16 JULI 2020. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 6, tweede lid en artikel 8, § 3, derde lid, van het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 houdende nadere regels voor de wettelijke medewerkingsplicht bij vorderingen door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten met betrekking tot elektronische communicatie
Art. 1-4
Artikel 1. § 1. Om gegevensverlies te vermijden en in geval van een onderbreking, om welke reden dan ook, van de transmissie naar het door het betrokken diensthoofd aangeduide netwerkaansluitingspunt van de gegevens opgevraagd door de bevoegde inlichtingen- en veiligheidsdienst op basis van de artikelen 18/8 of 18/17 van de wet van 30 november 1998, zorgen de operatoren van elektronische-communicatienetwerken en de verstrekkers van elektronische-communicatiediensten ervoor dat deze tijdelijk in een buffergeheugen bewaard worden zoals bepaald in de normen TS 102 232-5, B.1, b.3) en b.4), TS 101 331, punt 3.1 en punt 4.2.b, 3 en 4 en TS 102 232-1, punt 6.3.3 van het Europees Normalisatie-instituut voor Telecommunicatie (hierna ETSI).
De gegevens worden opslagen in het buffergeheugen tot aan de succesvolle overdracht ervan aan het door het betrokken diensthoofd aangeduide netwerkaansluitingspunt.
§ 2. Conform de normen TS 101 331, 4.2, b) en TS 102 232-1, punt 6.3.3 en TS 102 232-1, B.6, R24 van het ETSI, zorgt de operator elektronische-communicatienetwerken of de verstrekker van elektronische-communicatiediensten ervoor dat de capaciteit van het buffergeheugen ten minste gelijk is aan drie keer de capaciteit die nodig is voor één uur opslag van de in paragraaf 1 bedoelde datastromen tegen gemiddelde snelheid van de operator of de aanbieder naar de bevoegde inlichtingen- en veiligheidsdienst gedurende het voorbije jaar.
Wanneer geen enkele datastroom werd verzonden naar de bevoegde inlichtingen- of veiligheidsdienst gedurende het voorbije jaar, houdt de operator of verstrekker rekening met het meest recente jaar tijdens welk datastromen werden verstuurd naar hem.
Wanneer de onderbreking van de gegevensoverdracht bedoeld in paragraaf 1 leidt tot de overschrijding van de capaciteit van het buffergeheugen, dan bewaart de operator van elektronische-communicatienetwerken of de verstrekker van elektronische-communicatiediensten de gegevens van de meest recente uren voor het einde van de onderbreking in het buffergeheugen.
§ 3. In overeenstemming met de normen TS 101 331, punt 4.5, b) en TS 101 331, 4.5, a), van het ETSI zorgen de operatoren van elektronische-communicatienetwerken of verstrekkers van elektronische-communicatiediensten ervoor dat, vooraleer zij nieuwe diensten op de markt brengen of bestaande diensten wijzigen, de capaciteit van hun buffergeheugen voldoende gedimensioneerd wordt om aan de in paragraaf 2 voorziene vereisten te kunnen voldoen.
Art.2. § 1. In overeenstemming met de norm TS 101 331, punt 4.2, e) en nota 5 van TS 101 331, 4.2, e) van het ETSI en om de transmissie van niet-relevante gegevens te vermijden zodat alleen de overeenkomstig de artikelen 18/8 en 18/17 van de wet van 30 november 1998 door de bevoegde inlichtingen- en veiligheidsdienst gevorderde gegevens hem worden overgemaakt, is iedere operator van een elektronischecommunicatienetwerk en verstrekker van een elektronische-communicatiedienst technisch in staat om de gegevensstroom naar het door het betrokken diensthoofd aangeduide netwerkaansluitingspunt te filteren en stelt hij alles in het werk om de stromen die niet het voorwerp uitmaken van de vordering, niet naar hem te sturen.
§ 2. In overeenstemming met de normen TS 101 331, punt 4.2, e) en TS 102 232-1, punt F.4 van het ETSI gebeurt het filteren op basis van de verschillende elektronische-communicatiediensten die hij aan zijn gebruikers aanbiedt en op basis van de communicatiepoorten voor de gegevensstromen.
Op vraag van de betrokken inlichtingen- en veiligheidsdienst verfijnt de operator van het elektronische-communicatienetwerk of de verstrekker van de elektronische- communicatiedienst de filters op het niveau van de communicatiepoorten in overeenstemming met de norm TS 101 331, punt 4.2, e) van het ETSI.
In overeenstemming met de norm TS 101 331, punt 4,2, b) van het ETSI en wanneer de vordering van de bevoegde inlichtingen- en veiligheidsdienst betrekking heeft op een elektronische-communicatiedienst die toegankelijk is via verschillende communicatiepoorten, maakt de operator van het elektronische-communicatienetwerk of de verstrekker van de elektronische-communicatiedienst de volledige gegevensstroom met betrekking tot deze poorten over aan de bevoegde inlichtingen- en veiligheidsdienst.
Bij de filtering van de gegevensstroom mogen de operatoren van een elektronische-communicatienetwerk en de verstrekkers van elektronische-communicatiediensten geen kennis nemen van de inhoud van de communicaties zoals bepaald in de norm TS 101 331, punt 4.2, b), 5) van het ETSI.
Wanneer het technisch niet mogelijk is om de communicatiestromen te filteren zonder kennis te nemen van de inhoud, bezorgt de operator van het elektronische-communicatienetwerk of de aanbieder van de elektronische-communicatiediensten de volledige gegevensstroom aan de bevoegde inlichtingen- en veiligheidsdienst.
§ 3. In overeenstemming met de normen TS 101 331, punt 4.2, e) en TS 102 232-1, punt F.4 van het ETSI gebeurt de onderschepping van inkomende e-mail na de eventueel door de operator van een elektronische-communicatienetwerk of de verstrekker van een elektronische-communicatiedienst aangeboden spam-filter.
Art.3. Artikel 1 is niet van toepassing op de centrales die werken als een digitaal netwerk voor geïntegreerde diensten (ISDN), noch op de mobiele diensten die deze centrales gebruiken voor de configuratie van gesloten gebruikersgroepen, van een operator van een elektronische-communicatienetwerk of van een verstrekker van een elektronische-communicatiedienst.
Wat betreft de platformen voor onderschepping van e-mails, zetten deze operatoren en deze verstrekkers het buffergeheugen op naargelang van de technische mogelijkheden conform de ETSI-normen en in overleg met de bevoegde inlichtingen- en veiligheidsdienst.
Art. 4. Artikelen 1 en 3 treden in werking op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van 12 maanden te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.