Details





Titel:

3 APRIL 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft aanpassingen aangaande geothermie bij groene warmte en de aanpassing van de parameters voor de berekening van de onrendabele top



Inhoudstafel:


Art. 1-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit strekt tot de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking).

Art.2. In artikel 1.1.1, § 2 van het Energiebesluit van 19 november 2010, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het bestaande punt 87° /1 wordt hernummered als punt 87° /2;
  2° er wordt een punt 87° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "87° /1 residu: een stof die niet het rechtstreekse doel van een productieproces zijnde eindproduct is en geen hoofddoel van het productieproces vormt en het proces is niet opzettelijk gewijzigd voor het produceren ervan;".

Art.3. In artikel 6.2/3.2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, worden de woorden "het residu" vervangen door de woorden "de restwaarde".

Art.4. In artikel 7.4.1, § 1, van het Energiebesluit van 19 november 2010, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015, 15 juli 2016 en 30 november 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het derde lid worden de woorden "komen als nuttige-groenewarmte-installaties in aanmerking" vervangen door de woorden "kunnen onder andere als nuttige-groenewarmte-installaties in aanmerking komen";
  2° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt:
  "De calls bevatten steeds minstens een oproep met betrekking tot de technologie vermeld in het derde lid, 1°. De minister bepaalt op voorstel van het Vlaams Energieagentschap per call welke andere technologieën voor een nuttige-groene-warmteinstallatie in aanmerking komen voor steun. Indien de minister bepaalt dat de technologie vermeld in het derde lid, 2°, in aanmerking komt voor steun, wordt echter in geen geval steun toegekend aan de boringen voor het winnen van aardwarmte.".

Art.5. In artikel 7.4.3, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015, 27 november 2015 en 30 november 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de zinnen "Een beroep bij een administratief rechtscollege schorst de termijnen, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3°. De minister kan de termijn, vermeld in 1°, op gemotiveerd verzoek verlengen." opgeheven;
  2° tussen het eerste en het tweede lid wordt twee leden ingevoegd, die luiden als volgt:
  "Een beroep bij een administratief rechtscollege schorst de termijnen, vermeld in het eerste lid.
  De minister kan de termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, op gemotiveerd verzoek verlengen. De minister kan de termijn, vermeld in het eerste lid, 3°, voor projecten die bij de indiening van hun steunaanvraag nog niet onderworpen waren aan de opsporings- en winningsvergunning, vermeld in het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, één keer met een maximale termijn van vierentwintig maanden verlengen.".

Art.6. In punt 3 van bijlage III/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de tabel wordt de rij"


Ki M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.7*
"
  vervangen door de rij:
  "


Ki M 3.9* M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.10* M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.1* M 3.7*
";
  2° er wordt een punt 3.1.9 toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "3.1.9 M 3.9
  Het VEA legt de waarden vast op basis van de projectparameters voor nieuwe projecten, en behoudt die waarden voor lopende projecten. Die waarde is maximaal de waarde, vermeld in M 3.7.";
  3° er wordt een punt 3.1.10 toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "3.1.10 M 3.10
  Het VEA legt de waarden vast op basis van de projectparameters voor nieuwe projecten, en behoudt die waarden voor lopende projecten. Die waarde is maximaal:
  1° indien de installatie een maximaal AC-vermogen van de omvormer heeft van meer dan 750 kW: de waarde, vermeld in M 3.7, vermenigvuldigd met een factor 1,15;
  2° indien de installatie een maximaal AC-vermogen van de omvormer heeft van 750 kW of minder: de waarde vastgelegd conform punt 3.1.1 (M 3.1) van bijlage III/1, vermenigvuldigd met een factor 1,15.".

Art.7. Bijlage III/3 bij het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd bij artikel 6, 1° en 2° van dit besluit, is van toepassing op de projecten waarvoor voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit:
  1° nog geen voorlopige bandingfactor is verkregen conform de procedure, vermeld artikel 6.2/1.7, § 1, van het Energiebesluit van 19 november 2010;
  2° nog geen definitieve bandingfactor is verkregen conform de procedure, vermeld in artikel 6.2/1.7, § 2, vijfde lid, van het Energiebesluit van 19 november 2010.
  Bijlage III/3 bij het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd bij artikel 6, 3° van dit besluit, is van toepassing op de projecten waarvoor op 1 juni 2020:
  1° nog geen voorlopige bandingfactor is verkregen conform de procedure, vermeld artikel 6.2/1.7, § 1, van het Energiebesluit van 19 november 2010;
  2° nog geen definitieve bandingfactor is verkregen conform de procedure, vermeld in artikel 6.2/1.7, § 2, vijfde lid, van het Energiebesluit van 19 november 2010.

Art.8. In afwijking van artikel 7.9.2 van het Energiebesluit van 19 november 2010 wordt door de energiehuizen aan particulieren, niet-commerciële instellingen en coöperatieve vennootschappen uitstel van betaling van de kapitaalsaflossing van de aangegane energieleningen verleend voor een periode van drie maanden vanaf het begin van de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid die startte op 20 maart 2020, als werd bepaald met toepassing van artikel 4, § 1, 1°, van in het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid.
  De termijn, vermeld in het eerste lid, kan door de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, driemaal gemotiveerd met een maand worden verlengd voor zover de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid die startte op 20 maart 2020, als werd bepaald met toepassing van artikel 4, § 1, 1°, van in het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, eventueel aaneensluitend door de Vlaamse Regering verlengd, nog steeds loopt.
  Wat betreft de aflossing van het kapitaal wordt de looptijd van de lening, vermeld in artikel 7.9.2 van het Energiebesluit van 19 november 2010, ambtshalve verlengd met de termijn, vermeld in het eerste lid, al dan niet door de bevoegde minister verlengd.

Art.9. In afwijking van artikel 9.2.3, § 1 van het Energiebesluit van 19 november 2010 moet gedurende de periode van de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid die startte op 20 maart 2020, als werd bepaald met toepassing van artikel 4, § 1, 1°, van in het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid en voor eventueel aaneensluitende verlengingen van die periode, en dit tot zes maanden na het einde van die periode het energieprestatiecertificaat pas beschikbaar te zijn bij het verlijden van de authentieke akte.

Art.10. In afwijking van artikel 9.2.4 van het Energiebesluit van 19 november 2010 moet gedurende de periode van de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid die startte op 20 maart 2020, als werd bepaald met toepassing van artikel 4, § 1, 1°, van in het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid en voor eventueel aaneensluitende verlengingen van die periode, en dit tot drie maanden na het einde van die periode het energieprestatiecertificaat pas beschikbaar te zijn bij het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst.

Art.11. Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 12. De Vlaamse minister, bevoegd voor de energie, is belast met de uitvoering van dit besluit.