7 MEI 2020. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende diverse bepalingen inzake ambtenarenzaken in het kader van de COVID-19-pandemie(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-05-2020 en tekstbijwerking tot 18-02-2022)
Art. 1-9
2020015481 2020043474 2020044317 2021021902 2021030044 2021030412 2021031179 2021042479 2021043186
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de Regeringsdiensten van de Franse Gemeenschap en op de instellingen van openbaar nut die onder het Sectorcomité XVIIressorteren.
Art.2.[1 § 1. De personeelsleden moeten hun werkzaamheden voortzetten overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden van dit artikel.
§ 2. De hiërarchische meerdere van minstens rang 12, of van minstens rang 10 minstens voor diensten waarvan de structuur geen hiërarchische meerdere van rang 12 omvat, die hetzij in vast verband, hetzij in een hoger ambt of ad interim wordt aangewezen, organiseert de planning van de prestaties van zijn team door middel van telewerk en zorgt voor een fysieke aanwezigheid op de werkplek van minstens twee dagen per week, met inachtneming van de noodzakelijke sanitaire voorwaarden. Wanneer er behoefte is aan continuïteit van de openbare dienst of wanneer de aard van het werk dit niet toelaat, mag de hiërarchische meerdere de planning van het werk exclusief met fysieke aanwezigheid op de werkplek organiseren.
Personeelsleden die zich naar de werkplek moeten begeven, kunnen hun werktijden aanpassen met inachtneming van de 7,36 uur per dag om pieken in het vervoer te vermijden. Personeelsleden die de werkplek bezoeken, dienen de onderrichtingen inzake sociale afstand in acht te nemen.
Een personeelslid kan onder de volgende cumulatieve voorwaarden in dienstvrijstelling geplaatst worden:
1° de gebruikelijke activiteit van de dienst wordt steeds geheel of gedeeltelijk onderbroken;
2° er kan hem geen andere taak worden toevertrouwd.
[2 In afwijking van het eerste lid kan de hiërarchische meerdere de planning van de prestaties van zijn team organiseren zonder de fysieke aanwezigheid van elk personeelslid op de werkplek gedurende minstens twee dagen per week te garanderen, als hun aanwezigheid niet absoluut noodzakelijk is om de kwaliteit van de dienst, de werkdynamiek van het team of de sociale samenhang van de dienst te handhaven. In dergelijke gevallen neemt de hiërarchische meerdere niettemin de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de aanwezigheid van elk personeelslid in zijn team zoveel mogelijk in de richting gaat van de twee dagen aanwezigheid op de werkplek per week.
In afwijking van het eerste lid kan de Minister van Ambtenarenzaken voor de ambten die dat mogelijk maken, de verplichting tot fysieke aanwezigheid van elk personeelslid op de werkplek gedurende minstens twee dagen per week opschorten indien de epidemiologische toestand in het Koninkrijk dat vereist en indien deze opschorting noodzakelijk is om te voldoen aan de richtlijnen en aanbevelingen die door de bevoegde gezondheidsoverheden zouden worden uitgevaardigd.]2
§ 3. Personeelsleden die tot de risicogroep behoren en die door hun ambt thuis kunnen werken, blijven thuis werken. De leden van de risicogroep waarvan het ambt niet toestaat thuis te werken, moeten hun behandelende arts raadplegen om een medische verklaring te verkrijgen waaruit blijkt dat zij een risicoprofiel vertonen en krijgen dientengevolge een dienstvrijstelling.
Risicopersonen zijn personen die als zodanig door de nationale overheden zijn geïdentificeerd, inzonderheid personen die ouder zijn dan 65 jaar, personen met diabetes, hart-, long- of nierziekten en personen met een verzwakt immuunsysteem.]1
----------
(1)<BFG 2020-07-02/10, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 06-07-2020>
(2)<BFG 2020-10-29/05, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-11-2020>
Art.3.[1 Het personeelslid dat telewerk verricht overeenkomstig artikel 2 van dit besluit of met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 november 2017 betreffende het telewerk kan, op eigen verzoek, een vaste maandelijkse vergoeding van [2 50 euro]2 per kalendermaand ontvangen ter dekking van de kosten van internetaansluiting, printerscanner, inktpatronen en documenthouder.]1
----------
(1)<BFG 2021-06-24/13, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
(2)<BFG 2022-01-27/19, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.4. In het kader van de schorsing van klassen in scholen en gespecialiseerde centra kunnen personeelsleden die voor hun kinderen moeten zorgen, de volgende verloven genieten:
1° bezoldigd verlof dat in mindering wordt gebracht op het verlof wegens overmacht, bedoeld in artikel 14 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2004 betreffende de verloven en afwezigheden van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren;
2° verlof om dwingende gezinsredenen, zonder beperking in de tijd, in afwijking van artikel 16 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2004 betreffende de verloven en afwezigheden van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren.
Art.5. Een personeelslid dat zijn eigen voertuig gebruikt om naar zijn werkplek te reizen, kan bij wijze van uitzondering recht hebben op een kilometervergoeding, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 betreffende het algemeen reglement inzake reiskosten.
Art.6. Jaarlijks verlof voor het jaar 2018 en eerder kan worden opgenomen tot 31 december 2020.
Art.7.[1 Met uitzondering van artikel 6 houden de bepalingen van dit besluit van kracht te zijn op [10 31 maart 2022]10.]1
In afwijking van het eerste lid houdt artikel 5 op van kracht te zijn op 4 mei 2020.
----------
(1)<BFG 2020-07-02/10, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
(2)<BFG 2020-09-03/07, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(3)<BFG 2020-10-29/05, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-11-2020>
(4)<BFG 2020-12-10/03, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(5)<BFG 2021-02-11/19, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 28-02-2021>
(6)<BFG 2021-04-22/03, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-05-2021>
(7)<BFG 2021-06-24/13, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
(8)<BFG 2021-09-09/06, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(9)<BFG 2021-10-28/32, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2021>
(10)<BFG 2022-01-27/19, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
Art.8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 16 maart 2020.
Art. 9. De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.