29 MEI 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor de toekenning van een subsidie aan [...] voorzieningen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin voor de vergoeding van bepaalde kosten ten gevolge van de COVID-19-epidemie <BVR2021-03-19/07, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 09-04-2021>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-08-2020 en tekstbijwerking tot 30-03-2021)
Art. 1-11
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
1° algemeen of universitair ziekenhuisbed: een verantwoord bed, een verantwoord bed chirurgisch dagziekenhuis of een erkend SP-, A- of K-bed, met uitzondering van de bedden met kenletter a(d) en k(d) en met uitzondering van de erkende bedden die tijdelijk buiten gebruik zijn gesteld om de vrijgekomen middelen en personeel in te kunnen zetten voor de mobiele teams in toepassing van artikel 107 van de Gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
2° algemeen ziekenhuis: een ziekenhuis dat geen psychiatrisch of universitair ziekenhuis is;
3° besluit van 31 maart 2006: besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein;
4° bevoegde entiteit: het departement of het agentschap binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, dat is aangewezen om het beleid over de instellingen uit te voeren;
5° centrum voor algemeen welzijnswerk: een centrum als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk, dat voorziet in residentiële opvang;
6° centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning: een erkend centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012 inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
7° centrum voor kortverblijf: een centrum voor kortverblijf als vermeld in artikel 25 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
8° decreet van 6 juli 2018: het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging;
[1 8° /1 dienst voor gezinszorg: een dienst voor gezinszorg als vermeld in artikel 11 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;]1
9° eenheid: een eenheid, zoals bekend bij de bevoegde entiteit op 1 april 2020;
10° gebruiker: een persoon die residentieel in een voorziening voor personen met een handicap verblijft;
11° initiatief van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid: een initiatief van beschut wonen als vermeld in artikel 2, 9°, van het decreet van 6 juli 2018, dat een collectieve woongelegenheid ter beschikking stelt;
12° instelling: een instelling als vermeld in artikel 2;
13° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het welzijn, de Vlaamse minister bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, de Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, de Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale bescherming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur;
14° psychiatrisch verzorgingstehuis: een psychiatrisch verzorgingstehuis als vermeld in artikel 2, 12°, van het decreet van 6 juli 2018;
15° psychiatrisch ziekenhuis: een psychiatrisch ziekenhuis als vermeld in artikel 3 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
16° psychiatrisch ziekenhuisbed: een erkend bed in een psychiatrisch ziekenhuis, dat niet erkend is onder kenletter a(d), k(d), t(d) of Tf(pl) en met uitzondering van de erkende bedden die tijdelijk buiten gebruik zijn gesteld om de vrijgekomen middelen en personeel in te kunnen zetten voor de mobiele teams in toepassing van artikel 107 van de Gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
17° residentiële revalidatievoorziening: een revalidatievoorziening als vermeld in artikel 2, 16°, van het decreet van 6 juli 2018, waar zorggebruikers worden opgenomen en verblijven, met uitzondering van de ziekenhuizen en de revalidatieziekenhuizen;
18° residentiële voorziening in de jeugdhulp: een voorziening die erkend is voor de typemodule verblijf conform bijlage 1 bij het besluit van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp;
19° revalidatieziekenhuis: een revalidatieziekenhuis als vermeld in artikel 2, 17°, van het decreet van 6 juli 2018;
20° typemodules zeer korte residentiële opvang en lange residentiële opvang: de typemodules, vermeld in artikel 49 en 53 van het ministerieel besluit van 21 december 2012 betreffende het aanbod, beschreven in typemodules, van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
21° universitair ziekenhuis: een universitair ziekenhuis als vermeld in artikel 4 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
22° voorziening voor personen met een handicap:
a) een vergunde zorgaanbieder als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap en die collectieve woonondersteuning aan gebruikers aanbiedt;
b) een erkend multifunctioneel centrum voor minderjarige personen met een handicap als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;
c) een erkende unit voor geïnterneerden als vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden;
d) een erkende observatie-, diagnose- en behandelingsunit als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning en subsidiëring van observatie-, diagnose- en behandelingsunits;
e) een vergunde zorgaanbieder als vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders;
f) een vergunde zorgaanbieder als vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 over de zorg en ondersteuning voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel of tetraplegie ten gevolge van een hoge dwarslaesie met de hoogste zorg- en ondersteuningsnood;
g) een rechtspersoon die zorg en ondersteuning organiseert voor hoogstens vijftien personen met een handicap, die al of niet beschikken over een budget als vermeld in artikel 7, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders;
23° woonzorgcentrum: een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 33 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
24° ziekenhuis: een ziekenhuis als vermeld in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
25° zorggroep: een zorggroep als vermeld in de tabel in bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden.
----------
(1)<BVR 2021-03-19/07, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 09-04-2021>
Art.2.Dit besluit is van toepassing op de volgende instellingen:
1° de algemene ziekenhuizen;
2° de universitaire ziekenhuizen;
3° de psychiatrische ziekenhuizen;
4° de revalidatieziekenhuizen;
5° de residentiële revalidatievoorzieningen;
6° de psychiatrische verzorgingstehuizen;
7° de initiatieven van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid;
8° de woonzorgcentra;
9° de centra voor kortverblijf;
10° de residentiële voorzieningen in de jeugdhulp;
11° de voorzieningen voor personen met een handicap;
12° de centra voor algemeen welzijnswerk;
13° de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
[1 14° de diensten voor gezinszorg.]1
----------
(1)<BVR 2021-03-19/07, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 09-04-2021>
Art.3. Aan de instellingen kunnen conform dit besluit subsidies worden verleend.
