordt, het maximum van 65 dagen telkens 130 dagen en het maximum van 100 dagen telkens 200 dagen. De 35 laatste dagen van de 100 dagen worden in 2020, telkens de 70 laatste dagen van de 200 dagen.";
  d) paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  " Voor het jaar 2020 wordt het maximum van 65 dagen, bedoeld in de eerste alinea, 130 dagen en wordt de verlenging met 35 extra dagen bedoeld in deze paragraaf, telkens een verlenging met 70 extra dagen.";
  e) paragraaf 2bis wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "In afwijking van het eerste lid, wordt, voor het jaar 2020, de verlenging met 35 extra dagen bedoeld in het eerste lid, telkens een verlenging met 70 extra dagen.";
  f) er wordt een paragraaf 2ter ingevoegd, luidende:
  " § 2ter. In afwijking van paragraaf 2, eerste lid, kan, wat de handarbeiders betreft die in de fruitteelt tewerkgesteld zijn, de beperking van de onderwerping bedoeld in § 1, eerste lid, verlengd worden met 35 extra dagen per handarbeider die geen uitzendarbeider is en dit voor 33 % van het aantal gelegenheidswerknemers die de betrokken werkgever in het jaar 2019 heeft aangegeven, voor zover gelijktijdig aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1° de betrokken werkgever toont voor het jaar 2020 een tewerkstellingsvolume aan, uitgedrukt in voltijdse equivalent, dat minstens gelijk is aan het gemiddelde van de vier multifunctionele-aangiften bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor het kalenderjaar 2018;
  2° de betrokken werkgever moet, uiterlijk op 24 april 2020, een schriftelijke aanvraag richten aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf en aan het Waarborg en Sociaal fonds voor het tuinbouwbedrijf. Deze aanvraag bevat een verklaring, die samen met de aanvraag ingediend moet worden opdat deze ontvankelijk zou zijn, en waarin de werkgever zich verbindt om:
  - de sociale wetgeving en de collectieve arbeidsovereenkomsten correct toe te passen;
  - geen gebruik te maken van detacheringsconstructies;
  - geen beroep te doen op schijnzelfstandigen;
  - niet aan sociale dumping te doen;
  - niet te werken met constructies van aannemings- of dienstverleningscontracten met Belgische of buitenlandse ondernemingen om de Belgische wetgeving betreffende de verboden terbeschikkingstelling te omzeilen.
  Het Waarborg en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf stelt een modeldocument ter beschikking voor de schriftelijke aanvraag en de verklaring bedoeld in het eerste lid.
  In de gevallen bedoeld in het eerste lid beoordeelt een werkgroep "Fruitteelt", opgericht binnen het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, de aanvragen vóór 20 mei 2020 aan de hand van de DmfA- en de Dimona-aangiften.
  Het Waarborg en Sociaal fonds voor het tuinbouwbedrijf berekent voor elke onderneming die de aanvraag indient, het aantal gelegenheidswerknemers tijdens het jaar 2019 en het aantal dat overeenkomt met 33 % daarvan voor het jaar 2020.
  De werkgroep "Fruitteelt" onderzoekt het dossier en formuleert een advies aan het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf dat de beslissing neemt. Deze beslissing geeft onder meer het aantal gelegenheidswerknemers tewerkgesteld in de fruitteelt weer waarop de werkgever een beroep kan doen voor het tot 100 dagen uitgebreide stelsel voor het jaar 2020. Het Paritair Comité deelt deze beslissing mee aan de betrokken werkgever en bezorgt ze uiterlijk op 10 juni 2020 tevens aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en aan de minister die Sociale zaken onder zijn bevoegdheid heeft.
  In afwijking van het eerste lid, wordt, voor het jaar 2020, de verlenging met 35 extra dagen bedoeld in het eerste lid, een verlenging met 70 extra dagen.";
  g) paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Voor het jaar 2020 wordt, in afwijking van het eerst lid, de beperking tot 65 dagen verhoogd tot 130 dagen en wordt, in afwijking met het tweede lid, het maximum van 100 dagen verhoogd tot 200 dagen wanneer de gelegenheidsactiviteiten vanaf de 131ste dag uitsluitend uitgeoefend worden in de witloofteelt.".

Art.3. In artikel 31bis van datzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 juni 1994, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 oktober 2005 en bij het koninklijk besluit van 30 april 2007, en laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1, tweede lid, wordt aangevuld met de woorden:
  "Voor het jaar 2020 wordt de regeling voor de eerste 65 dagen uitgebreid tot de eerste 130 dagen en wordt de regeling voor de 35 extra dagen uitgebreid tot 70 extra dagen.";
  2° paragraaf 4 wordt aangevuld met de woorden:
  "De 35 laatste dagen van de 100 dagen worden, voor het jaar 2020, de 70 laatste dagen van de 200 dagen.".

Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2020, met uitzondering van de artikelen 1, c), d), e), g), 2, c), d), e), g) en 3 die uitwerking hebben met ingang van 1 maart 2020.
  Dit besluit treedt buiten werking op 31 december 2020.

Art. 5. De minister bevoegd voor Sociale zaken en de minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.