11 JUNI 2020. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de nadere regels voor de evaluatieopdracht alsook het modelverslag van de evaluatieopdracht, met toepassing van de artikelen 4, § 2, 5, § 2, 5, § 3, 6, § 1 en 7, § 2, van het decreet van 10 januari 2019 betreffende de Algemene Inspectiedienst
Art. 1-9
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan te worden onder:
1° "het decreet": het decreet van 10 januari 2019 betreffende de Algemene Inspectiedienst;
2° "schoolwerkdagen": maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, met uitzondering van de dagen die vallen op een feestdag, tijdens de schoolvakanties of een andere door de Regering vastgestelde schoolvakantie;
3° "diensthoofd" : de inspecteur-generaal of de coördinerende inspecteur die aan het hoofd staat van een van de diensten bedoeld in artikel 3, derde lid, van het decreet.
Art.2. Bij de uitoefening van de in de artikelen 4, § 2, 5, § 2, 5, § 3, 6, § 1 en 7, § 2 van het decreet bedoelde evaluatieopdrachten neemt de inspecteur de volgende grondbeginselen in acht:
1° onafhankelijkheid : principe volgens hetwelk de inspecteur zijn opdracht uitvoert zonder tussenkomst van de cliënt in volledige autonomie en vrijheid met betrekking tot de analyse van de gegevens, de formulering van de conclusies en de aanbevelingen in overeenstemming met de specifieke methodologie en het mandaat ;
2° striktheid: principe volgens hetwelk de inspecteur op een precieze, genuanceerde manier handelt en nauwkeurig de aanpak volgt die in de specifieke methodologie is vastgelegd;
3° objectiviteit : het principe volgens hetwelk de inspecteur in alle onpartijdigheid een oordeel velt op basis van analyses die worden uitgevoerd op basis van de verzamelde gegevens;
4° voorzichtigheid: principe volgens hetwelk de inspecteur zorgvuldig en met respect handelt en zich laat leiden door de zorg om anderen niet te schaden;
5° betrouwbaarheid: het principe volgens hetwelk de inspecteur een duidelijk en nauwkeurig opgesteld verslag uitbrengt dat de uitgevoerde opdracht weergeeft;
6° bekwaamheid : het principe dat de inspecteur over de kennis, de knowhow en de vaardigheden beschikt die nodig zijn om de opdracht uit te voeren;
7° transparantie: principe volgens hetwelk de inspecteur communiceert over zijn handelingen met de betrokken scholen, onderwijsinstellingen of PMS-centra;
8° vertrouwelijkheid : principe waarbij de inspecteur zich ertoe verbindt geen informatie te verspreiden over de betrokken scholen, onderwijsinstellingen of PMS-centra.
Art.3. Onverminderd de artikelen 4, § 7, eerste lid, 5, § 10, eerste lid, 6, § 6, eerste lid, en 7, § 7, eerste lid, van het decreet wordt door de coördinerende inspecteur-generaal op voorstel van het diensthoofd een contactinspecteur aangewezen.
De contactinspecteur organiseert de opdracht onder de verantwoordelijkheid van de coördinerende inspecteur-generaal, de inspecteur-generaal of de coördinerende inspecteur aan wie hij hiërarchisch verslag uitbrengt.
De contactinspecteur voert in overleg met het team van inspecteurs dat met de evaluatieopdracht belast is, de volgende opdrachten uit:
1° bepaalt de strategie voor het operationaliseren van de gestelde doelen, het systeem en de specifieke methodologie;
2° informeert de hiërarchie regelmatig over het verloop van de evaluatieopdracht en deelt informatie;
3° coördineert de activiteiten;
4° ziet toe op de naleving van de fundamentele beginselen als bedoeld in artikel 4 van dit besluit.
Art.4. § 1. De reikwijdte en de beperkingen van het mandaat van de Tussencel voor coördinatie omvatten de aanvankelijke vraag, de reikwijdte van de evaluatie, de te onderzoeken vragen en de totale duur van de evaluatieopdracht.
§ 2. De totale duur van de evaluatieopdracht komt overeen met de tijd tussen de formele ontvangst van de opdracht van de contactinspecteur en de verzending van het verslag aan de Regering, via de Tussencel voor coördinatie.
Art.5. Een evaluatieopdracht bestaat uit de volgende fasen:
1° ontvangst van het mandaat, het stelsel en de specifieke methodologie op basis waarvan de opdracht wordt uitgevoerd ;
2° het sturen van een post- of elektronische post naar de inrichtende macht van de school, de instelling of het PMS-centrum, om deze op de hoogte te brengen van de evaluatieopdracht en het tijdsbestek waarin de opdracht wordt uitgevoerd;
3° het sturen van een e-mail naar de directie van de school, de instelling of het PMS-centrum om hen op de hoogte te brengen van de eerste datum van bezoek;
4° de details van de evaluatieopdracht worden met alle nuttige middelen doorgegeven aan de inrichtende macht en de directie van de school, de inrichting of het PMS-centrum, ten minste 5 schooldagen voor de uitvoering van de opdracht;
5° tijdens het eerste bezoek aan de school, de inrichting of het PMS-centrum wordt in samenwerking met de directie een tijdschema opgesteld voor de aanwezigheid van inspecteurs in de school, de inrichting of het PMS-centrum;
6° veldstudie: bezoeken, interviews, documentaire studies of andere acties die nuttig zijn voor de uitvoering van de opdracht;
7° na afloop van de veldstudie ontvangen de inrichtende macht en de directie binnen 10 schoolwerkdagen een verslag van de verzamelde gegevens en eventuele vermeende substantiële tekortkomingen in de school, de inrichting of het PMS-centrum. De gegevens worden meegedeeld zonder analyse en rapporteren de vastgestelde feiten met betrekking tot het geëvalueerde pedagogische of educatieve systeem of de aan de PMS-centra toegewezen opdrachten en de naleving van de wettelijke en ethische (deontologische) verplichtingen;
8° de contactinspecteur nodigt de inrichtende macht en de directie van de school, de inrichting of het PMS-centrum uit om binnen 15 schoolwerkdagen opmerkingen te maken. Indien binnen deze termijn geen opmerkingen worden ontvangen, wordt de procedure voortgezet;
9° het team van inspecteurs trekt conclusies en aanbevelingen en stelt een gedetailleerd verslag op dat door de coördinerende inspecteur-generaal aan de Regering wordt toegezonden overeenkomstig de artikelen 4, § 2, vijfde lid, § 2, zesde lid, 5, § 3, vijfde lid, 6, § 1, vijfde lid, en 7, § 2, vijfde lid, van het decreet.
Art.6. De Regering kan de coördinerende inspecteur-generaal verzoeken een gedetailleerd verslag over de uitgevoerde opdracht in te dienen.
Art.7. Het modelverslag van een evaluatieopdracht als bedoeld in de artikelen 4, § 2, vijfde lid, § 2, zesde lid, 5, § 3, vijfde lid, 6, § 1, vijfde lid, en 7, § 2, vijfde lid, is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
Art.8. Dit besluit treedt in werking de dag waarop hzt in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.9. De Minister van het Onderwijs voor sociale promotie en de Minister van Onderwijs zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.(Bijlage niet vertaald. Zie franse versie)