25 JUNI 2020. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers
HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers
Art. 1-16
HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers
Artikel 1. In artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bepaling onder 29° worden de woorden "bedoeld bij artikel 10" vervangen door de woorden "waarmee België door internationale overeenkomsten of akkoorden inzake de tewerkstelling van werknemers verbonden is";
2° de bepaling onder 34° wordt opgeheven.
Art.2. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden in het eerste lid, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 november 2014, de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt:
"6° hooggeschoold personeel, voor zover de jaarlijkse bezoldiging ervan hoger ligt dan het bedrag van 39.422 EUR berekend en aangepast volgens artikel 37 van dit besluit;";
2° in de bepaling onder 18° worden de woorden "bedoeld bij artikel 10" vervangen door de woorden "waarmee België door internationale overeenkomsten of akkoorden inzake de tewerkstelling van werknemers verbonden is".
Art.3. In afdeling 1 van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt onderafdeling 2, die de artikelen 10 en 11 bevat, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2019, opgeheven.
Art.4. In artikel 12 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2019, wordt het vijfde lid vervangen als volgt:
"Wanneer het vastbenoemde ambtenaren betreft, vervangt het bewijs van hun statutaire betrekking de in het eerste lid vermelde arbeidsovereenkomst.".
Art.5. In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het vierde lid worden de woorden "alsook de perioden van moederschapsbescherming als bedoeld in hoofdstuk IV van de Arbeidswet van 16 maart 1971, voor zover de betrokkene een moederschapsuitkering in de zin van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 of het in artikel 30, § 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten bedoelde geboorteverlof geniet, en" ingevoegd tussen de woorden "van het werk" en de woorden "die zich voordeden".
2° in het zesde lid wordt:
a) de bepaling onder f) vervangen als volgt:
"f) aan seizoenarbeiders, bedoeld in afdeling 4 van hoofdstuk VI;";
b) de opsomming aangevuld met een j), luidende:
"j) aan de in artikel twee bedoelde werknemers, behalve de in punt 35° bedoelde werknemers.".
Art.6. Artikel 18/3, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 2018, wordt aangevuld met de bepalingen onder 4° en 5°, luidende:
"4° als de aanvraag een dienstverlening betreft, een kopie van de dienstverleningsovereenkomst;
5° als de werknemer uitsluitend in zijn woning of ten huize van de werkgever is tewerkgesteld, een schriftelijke verklaring van de werkgever of van de werknemer aan de hand waarvan deze toegang verleent tot zijn bewoonde ruimten aan ambtenaren die met het toezicht belast zijn krachtens artikel 11/1 van de wet en artikel 4 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 juni 2016 houdende bepaling van de met het toezicht en de controle belaste overheden in werkgelegenheidsaangelegenheden en houdende nadere regels met betrekking tot de werking van deze overheden.".
Art.7. Artikel 18/18 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 2018, wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende:
" 4° bij een wederkerig uitwisselingsprogramma, het bewijs van de wederkerigheid.".
Art.8. In artikel 18/19 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 2018, wordt de bepaling onder 3° opgeheven.
Art.9. In artikel 18/22/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2019, worden de woorden "de artikelen 18/2 en 18/3" vervangen door de woorden "artikel 18/3 en in de artikelen 61/29-4, § 3 en 61/29-5, § 2 van de wet van 15 december 1980"."
Art.10. In artikel 18/22/4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2019, worden de woorden "de artikelen 18/2 en 18/3" vervangen door de woorden "artikel 18/3 en in artikel 61/27-1, §§ § 1 tot 3 van de wet van 15 december 1980"."
Art.11. In artikel 30/10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2019, wordt de bepaling onder 3° opgeheven.
Art.12. In artikel 30/11 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2019, worden de woorden "in de hoedanigheid van werknemer, in het bezit van een geldige Europese blauwe kaart, en" ingevoegd tussen de woorden "de tewerkstelling" en de woorden "die beantwoordt" .
Art.13. In artikel 32, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "zijn echter de artikelen 8 en 10" vervangen door de woorden "is artikel 8 echter".
Art.14. In artikel 38, § 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de Arabische cijfers "10" en "21, 1° " worden geschrapt;
2° de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De in het vorige lid bedoelde afwijking van artikel 22, 2° geldt echter enkel voor een stage van ten hoogste een jaar, als aan deze stage inkomsten verbonden zijn die de stagiair in staat stellen in zijn behoeften of in die van zijn gezin te voorzien.".
Art.15. In bijlage I van hetzelfde besluit wordt de paragraaf in de voetnoot (3), luidende "Opgelet: Overeenkomsten die voor een duur van twaalf maanden of meer worden gesloten, moeten verplicht één van de punten 14 of 15 bevatten ; overeenkomsten die voor een duur van minder dan twaalf maanden worden gesloten, moeten alleen punt 15 bevatten, met uitsluiting van punt 14." aangevuld door de woorden: "Indien punt 14 noch punt 15 wordt aangevinkt, geldt het punt 15 automatisch. "
Art. 16. De minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Werk wordt belast met de uitvoering van dit besluit.