30 OKTOBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering over de planning van het medisch aanbod(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-12-2020 en tekstbijwerking tot 07-08-2024)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Oprichting van de Vlaamse Planningscommissie
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Taakomschrijving, samenstelling, organisatie, werkingsregels en vergoeding van de Vlaamse Planningscommissie
Art. 3-7
HOOFDSTUK 4. - Toegang tot opleidingen die leiden tot bijzondere beroepstitels en groepen van bijzondere beroepstitels
Art. 8-11
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 12-13
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
1° Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen: het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot oprichting van het intern verzelfstandigd Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen;
2° [1 Departement Zorg: het departement, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]1;
3° opleidingen die leiden tot bijzondere beroepstitels: de opleidingen tot de bijzondere beroepstitels, vermeld in het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde;
4° Planningscommissie Medisch aanbod: de federale Planningscommissie Medisch aanbod, vermeld in artikel 91, § 1, van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015;
5° referentieperiode: de periode van minstens één academiejaar en maximaal zes academiejaren waarin een bepaald aantal kandidaten voor een opleiding tot een bijzondere beroepstitel of een groep van bijzondere beroepstitels mag worden toegelaten;
6° Vlaamse Planningscommissie: de Vlaamse commissie voor de planning van het medisch aanbod, vermeld in artikel 2.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 614, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
HOOFDSTUK 2. - Oprichting van de Vlaamse Planningscommissie
Art.2.Binnen het [1 Departement Zorg]1 wordt een Vlaamse commissie voor de planning van het medisch aanbod opgericht.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 615, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
HOOFDSTUK 3. - Taakomschrijving, samenstelling, organisatie, werkingsregels en vergoeding van de Vlaamse Planningscommissie
Art.3.§ 1. De Vlaamse Planningscommissie is een adviesorgaan dat als taak heeft de Vlaamse Regering te adviseren over de volgende materies:
1° het aantal kandidaten dat toegang mag krijgen of toegang zou moeten krijgen tot opleidingen die leiden tot bijzondere beroepstitels of groepen van bijzondere beroepstitels,[2 onder meer]2 op basis van de statistische gegevens, de methodologie en de adviezen van de Planningscommissie Medisch aanbod;
2° de behoeften in de Vlaamse Gemeenschap over het aantal actieve artsen en tandartsen.
Bij de uitvoering van de adviestaak werkt de Vlaamse Planningscommissie de volgende adviezen uit:
1° een advies over hoe het maximumaantal kandidaten voor een opleiding die leidt tot een bijzondere beroepstitel of groep van bijzondere beroepstitels, kan worden bepaald en hoe het minimumaantal kandidaten dat toegang zou moeten krijgen tot een bijzondere beroepstitel of groep van bijzondere beroepstitels, kan worden bepaald;
2° een advies over het concrete aantal kandidaten dat binnen de Vlaamse Gemeenschap kan worden toegelaten tot opleidingen die leiden tot bijzondere beroepstitels of groepen van bijzondere beroepstitels;
3° een advies over de Vlaamse behoeften aan artsen en tandartsen binnen de Vlaamse Gemeenschap voor minstens vijftien jaar na het jaar waarin het advies wordt uitgebracht.
De Vlaamse Planningscommissie verstrekt jaarlijks een advies als vermeld in het tweede lid, 2°, rekening houdend met de effectieve instroom van het aantal kandidaten in de verschillende opleidingen die leiden tot bijzondere beroepstitels of groepen van bijzondere beroepstitels. De Vlaamse Planningscommissie baseert zich daarbij op het advies, vermeld in het tweede lid, 1°, dat als bijlage bij het advies, vermeld in het tweede lid, 2°, wordt gevoegd.
De Vlaamse Planningscommissie verstrekt jaarlijks voor 1 november een advies als vermeld in het tweede lid, 3°. Dat advies is onder meer gebaseerd op de statistische gegevens en de adviezen van de Planningscommissie Medisch aanbod en houdt rekening met al de volgende elementen:
1° de specifieke situatie binnen de Vlaamse Gemeenschap;
2° de leeftijdsverdeling en gezondheidssituatie van de bevolking binnen de Vlaamse Gemeenschap;
3° de historische evolutie van de beroepsgroepen van artsen en tandartsen en van de verdeling van RIZIV-nummers;
4° de demografische en sociologische samenstelling van de beroepsgroepen van artsen en tandartsen in de Vlaamse Gemeenschap;
5° het aantal afgestudeerde artsen en tandartsen in de Vlaamse Gemeenschap.
