Details





Titel:

15 MEI 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van bepaalde tijdelijke maatregelen met betrekking tot subsidies in het beleidsveld sport door de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid ingevolge het coronavirus COVID-19(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-05-2020 en tekstbijwerking tot 28-06-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene tijdelijke bepalingen van toepassing op de subsidies in het beleidsveld sport
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Specifieke tijdelijke bepalingen betreffende de toepassing van het decreet van 10 juni 2016 houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector
Art. 3-8
HOOFDSTUK 3. - Specifieke tijdelijke bepalingen betreffende de toepassing van het decreet van 3 april 2009 houdende de toekenning van subsidies voor de uitbouw, de coördinatie en de promotie van het sportaanbod van de studentensportvoorzieningen van de Vlaamse universiteiten en hogescholen en de erkenning en subsidiëring van een Vlaamse overkoepelende studentensportorganisatie
Art. 9-10
HOOFDSTUK 4. - Specifieke tijdelijke bepalingen betreffende de toepassing van het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren van een lokaal sportbeleid
Art. 11-12
HOOFDSTUK 5. - Specifieke tijdelijke bepalingen betreffende de toepassing van het decreet van 8 november 2013 houdende het stimuleren, het coördineren en het subsidiëren van de tewerkstelling in de sportsector
Art. 13
HOOFDSTUK 6. - Specifieke tijdelijke bepalingen betreffende de subsidiëring van sportinfrastructuur
Art. 14-15
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 16-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2017010995 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene tijdelijke bepalingen van toepassing op de subsidies in het beleidsveld sport
Artikel 1.Bij het toezicht op de verantwoording van subsidies binnen het beleidsveld sport, worden de voor subsidiëring in aanmerking komende kosten van gesubsidieerde evenementen of activiteiten, die niet [1 , aangepast]1 of beperkt hebben kunnen plaatsvinden in het kalenderjaar 2020 [2 , 2021 of 2022]2 ingevolge de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid ingevolge het coronavirus COVID-19, binnen de perken van de begrotingskredieten in aanmerking genomen.
  ----------
  (1)<BVR 2021-05-07/06, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 18-05-2021>
  (2)<BVR 2022-06-03/07, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 29-06-2022>

Art.2.
  <Opgeheven bij BVR 2021-05-07/06, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 18-05-2021>

HOOFDSTUK 2. - Specifieke tijdelijke bepalingen betreffende de toepassing van het decreet van 10 juni 2016 houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector
Art.3. Voor de toepassing van het decreet van 10 juni 2016 houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector, wordt de definitie olympiade, vermeld in artikel 2, 8°, van hetzelfde decreet als volgt toegepast:
  "olympiade: de periode van vier jaar die begint op 1 januari van het jaar na de oorspronkelijk geplande Olympische Zomerspelen, en die eindigt op 31 december van het jaar van de oorspronkelijk geplande Olympische Zomerspelen.".

Art.4. In afwijking van artikel 25 van hetzelfde decreet, wordt de huidige Topsporttakkenlijst, gevoegd als bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2017 betreffende de uitvoering van het decreet van 10 juni 2016 houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector inzake de vaststelling van de voorwaarden om een subsidie te verkrijgen voor de uitvoering van de beleidsfocus topsport, verlengd tot en met 31 december van het jaar dat de Olympische Zomerspelen in Tokio effectief hebben plaatsgevonden.

