Details





Titel:

23 OKTOBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage voor de personeelsleden van de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Vakantiegeld
Art. 3-4
HOOFDSTUK 3. - Eindejaarstoelage
Art. 5-6
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 7-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° brutosalaris: het geïndexeerde jaarsalaris, in voorkomend geval verhoogd met de haard- of standplaatstoelage;
  2° bruto maandsalaris: het brutosalaris, gedeeld door twaalf.

Art.2. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zijn een percentage van het verdiende bruto maandsalaris bij een voltijds dienstverband gedurende de volledige referteperiode.
  Als het personeelslid niet gedurende de volledige referteperiode prestaties in een voltijds dienstverband heeft verricht, wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage verminderd naar rato van het tewerkstellingspercentage tijdens de volledige referteperiode.
  In afwijking van het tweede lid wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage niet verminderd als het personeelslid voor de periodes van moederschapsrust, ziekte-, vaderschaps- of geboorteverlof geen salaris ontvangen heeft. Voor de niet-benoemde personeelsleden van de vrije universiteiten wordt het vakantiegeld evenmin verminderd voor de gelijkgestelde dagen die vastgesteld zijn in uitvoering van artikel 10 van de gecoördineerde wetten van 28 juni 1971 betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers.

HOOFDSTUK 2. - Vakantiegeld
Art.3. De referteperiode voor het vakantiegeld is het kalenderjaar dat aan het vakantiejaar voorafgaat.

Art.4. § 1. Het vakantiegeld bedraagt 92 % van het bruto maandsalaris van de maand april van het vakantiejaar. Het wordt uitbetaald tijdens de maand mei van het vakantiejaar.
  In afwijking van het eerste lid, kan het vakantiegeld binnen een universiteit in een andere maand dan de maand mei uitbetaald worden, wanneer hierover met de vakbonden een protocol van akkoord afgesloten is.
  Wat het vakantiegeld voor jonge werknemers, met uitzondering van de jobstudenten, betreft, passen de publiekrechtelijke universiteiten de regeling toe die van toepassing is op de personeelsleden van de Vlaamse Gemeenschap en hun rechthebbende. De vrije universiteiten passen de regeling uit artikel 5 van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, toe.
  § 2. Als de tewerkstelling eindigt, wordt het vakantiegeld, in afwijking van paragraaf 1, berekend op het brutosalaris voor volledige prestaties van de laatste maand van tewerkstelling en wordt het vakantiegeld uitbetaald in de maand nadat de tewerkstelling is beëindigd.

HOOFDSTUK 3. - Eindejaarstoelage
Art.5. De referteperiode voor de eindejaarstoelage is de periode van 1 januari tot en met 30 september van het lopende jaar.

Art.6. De eindejaarstoelage is gelijk aan de volgende percentages van het brutosalaris van de maand november:


graad % van het bruto salaris
administratief en technisch personeel, graad 2 80 %
administratief en technisch personeel, graad 3-5 73 %
administratief en technisch personeel, graad 6-9 en 14
  assistent
  praktijkassistent
67 %
administratief en technisch personeel, graad 10-16, met uitzondering van graad 14
  doctor-assistent
  zelfstandig academisch personeel
59 %
De eindejaarstoelage wordt uitbetaald tijdens de maand december van het lopende jaar.
  Wanneer de tewerkstelling eindigt, wordt de eindejaarstoelage, in afwijking van het vorige lid, berekend op het brutosalaris voor volledige prestaties van de laatste maand van tewerkstelling en de maand na het beëindigen van de tewerkstelling uitbetaald.

HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.