§ 2. Naast de taken, vermeld in paragraaf 1, heeft de Vlaamse Planningscommissie de volgende adviserende taken:
1° op eigen initiatief of op verzoek van de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, een algemeen advies verstrekken over het beleid over het medisch aanbod;
2° het cijfermateriaal dat blijkt uit de rapportering van de werkelijke instroom, die wordt ingesteld bij het [1 Departement Zorg]1, opvolgen, valideren en evalueren;
3° de groepen van bijzondere beroepstitels omschrijven en bepaalde bijzondere beroepstitels al dan niet indelen in die groepen van bijzondere beroepstitels;
4° de referentieperiode bepalen om minimum- en maximumaantallen per opleiding tot bijzondere beroepstitel te hanteren.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 615, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2024-06-21/22, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 17-08-2024>
Art.4.§ 1. De Vlaamse Planningscommissie bestaat uit drie kamers:
1° een kamer voor artsen-specialisten en huisartsen;
2° een kamer voor tandartsen en tandartsen-specialisten;
3° een kamer voor de behoeften inzake actieve artsen en tandartsen.
De kamers, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, bereiden de adviezen, vermeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 1° en 2°, voor en leveren een bijdrage voor de taken, vermeld in artikel 3, § 2. De kamer, vermeld in het eerste lid, 3°, bereidt het advies, vermeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 3°, voor.
De kamer, vermeld in het eerste lid, 1°, is samengesteld uit de volgende leden:
1° vier effectieve leden, voorgedragen door de Vlaamse geneeskundefaculteiten, onder wie minstens een huisarts en minstens een arts-specialist;
2° vier effectieve leden, voorgedragen door de beroepsverenigingen, onder wie minstens een huisarts en minstens een arts-specialist;
3° de twee vertegenwoordigers, afgevaardigd door de Vlaamse Regering, die zetelen in de Planningscommissie Medisch aanbod;
4° een effectief lid, voorgedragen door het Vlaams Patiëntenplatform.
De kamer, vermeld in het eerste lid, 2°, is samengesteld uit de volgende leden:
1° vier effectieve leden, voorgedragen door de Vlaamse geneeskundefaculteiten, onder wie ministens een algemeen tandarts en minstens een tandarts-specialist;
2° vier effectieve leden, voorgedragen door de beroepsverenigingen, onder wie minstens een algemeen tandarts en minstens een tandarts-specialist;
3° de twee vertegenwoordigers, afgevaardigd door de Vlaamse Regering, die zetelen in de Planningscommissie Medisch aanbod;
4° een effectief lid, voorgedragen door het Vlaams Patiëntenplatform.
De kamer, vermeld in het eerste lid, 3°, is samengesteld uit de volgende leden:
1° vier effectieve leden, voorgedragen door de beroepsverenigingen, onder wie een huisarts, een arts-specialist, een algemeen tandarts, een tandarts-specialist;
2° vijf effectieve leden, voorgedragen door de Vlaamse geneeskundefaculteiten, onder wie minstens één van elke Vlaamse geneeskundefaculteit;
3° een effectief lid, voorgedragen door het HAIO Overleg Platform;
4° een effectief lid, voorgedragen door de Vereniging voor Arts-specialisten in Opleiding;
5° een effectief lid, voorgedragen door het Vlaams Patiëntenplatform;
6° een effectief lid, voorgedragen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg;
7° een effectief lid, voorgedragen door de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming;
8° een effectief lid, voorgedragen door het [1 Departement Zorg]1;
9° een effectief lid, voorgedragen door het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen.