Art.5.Voor de toepassing van de erkenningsvoorwaarde met betrekking tot het aantal aangesloten leden, vermeld in artikel 4, eerste lid, 3°, van het decreet van 10 juni 2016, kan een reeds erkende sportfederatie ervoor opteren om voor 2020 het ledenaantal voor het jaar 2019 in aanmerking te laten nemen [1 , [2 ...]2 voor 2021 het ledenaantal voor het jaar 2019 of 2020]1 [2 , en voor 2022 het ledenaantal voor het jaar 2019, 2020 of 2021]2.
  Voor de toepassing van de erkenningsvoorwaarde met betrekking tot het aantal sportieve vrijetijdsbeoefenaars dat ze vertegenwoordigt, vermeld in artikel 40, eerste lid, 6°, van hetzelfde decreet, kan een reeds erkende organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding ervoor opteren om voor 2020 het aantal sportieve vrijetijdsbeoefenaars dat ze vertegenwoordigde in het jaar 2019 in aanmerking te laten nemen [1 , [2 ...]2 voor 2021 het aantal sportieve vrijetijdsbeoefenaars dat ze vertegenwoordigde in het jaar 2019 of 2020]1. [2 , en voor 2022 het aantal sportieve vrijetijdsbeoefenaars dat ze vertegenwoordigde in het jaar 2019, 2020 of 2021]2 .Voor de toepassing van artikel 46, tweede lid, van hetzelfde decreet, kan de organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding ervoor opteren om voor de subsidie voor het werkingsjaar 2020 het aantal sportieve vrijetijdsbeoefenaars dat ze vertegenwoordigde voor het jaar 2019 in aanmerking te laten nemen [1 , [2 ...]2 voor de subsidie voor het werkingsjaar 2021 het aantal sportieve vrijetijdsbeoefenaars dat ze vertegenwoordigde voor het jaar 2019 of 2020]1 [2 , en voor de subsidie voor het werkingsjaar 2022 het aantal sportieve vrijetijdsbeoefenaars dat ze vertegenwoordigde voor het jaar 2019, 2020 of 2021.]2
  ----------
  (1)<BVR 2021-05-07/06, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 18-05-2021>
  (2)<BVR 2022-06-03/07, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 29-06-2022>

Art.6.Voor de subsidie die afhankelijk is van het beantwoorden aan kwaliteitsprincipes, vermeld in artikel 9, derde lid, 1°, b), van hetzelfde decreet, kan een sportfederatie ervoor opteren om voor het werkingsjaar 2020 de score die ze behaalde in het werkingsjaar 2019 [1 , [2 voor]2 het werkingsjaar 2021 de score die ze behaalde in 2019 of 2020]1 [2 en voor het werkingsjaar 2022 de score die ze behaalde in 2019, 2020 of 2021]2, in aanmerking te laten nemen voor de volgende indicatoren:
  1° voor het kwaliteitsprincipe draagvlak van de sportfederatie: de indicator aantal aangesloten subsidieerbare leden van de sportfederatie, vermeld in artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 september 2016 tot vaststelling van de algemene erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden voor de georganiseerde sportsector;
  2° voor het kwaliteitsprincipe kwaliteit van het aanbod van de sportfederatie:
  a) de indicator aantal sportgekwalificeerde trainers die actief zijn als sporttechnisch begeleider in de sportclubs, aangesloten bij de sportfederatie, vermeld in artikel 13, § 1, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit;
  b) de indicator aantal leden van de sportfederatie die in het werkingsjaar in kwestie een nieuwe sportkwalificatie verworven hebben, vermeld in artikel 13, § 1, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit.
  Indien een sportfederatie kiest om de scores van het werkingsjaar 2019 [1 of 2020]1 [2 of 2021]2 in aanmerking te laten nemen, vermeld in het eerste lid, dan geldt deze keuze voor alle in het eerste lid vermelde indicatoren. Het aantal aangesloten subsidieerbare leden van 2019 [1 , respectievelijk 2020]1 [2 of 2021]2 geldt in dat geval ook voor de bepaling van de basissubsidie, afhankelijk van het aantal aangesloten leden, vermeld in artikel 9, derde lid, 1°, a), en artikel 16, § 2, van het decreet van 10 juni 2016, voor de verdeling van het resterende budget voor de indicator inspanningsverbintenis voor de basisopdracht kaderopleiding en bijscholing, vermeld in artikel 13, § 5, van het besluit van 16 september 2016, en voor de verdeling van het beschikbare budget voor het kwaliteitsprincipe goed bestuur, vermeld in artikel 16 en 17 van hetzelfde besluit.
  ----------
  (1)<BVR 2021-05-07/06, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 18-05-2021>
  (2)<BVR 2022-06-03/07, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 29-06-2022>

Art.7. De periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de coronacrisis van een personeelslid van de sportfederatie wordt niet meegerekend bij de berekening van het aandeel voor de indicator aantal personeelsleden van de sportfederatie, vermeld in artikel 12, derde lid, van hetzelfde besluit.

