22 DECEMBER 2020. - Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 74 betreffende de toekenning van een investeringspremie voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19 (NOTA : bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding bij DWG2021-05-14/01, art. 3)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-2020 en tekstbijwerking tot 09-12-2021)
Art. 1-10
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° onderneming : de micro-onderneming, de kleine of middelgrote onderneming en de onderneming die niet overeenstemt met de personeelsaantallen en financiële bedragen uit de begripsomschrijving micro-onderneming, kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, uitgezonderd de publiekrechtelijke rechtspersonen en de verenigingen zonder winstgevend doel;
2° Minister : de Minister bevoegd voor Economie en kmo's;
3° de Administratie : de "Service public de Wallonie Economie, Emploi et Recherche" (de Waalse Overheidsdienst Economie, Tewerkstelling en Onderzoek).
Art.2.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister of de daartoe afgevaardigde ambtenaar tot en met [1 31 december]1 2021 uiterlijk, volgens de door hem bepaalde nadere regels, een investeringspremie toekennen voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19, aan de onderneming die :
1° die in het Waalse Gewest eigenaar is van een vestigingseenheid als bedoeld in artikel I.2., 16°, van Boek I van het Wetboek van economisch recht;
2° er een investering verricht, bestaande uit de vervaardiging van producten in verband met COVID-19;
3° een eerste dwingende rechtsverbintenis of enige andere verbintenis heeft verricht die de investering onomkeerbaar maakt afhankelijk van de gebeurtenis die zich het eerst voordoet met betrekking tot de investering bedoeld in 2°, te rekenen van 1 februari 2020;
4° geen onderneming in moeilijkheden is op 31 december 2019 in de zin van artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
5° niet in faillissement, ontbinding of vrijwillige dan wel gerechtelijke vereffening verkeert;
6° een investering als bedoeld in 2° van minstens 50.000 euro uitvoert;
7° zijn werkgelegenheid berekend op het jaar 2019 op hetzelfde niveau aanhoudt in de jaren 2020 en 2021;
8° in orde is met de wettelijke bepalingen over de uitoefening van hun activiteit en met de wetgeving en reglementering inzake fiscaal recht, sociaal recht en milieurecht.
De producten in verband met COVID-19, als bedoeld in lid 1, 2°, zijn effectieve geneesmiddelen, vaccins en medische behandelingen, de tussenproducten ervan, de werkzame farmaceutische stoffen en de grondstoffen, alsmede de diagnosemiddelen.
De afgevaardigd ambtenaar, bedoeld in lid 1, is houder van volgende ambten in het Departement Investeringen om de beslissingen te nemen inzake toekenning, weigering en vereffening van de investeringspremies voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19, ter hoogte van bedragen als volgt :
1° directeur-generaal : 1.500.000 euro;
2° inspecteur-generaal : 1.000.000 euro;
3° directeur : 700.000 euro.
De bedragen als bedoeld in lid 3 dienen te worden verstaan als toelaatbare investeringskosten bij toekenning of vereffening van een investeringspremie voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19, als bedoeld in lid 2.
De Minister kan de lijst producten in verband met COVID-19, als bedoeld in lid 2, nader bepalen.
----------
(1)<BWG 2021-12-03/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2021; Opheffing : 31-12-2021>
Art.3. De investeringspremie voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19 stemt overeen met 50% van de toelaatbare investeringskosten in verband met de vervaardiging van producten in verband met COVID-19, als bedoeld in artikel 2, lid 2.
De investeringspremie als bedoeld in lid 1 is beperkt tot 1.500.000 euro per onderneming.
De in het eerste lid bedoelde investeringspremie voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19 kan slechts eenmaal per onderneming ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen worden toegekend, overeenkomstig boek III, Titel 2, hoofdstuk 1, van het Wetboek van Economisch recht.
De investeringspremie kan niet worden toegekend als er reeds andere gewestelijke, federale of Europese steun is toegekend voor de kosten als bedoeld in artikel 4, lid 2.
Art.4. § 1. De toelaatbare investeringskosten als bedoeld in artikel 3 dienen in de vaste activa te worden opgenomen en zijn noodzakelijk voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19 als bedoeld in artikel 2, lid 2.
De als vaste activa opgenomen toelaatbare kosten zijn :
1° het inrichten en uitrusten van gebouwen;
2° nieuw, tweedehands of herverpakt materieel, en de bijkomende desbetreffende kosten nodig voor de vervaardiging, daaronder inbegrepen de opslag en het vervoer en het eventueel inpakken van de producten vernoemd in artikel 2, lid 2, vervaardigd door de aanvrager;
3° de kosten in verband met de inbedrijfsnameproeven van nieuwe productie-installaties;
4° de kosten in verband met de certificering van producten.
§ 2. De investeringen zijn uitgesloten, verband houdend met:
1° de verpakkingen met statiegeld;
2° het materieel, het meubilair of de onroerende goeden die voor verhuur bestemd zijn;
3° tweedehands of herverpakt materieel aangekocht door de onderneming van een onderneming in de zin van artikel 3, § 3, van bijlage I bij Verordening (EU) nr 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Art.5. De investeringen als bedoeld in artikel 2, lid 2, dienen op dwingende wijze afgewerkt te zijn binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de datum van toekenning van de investeringspremie.
Behoudens als de achterstand te wijten is aan factoren buiten de wil van de onderneming om, is de onderneming, bij niet-inachtneming van de termijn van zes maanden, verplicht om per maand achterstand 25% van het bedrag van de toegekende investeringspremie terug te storten.
De investeringen als bedoeld in artikel 2, lid 2, worden als afgewerkt beschouw bij de laatste uitgaande factuur uiterlijk zes maanden na de datum van toekenning van de investeringspremie.
Art.6. Volgens de nadere regels, als bepaald door de Minister, dient de onderneming, uiterlijk tegen 30 april 2021, een dossier bij de administratie in, gebaseerd op een type-formulier bepaald door de Minister op voorstel van de administratie.
Bij de indiening van het dossier dient de onderneming een verklaring op erewoord voor te leggen waaruit blijkt dat de onderneming in orde is met de wettelijke bepalingen over de uitoefening van haar activiteit en met de wetgeving en reglementering inzake fiscaal recht, sociaal recht en milieurecht overeenkomstig artikel 2, lid 1, 8°.
De dossiers worden in de volgorde van hun indiening bij de administratie behandeld en het bedrag van de investeringspremie wordt overeenkomstig artikel 3 behandeld.
Art.7. De onderneming dient uiterlijk drie maanden na de laatste factuur als bedoeld in artikel 5, lid 3, een aanvraag in bij de administratie tot vereffening van de investeringspremie, omvattende het bewijs van de verwezenlijking en de betaling van de volledige investeringen als bedoeld in artikel 2, lid 2.
Art.8. Onverminderd artikel 61, 5°, van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de Waalse openbare bestuurseenheid wordt de investeringspremie, bij niet-inachtneming van de voorwaarden van dit besluit en de daaruit voortvloeiende maatregelen, niet toegekend of teruggestort wanneer de onderneming bewust onjuiste of onvolledige informatie mededeelt, ongeacht het gevolg dat die informatie mag hebben op het bedrag van de investeringspremie, onverminderd de strafrechtelijke vervolgingen die van toepassing zouden zijn op de personen die zulke informatie mede zouden hebben gedeeld.
Art.9. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.
Art. 10. De Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.