Als ter uitvoering van dit besluit staatssteun in de zin van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt verleend aan een onderneming, wordt die staatssteun toegekend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.
Art.4.De instellingen, met uitzondering van de algemene, universitaire en psychiatrische ziekenhuizen [1 en de diensten voor gezinszorg]1, ontvangen een subsidie voor de kosten die ze hebben gemaakt om de gevolgen te beperken van de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie, en die verband houden met:
1° de investeringen in roerende en onroerende infrastructuur die noodzakelijk zijn om de opvangcapaciteit te verhogen, aan te passen of in haar oorspronkelijke staat te herstellen;
2° de financiering van het beschermingsmateriaal, de desinfecteringsproducten, het testmateriaal, de wasserij en de speciale afvalverwerking.
De algemene, universitaire en psychiatrische ziekenhuizen ontvangen een subsidie voor de kosten die verband houden met de investeringen in roerende en onroerende infrastructuur die noodzakelijk zijn om de opvangcapaciteit te verhogen, aan te passen of in haar oorspronkelijke staat te herstellen als gevolg van de civiele noodsituatie voor de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie.
[1 De diensten voor gezinszorg ontvangen een subsidie voor de kosten die ze hebben gemaakt om de gevolgen te beperken van de civiele noodsituatie voor de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie, en die verband houden met de financiering van het beschermingsmateriaal en de desinfecteringsproducten.]1
----------
(1)<BVR 2021-03-19/07, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 09-04-2021>
Art.5.§ 1. Met het oog op de doelstelling, vermeld in artikel 4, wordt aan elke instelling [1 , met uitzondering van de diensten voor gezinszorg,]1 automatisch een forfaitaire subsidie toegekend.
§ 2. De forfaitaire subsidie voor de instellingen, vermeld in de volgende tabel, wordt, conform de volgende tabel, berekend als volgt: het forfaitaire bedrag x het aantal eenheden.
instellingen | forfaitaire bedrag in euro | eenheid |
algemene ziekenhuizen | 500 | algemeen of universitair ziekenhuisbed |
universitaire ziekenhuizen | ||
psychiatrische ziekenhuizen | 200 | psychiatrisch ziekenhuisbed of FOR-K-bed |
revalidatieziekenhuizen | 200 | erkend bed |
residentiële revalidatievoorzieningen | 200 | residentiële capaciteitseenheid |
psychiatrische verzorgingstehuizen | 200 | erkende opname-eenheid of FOR-PVT-bed |
initiatief van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid | 200 | collectieve huisvestingseenheid |
woonzorgcentra | 200 | erkende woongelegenheid |
centra voor kortverblijf | 200 | erkende woongelegenheid |
residentiële voorzieningen in de jeugdhulp | 100 | erkende module verblijf |
centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning | 100 | residentiële opvangplaats in de typemodules zeer korte residentiële opvang, lange residentiële opvang en crisisopvang |
voorzieningen voor personen met een handicap | forfaitaire bedrag in euro |
vergunde zorgaanbieders en ouderinitiatieven | 200 per gebruiker die is ingedeeld zorggroep 1 of 2 |
100 per gebruiker die is ingedeeld zorggroep 3 | |
multifunctionele centra | 200 |
units voor geïnterneerden | 200 |
observatie-, diagnose- en behandelingsunits | 200 |
vergunde zorgaanbieders voor zorg en ondersteuning aan geïnterneerde personen | 200 |
vergunde zorgaanbieders voor NAH | 200 |
instellingen | maximumbedrag in euro | eenheid |
algemene ziekenhuizen | 1000 | algemeen of universitair ziekenhuisbed |
universitaire ziekenhuizen | ||
psychiatrische ziekenhuizen | 600 | psychiatrisch ziekenhuisbed of FOR-K-bed |
revalidatieziekenhuizen | 600 | erkend bed |
residentiële revalidatievoorzieningen | 600 | residentiële capaciteitseenheid |
psychiatrische verzorgingstehuizen | 600 | erkende opname-eenheid of FOR-PVT-bed |
initiatief van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid | 600 | collectieve huisvestingseenheid |
woonzorgcentra | 600 | erkende woongelegenheid |
centra voor kortverblijf | 600 | erkende woongelegenheid |
residentiële voorzieningen in de jeugdhulp | 400 | erkende module verblijf |
centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning | 400 | residentiële opvangplaats in de typemodules zeer korte residentiële opvang, lange residentiële opvang en crisisopvang |
voorzieningen voor personen met een handicap | maximumbedrag in euro |
vergunde zorgaanbieders en ouderinitiatieven | 600 per gebruiker die is ingedeeld in zorggroep 1 of 2 |
400 per gebruiker die is ingedeeld in zorggroep 3 | |
multifunctionele centra | 600 |
units voor geïnterneerden | 600 |
observatie-, diagnose- en behandelingsunits | 600 |
vergunde zorgaanbieders voor zorg en ondersteuning aan geïnterneerde personen | 600 |
vergunde zorgaanbieders voor NAH | 600 |