Art.8.Voor het werkingsjaar 2020 [1 [2 , voor]2 het werkingsjaar 2021]1 [2 en voor het werkingsjaar 2022]2 wordt aan artikel 19, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2017 betreffende de uitvoering van het decreet van 10 juni 2016 houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector inzake de vaststelling van de voorwaarden om een subsidie te verkrijgen voor de uitvoering van de beleidsfocus topsport een punt 9° toegevoegd dat luidt als volgt:
  " 9° specifieke kosten eigen aan de voorbereiding van en deelname aan multidisciplinaire stages en Olympische Spelen, Paralympische Spelen, Youth Olympic Games, European Games, EYOF en Wereldspelen waarvoor het agentschap Sport Vlaanderen voorafgaandelijk zijn uitdrukkelijk akkoord heeft verleend.".
  ----------
  (1)<BVR 2021-05-07/06, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 18-05-2021>
  (2)<BVR 2022-06-03/07, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 29-06-2022>

HOOFDSTUK 3. - Specifieke tijdelijke bepalingen betreffende de toepassing van het decreet van 3 april 2009 houdende de toekenning van subsidies voor de uitbouw, de coördinatie en de promotie van het sportaanbod van de studentensportvoorzieningen van de Vlaamse universiteiten en hogescholen en de erkenning en subsidiëring van een Vlaamse overkoepelende studentensportorganisatie
Art.9. Voor de toepassing van het decreet van 3 april 2009 houdende de toekenning van subsidies voor de uitbouw, de coördinatie en de promotie van het sportaanbod van de studentensportvoorzieningen van de Vlaamse universiteiten en hogescholen en de erkenning en subsidiëring van een Vlaamse overkoepelende studentensportorganisatie, wordt de definitie olympiade, vermeld in artikel 2, 4°, van hetzelfde decreet als volgt toegepast:
  "olympiade: de periode van vier jaar die begint op 1 januari van het jaar na de oorspronkelijk geplande Olympische Zomerspelen, en die eindigt op 31 december van het jaar van de oorspronkelijk geplande Olympische Zomerspelen.".

Art.10.In afwijking van artikel 4, derde lid, van hetzelfde decreet, is het minimale percentage van 10 percent van de jaarlijkse subsidie dat de overkoepelende studentensportorganisatie moet besteden aan de concrete organisatie van associatieoverschrijdende studentensportinitiatieven en de deelname van studenten aan internationale studentensportinitiatieven niet van toepassing voor het jaar 2020 [1 en voor het jaar 2021]1.
  ----------
  (1)<BVR 2021-05-07/06, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 18-05-2021>

HOOFDSTUK 4. - Specifieke tijdelijke bepalingen betreffende de toepassing van het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren van een lokaal sportbeleid
Art.11.In afwijking van artikel 25, tweede lid, van het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid, gewijzigd bij de decreten van 18 november 2016 en 22 december 2017, is het maximale percentage van 70 percent van de jaarlijkse subsidie dat de organisatie voor de begeleiding van de gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie kan besteden aan personeelskosten niet van toepassing voor het jaar 2020 [1 en voor het jaar 2021]1.
  ----------
  (1)<BVR 2021-05-07/06, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 18-05-2021>

