28 APRIL 2020. - Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 26 tot toekenning, op tijdelijke basis, van een aanvullende steun op het overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen in het kader van de crisis van het coronavirus COVID-19 en tot wijziging van verschillende wetgevingen en reglementeringen (NOTA : bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding bij DWG2020-12-03/07, art. 9)
Art. 1-11
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de Minister : de Minister bevoegd voor Economie;
2° de begunstigden : de zelfstandigen die in aanmerking komen voor de tijdelijke maatregelen in het kader van COVID-19 overeenkomstig hoofdstuk 3 van de wet van 23 maart 2020 tot wijziging van de wet van 22 december 2016 houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen en tot invoering van tijdelijke maatregelen in het kader van COVID-19 ten gunste van zelfstandigen;
3° de ondernemingen : de kleine onderneming bedoeld in artikel 3, § 3, van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen, waarvan het personeelsbestand en de financiële drempels degene zijn als bedoeld in artikel 2.2. van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, en de in artikel 3, § 5, van het decreet bedoelde zeer kleine onderneming;
4° de Administratie : de Waalse Overheidsdienst Economie, Tewerkstelling en Onderzoek;
5° volledig overbruggingsrecht : het maandelijks bedrag van de financiële uitkering bedoeld in artikel 10, § 1, van de wet van 22 december 2016 houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen en in artikel 4, § 1, van de wet van 23 maart 2020 tot wijziging van de wet van 22 december 2016 houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen en tot invoering van tijdelijke maatregelen in het kader van COVID-19 ten gunste van zelfstandigen;
6° de aanvullende steun : de aanvullende steun op het overbruggingsrecht die onder de voorwaarden bepaald in dit besluit wordt toegekend.
Art.2. De Minister verleent, volgens de door hem vastgestelde modaliteiten, een aanvullende steun aan de begunstigden die hun activiteit in het Waalse Gewest uitoefenen en die aantonen dat zij hun activiteit op doorslaggevende wijze hebben onderbroken, waarbij ze vóór de datum van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad een aanvraag voor een overbruggingsrecht hebben ingediend, en die in de periode maart-april 2020 het volledige overbruggingsrecht hebben genoten.
De Minister verleent, volgens de door hem vastgestelde modaliteiten, een aanvullende steun aan de ondernemingen die bewijzen dat zij hun in het Waalse Gewest uitgeoefende activiteit op doorslaggevende wijze hebben onderbroken, waarbij ze aantonen dat de zaakvoerder vóór de datum van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad een aanvraag voor een overbruggingsrecht heeft ingediend, en dat ze in de periode maart-april 2020 het volledige overbruggingsrecht hebben genoten.
De aanvullende steun bedraagt 2.500 euro.
Voor ondernemingen waarvan de zaakvoerder niet zelfstandig is, verleent de Minister, volgens de door hem bepaalde modaliteiten, een steun van 2.500 euro aan ondernemingen die bewijzen dat een meerderheid van de werknemers in maart en april 2020 wegens overmacht tijdelijk werkloos is in het kader van de crisis ten gevolge van het coronavirus COVID-19.
Van de in de leden 3 en 4 bedoelde steun zijn uitgesloten, de begunstigden en de ondernemingen die in aanmerking zijn gekomen voor :
1° de premie toegekend in het kader van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2020 betreffende de toekenning van compensatievergoedingen in het kader van de maatregelen tegen het coronavirus COVID-19;
2° de premie toegekend in een ander Gewest in het kader van de crisis ten gevolge van het coronavirus COVID-19.
De onderneming die een aanvraag voor een van de in de leden 3 en 4 bedoelde steunmaatregelen indient, verbindt zich er op haar eer toe om voor haar boekjaar 2020 geen dividend op aandelen uit te keren.
De in de leden 3 en 4 bedoelde steun wordt slechts eenmaal verleend indien de zaakvoerder van de onderneming zelf een begunstigde is.
Voor de in het tweede lid bedoelde ondernemingen wordt de in het derde lid bedoelde steun, indien er meerdere zaakvoerders zijn, slechts eenmaal per onderneming toegekend.
Art.3. De in artikel 2, derde en vierde leden, bedoelde steun wordt krachtens dit besluit toegekend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.
Art.4. Volgens de door de Minister bepaalde modaliteiten dienen de begunstigden en de ondernemingen de aanvraag voor de in artikel 2, derde of vierde lid, bedoelde steun via een formulier bij de Administratie in.
De betaling van de steun bedoeld in artikel 2, derde en vierde leden, wordt door een externe dienstverlener toegestaan in afwijking van artikel 21, § 1, tweede lid, van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de Waalse openbare bestuurseenheden.
Art.5. Overeenkomstig het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de Waalse openbare bestuurseenheden kan de Administratie elk nuttig document opvragen dat bewijst dat de steun gebruikt wordt voor de doeleinden waarvoor hij wordt toegekend.
Art.6. In afwijking van artikel 4, eerste lid, 1° en 5°, van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen worden de activiteiten van bemiddeling bij de verkoop en aankoop van onroerende goederen, alsook sport- en vrijetijdsactiviteiten en de activiteiten van verdeling van cultuurproducten op tijdelijke basis toegelaten in het kader van de maatregelen genomen naar aanleiding van de crisis van het coronavirus COVID-19 die door de Regering werd erkend als een buitengewone gebeurtenis in de zin van artikel 10 van bedoeld decreet.
Art.7. In artikel 4 van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2020 betreffende de toekenning van compensatievergoedingen in het kader van de maatregelen tegen het coronavirus COVID-19, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 26 maart 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in het eerste lid wordt punt 1° vervangen als volgt :
"1° 45 van de NACE-BEL-code met uitzondering van 45.111, 45.112, 45.191, 45.192, 45.194, 45.202 tot 45.205, 45.209, 45.310 en 45.401 van de NACE-BEL-code;";
b) in het eerste lid wordt een punt 1° /1 ingevoegd, luidend als volgt :
"1° /1 47 van de NACE-BEL-code met uitzondering van 47.20, 47.62 voor wat betreft de perswinkels en 47.73 van de NACE-BEL-code;";
c) in het eerste lid wordt een punt 4° /1 ingevoegd, luidend als volgt :
"4° /1 59.140 van de NACE-BEL-code;";
d) in het eerste lid wordt een punt 4° /2 ingevoegd, luidend als volgt :
"4° /2 68.311 van de NACE-BEL-code;";
e) in het eerste lid wordt een punt 4° /3 ingevoegd, luidend als volgt :
"4° /3 90 tot 93 van de NACE-BEL-code".
Art.8. In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen als volgt :
"De aanvraag voor een compensatievergoeding moet vóór 13 mei 2020 ingediend worden, met uitzondering van artikel 4, eerste lid, 1° en 4° /1 tot 4° /3, waarvoor de aanvraag voor een compensatievergoeding vóór 1 juni 2020 ingediend moet worden.".
Art.9. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de woorden "en houdt op van kracht te zijn negentig dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad" vervangen door de woorden "en houdt op van kracht te zijn op 3 augustus 2020".
Art.10. Dit besluit heeft uitwerking op 1 maart 2020 en houdt op van kracht te zijn negentig dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 6 tot 9 die uitwerking hebben op 14 maart 2020.
Art. 11. De Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.