§ 2. De beroepsverenigingen, de Vlaamse geneeskundefaculteiten, het HAIO Overleg Platform, de Vereniging voor Arts-Specialisten in Opleiding en het Vlaams Patiëntenplatform, de ministers [1 het agentschap en het Departement Zorg]1, dragen voor elk effectief lid dat ze hebben voorgedragen, een plaatsvervanger voor. Het mandaat van de plaatsvervanger is gericht en kan alleen worden uitgeoefend als het lid dat hij vervangt, zelf zijn mandaat niet uitoefent.
Als de aangewezen persoon zijn rol als plaatsvervanger vervult, wordt hij voor de duurtijd van die vergadering in het kader van de rechten en plichten van een effectief lid, vermeld in dit besluit, gelijkgesteld met het effectief lid van wie die persoon de plaatsvervanging vervult.
Als plaatsvervanger van een huisarts kan alleen een huisarts worden voorgedragen en als plaatsvervanger van een arts-specialist kan alleen een arts-specialist worden voorgedragen.
Als plaatsvervanger van een algemeen tandarts kan alleen een algemeen tandarts worden voorgedragen en als plaatsvervanger van een tandarts-specialist kan alleen een tandarts-specialist worden voorgedragen.
De Vlaamse geneeskundefaculteiten dragen voor elk effectief lid dat ze hebben voorgedragen een plaatsvervanger voor. Deze plaatsvervangers hoeven niet noodzakelijk dezelfde specialisatie te hebben als het effectief lid, zolang de hogergenoemde specialisatie-differentiatie in de samenstelling van de kamer voor artsen-specialisten en huisartsen en de kamer voor tandartsen en tandartsen-specialisten gerespecteerd wordt.
§ 3. In deze paragraaf wordt verstaan onder [1 secretaris-generaal: het hoofd van het Departement Zorg]1.
Met uitzondering van de effectieve leden, vermeld in paragraaf 1, derde lid, 3°, en in paragraaf 1, vierde lid, 3°, worden de effectieve leden, vermeld in paragraaf 1, derde lid tot en met vijfde lid, en de plaatsvervangers, vermeld in paragraaf 2, door de [1 secretaris-generaal]1 benoemd voor een onbeperkt hernieuwbare termijn van vier jaar.
Als het mandaat van een effectief lid of een plaatsvervanger als vermeld in het tweede lid, niet meer wordt ondersteund door de Vlaamse geneeskundefaculteit, de beroepsvereniging, het Vlaams Patiëntenplatform, het HAIO Overleg Platform, de Vereniging voor Arts-Specialisten in Opleiding, [1 het Departement Zorg, het Agentschap voor Hoger Onderwijs of de minister die hem heeft voorgedragen]1, kan het lid op verzoek van zijn geneeskundefaculteit, zijn beroepsvereniging, het Vlaams Patiëntenplatform, het HAIO Overleg Platform, de Vereniging voor Arts-Specialisten in Opleiding, [1 het Departement Zorg, het Agentschap voor Hoger Onderwijs of de minister]1 worden vervangen door een nieuw lid dat de [1 secretaris-generaal]1 benoemt voor de resterende duur van het mandaat van het effectief lid of de plaatsvervanger die hij vervangt.
Bij overlijden, ontslag, intrekking van het mandaat van een effectief lid of een plaatsvervanger als vermeld in het tweede lid, benoemt de [1 secretaris-generaal]1 een nieuw lid, voorgedragen door een Vlaamse geneeskundefaculteit, door een beroepsvereniging, door het Vlaams Patiëntenplatform, het HAIO Overleg Platform, de Vereniging voor Arts-Specialisten in Opleiding, de minister of het agentschap. De [1 secretaris-generaal]1 benoemt dat lid voor de resterende duur van het mandaat van het lid dat hij vervangt.
§ 4. De leden, vermeld in paragraaf 1, derde lid, 3°, en in paragraaf 1, vierde lid, 3°, zijn ambtshalve lid van de Vlaamse Planningscommissie.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 616, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.5.§ 1. De Vlaamse Planningscommissie kiest bij het begin van elke nieuwe vierjaarlijkse termijn, vermeld in artikel 4, § 3, tweede lid, uit haar leden een voorzitter. Elke kamer als vermeld in artikel 4, § 1, kiest op dat moment ook een ondervoorzitter. Het voorzitterschap en het ondervoorzitterschap van de verkozen leden vangen aan tijdens de vergadering waarin ze tot voorzitter of ondervoorzitter verkozen zijn.