Art.12.In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 betreffende de uitvoering van het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid, is het bestedingspercentage van ten minste 35% niet van toepassing voor het jaar 2020 [1 en voor het jaar 2021]1, op voorwaarde dat het in mindering genomen bestedingspercentage gevoegd wordt bij het bestedingspercentage van de Vlaamse beleidsprioriteit het ondersteunen van de kwalitatieve uitbouw van de sportverenigingen via een doelgericht subsidiebeleid, vermeld in artikel 4 van hetzelfde besluit.
  In afwijking van artikel 6 en 7 van hetzelfde besluit is het bestedingspercentage van ten minste 10% niet van toepassing voor het jaar 2020 [1 en voor het jaar 2021]1, op voorwaarde uit de onderdelen van het ingediende jaarlijks verslag, vermeld in artikel 18, tweede lid, 2°, 3° en 4°, van hetzelfde besluit blijkt dat de uitgevoerde acties en de financiële middelen kaderen in het geheel van de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 11 van het decreet van 6 juli 2012.
  De Vlaamse Gemeenschapscommissie mag voor het jaar 2020 [1 en voor het jaar 2021]1 een aangepast subsidiereglement, vermeld in artikel 15, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit indienen. De aanpassingen kunnen de erin opgenomen subsidievoorwaarden en -procedures voor de sportclubs en de maximale bestedingsmogelijkheden van de sportclubs binnen de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 11, 1° en 2°, van het decreet van 6 juli 2012 betreffen.
  ----------
  (1)<BVR 2021-05-07/06, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 18-05-2021>

HOOFDSTUK 5. - Specifieke tijdelijke bepalingen betreffende de toepassing van het decreet van 8 november 2013 houdende het stimuleren, het coördineren en het subsidiëren van de tewerkstelling in de sportsector
Art.13.In afwijking van artikel 3, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de uitvoering van het decreet van 8 november 2013 houdende het stimuleren, het coördineren en het subsidiëren van de tewerkstelling in de sportsector, is de erin vermelde bestedingsverplichting van 80.000 euro van de jaarlijkse subsidie voor de uitvoering van de opdracht in kwestie in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad niet van toepassing in 2020 [1 en in 2021]1. Dit geldt alleen op voorwaarde dat de organisatie voor de coördinatie en de tewerkstelling van een pool van sportbegeleiders en sportondersteuners aantoont dat de oorspronkelijk geplande initiatieven ingevolge de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid ingevolge het coronavirus COVID-19 niet of beperkt konden plaatsvinden.
  ----------
  (1)<BVR 2021-05-07/06, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 18-05-2021>

HOOFDSTUK 6. - Specifieke tijdelijke bepalingen betreffende de subsidiëring van sportinfrastructuur
Art.14.
  <Opgeheven bij BVR 2022-06-03/07, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 09-04-2021>

Art.15.De uiterlijk toegestane termijn van realisatie van de werken voor een lopend project sportinfrastructuur dat in een van de projectoproepen sportinfrastructuur wordt gesubsidieerd binnen het beleidsveld sport, wordt met [1 [3 drie jaar]3]1 verlengd ingevolge de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid ingevolge het coronavirus COVID-19.
  [2 De uiterlijk toegestane termijn van realisatie van de werken voor een project bovenlokale sportinfrastructuur of topsportinfrastructuur dat [4 in 2020,]4 in 2021 [5 of in 2022]5 wordt goedgekeurd op basis van het decreet van 5 mei 2017 houdende de ondersteuning van bovenlokale sportinfrastructuur en topsportinfrastructuur, wordt met [6 twee]6 jaar verlengd ingevolge de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid ingevolge het coronavirus COVID-19.]2
  ----------
  (1)<BVR 2021-05-07/06, art. 10,1, 002; Inwerkingtreding : 26-05-2020>
  (2)<BVR 2021-05-07/06, art. 10,2°, 002; Inwerkingtreding : 18-05-2021>
  (3)<BVR 2022-06-03/07, art. 6,1°, 003; Inwerkingtreding : 26-05-2020>
  (4)<BVR 2022-06-03/07, art. 6,2°, 003; Inwerkingtreding : 18-05-2021>
  (5)<BVR 2022-06-03/07, art. 6,3°, 003; Inwerkingtreding : 29-06-2022>
  (6)<BVR 2022-06-03/07, art. 6,4°, 003; Inwerkingtreding : 18-05-2021>

HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.16. Dit besluit treedt in werking op de dag van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad. Artikel 2 heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2020.

Art. 17. De Vlaamse minister, bevoegd voor de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven, is belast met de uitvoering van dit besluit.