Bij afwezigheid van de voorzitter en zijn plaatsvervanger, zit de oudste aanwezige ondervoorzitter in leeftijd van een van de kamers de vergadering van de Vlaamse Planningscommissie voor.
Een ondervoorzitter die door die kamer is verkozen, zit de vergadering van een kamer voor. Bij afwezigheid van die ondervoorzitter, zit de plaatsvervanger van de ondervoorzitter de vergadering van een kamer voor. In het geval dat de plaatsvervanger van de verkozen ondervoorzitter eveneens afwezig is, zit het oudste aanwezige lid in leeftijd de vergadering voor.
§ 2. Een vergadering van de Vlaamse Planningscommissie beraadslaagt op een geldige wijze als de voorzitter van de Vlaamse Planningscommissie en de ondervoorzitters aanwezig zijn, met uitzondering van de vergadering bij het begin van de vierjaarlijkse termijn, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, waarvoor alle effectieve leden van de kamers worden uitgenodigd en ten minste de helft van de effectieve leden aanwezig zijn om geldig te beraadslagen.
Een vergadering van de kamer, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 1°, beraadslaagt op een geldige wijze als ten minste de helft van de effectieve leden of hun plaatsvervangers aanwezig zijn, onder wie:
1° een lid als vermeld in artikel 4, § 1, derde lid, 1° ;
2° een lid als vermeld in artikel 4, § 1, derde lid, 2° ;
3° minstens een van de leden, vermeld in artikel 4, § 1, derde lid, 3°.
Een vergadering van de kamer, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 2°, beraadslaagt op een geldige wijze als ten minste de helft van de effectieve leden of hun plaatsvervangers aanwezig zijn, onder wie:
1° een lid als vermeld in artikel 4, § 1, vierde lid, 1° ;
2° een lid als vermeld in artikel 4, § 1, vierde lid 2° ;
3° minstens een van de leden, vermeld in artikel 4, § 1, vierde lid, 3°.
Een vergadering van de kamer, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 3°, beraadslaagt op een geldige wijze als ten minste de helft van de effectieve leden of hun plaatsvervangers aanwezig zijn, onder wie:
1° een lid als vermeld in artikel 4, § 1, vijfde lid, 1° ;
2° een lid als vermeld in artikel 4, § 1, vijfde lid, 2°.
Als er, rekening houdend met bovenstaande, niet voldoende leden aanwezig zijn, organiseert de voorzitter van de vergadering een nieuwe vergadering met dezelfde agenda. De Vlaamse Planningscommissie of de kamer in kwestie kan dan geldig vergaderen, ongeacht het aantal aanwezige leden.
§ 3. Tijdens een vergadering van de Vlaamse Planningscommissie wordt de voorbereiding of de bijdrage van de kamers samengevoegd.
De kamers spreken zich uit bij meerderheid van de aanwezige leden. Elk lid heeft één stem. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering beslissend.
§ 4. De Vlaamse Planningscommissie en de kamers kunnen, als ze dat nuttig achten en na akkoord van het [1 Departement Zorg]1, een beroep doen op externe deskundigen. Die personen hebben een raadgevende stem.
§ 5. Een personeelslid van het [1 Departement Zorg]1 en een personeelslid van het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen oefenen de functie van secretaris van de Vlaamse Planningscommissie om de beurt uit. Op de allereerste vergadering oefent een personeelslid van het agentschap Zorg en Gezondheid de functie van secretaris van de Vlaamse Planningscommissie uit.
Een personeelslid van [1 Departement Zorg]1 en Gezondheid oefent de functie van secretaris van de kamer, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 1°, en van de kamer, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 2°, uit.
Een personeelslid van Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen oefent de functie van secretaris van de kamer, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 3°, uit.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 617, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.6. § 1. De leden van de Vlaamse Planningscommissie, met uitzondering van de leden zoals bedoeld in artikel 4, § 1, vijfde lid, 8° en 9°, ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding per vergadering van de Vlaamse Planningscommissie waarop ze aanwezig zijn.
De vergoeding, vermeld in het eerste lid, bedraagt 100 euro, behalve voor de voorzitter van de vergadering, aan wie een vergoeding van 150 euro wordt toegekend.
De vergoeding wordt voor maximaal vier vergaderingen per jaar toegekend.
§ 2. De leden van de kamer ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding per vergadering van de kamer, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 1°, 2° en 3°.
De vergoeding, vermeld in het eerste lid, bedraagt 100 euro, behalve voor de voorzitter van de vergadering, aan wie een vergoeding van 150 euro wordt toegekend.
De vergoeding wordt voor maximaal zes vergaderingen per jaar toegekend.
§ 3. Verschillende vergaderingen van de Vlaamse Planningscommissie of van de kamers die op dezelfde dag plaatsvinden, gelden maar als één vergadering.
Art.7. De leden, en de eventuele externe deskundigen, vermeld in artikel 5, § 4, ontvangen een vergoeding voor de reiskosten die verbonden zijn aan de deelname aan de vergaderingen van de Vlaamse Planningscommissie of de kamers, vermeld in artikel 4, § 1, conform de regeling voor de kilometervergoeding van personeelsleden van de Vlaamse overheid die op dat moment geldt.
HOOFDSTUK 4. - Toegang tot opleidingen die leiden tot bijzondere beroepstitels en groepen van bijzondere beroepstitels
Art.8. De Vlaamse Regering kan, nadat ze het advies, vermeld in artikel 3, § 1, tweede lid, 2°, heeft ontvangen, voor elke bijzondere beroepstitel of groep van bijzondere beroepstitels het maximumaantal kandidaten bepalen dat jaarlijks of voor een bepaalde referentieperiode tot de opleiding kan worden toegelaten en het minimumaantal kandidaten dat tot de opleiding tot de bijzondere beroepstitel moet worden toegelaten.
Als voor een bijzondere beroepstitel of groep van bijzondere beroepstitels de minima over een referentieperiode niet worden behaald, kan de Vlaamse Regering, op advies van de Vlaamse Planningscommissie, de maxima voor toegang tot een of meer andere opleidingen die leiden tot bijzondere beroepstitels en groepen van bijzondere beroepstitels, verminderen met een percentage dat de Vlaamse Regering bepaalt.
Art.9.Aan de hand van een rapportering die het [1 Departement Zorg]1 instelt, wordt bijgehouden of de vooropgestelde aantallen worden bereikt.
Het bereikte aantal kandidaten voor elke opleiding tot een bijzondere beroepstitel of groep van bijzondere beroepstitels wordt jaarlijks bekendgemaakt op de website van het [1 Departement Zorg]1.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 617, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.10.Als de opleiding tot een bijzondere beroepstitel of groep van bijzondere beroepstitels van arts-specialist, huisarts, algemeen tandarts of tandarts-specialist van een kandidaat wordt stopgezet, kan hij voor de opleiding tot de bijzondere beroepstitel of groep van bijzondere beroepstitels in kwestie worden vervangen door een andere kandidaat.
In de volgende gevallen wordt de opleiding van een kandidaat als stopgezet beschouwd als vermeld in het eerste lid:
1° het [1 Departement Zorg]1 ontvangt een attest, dat de decaan van de geneeskundefaculteit en de kandidaat ondertekenen. Dat attest bevestigt dat er aan de opleiding een einde wordt gemaakt;
2° het [1 Departement Zorg]1 of, in voorkomend geval, de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, neemt een definitieve beslissing tot stopzetting;
3° de kandidaat is overleden.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 617, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.11. In voorkomend geval hebben de aantallen, vermeld in artikel 8, eerste lid en tweede lid, uitwerking na een termijn die gelijk is aan de duur van de masteropleidingen die nodig zijn om de diploma's te behalen, vermeld in artikel 3, § 1, en artikel 4 van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.12. Artikel 3 van het decreet van 29 maart 2019 houdende wijziging van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, treedt in werking op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 13. De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.