9 FEBRUARI 2020. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29, § 4, van het Wetboek van Strafvordering
Art. 1-3
Artikel 1. De feiten bedoeld in artikel 29, § 3, van het Wetboek van Strafvordering, waarvan het onderzoek aanwijzingen van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, die naar luid van de belastingwetten en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten strafrechtelijke inbreuken zijn, aan het licht brengt, moeten beantwoorden aan minstens één van de volgende criteria:
- de feiten kenmerken zich door zowel het ernstige als het georganiseerde karakter ervan;
Het georganiseerde karakter van de feiten veronderstelt het gebruik van complexe constructies of mechanismen, eventueel met een internationale dimensie.
De ernst van de gemelde feiten viseert onder andere belastingplichtigen die moedwillig herhaaldelijk of meervoudige inbreuken plegen op de belastingwetten en de ter uitvoering ervan genomen besluiten. Feiten kunnen ook als ernstig worden beschouwd wanneer de fraude wordt begaan met aanmaak of gebruik van valse stukken, of wanneer het bedrag van de handeling een aanzienlijke omvang kent of abnormaal karakter vertoont.
- er zijn ernstige aanwijzingen dat de feiten samenhangend zijn met gemeenrechtelijke misdrijven met een ernstig financieel, economisch, fiscaal of sociale component of ernstige elementen van corruptie;
- voor het onderzoek naar de feiten moeten er gerechtelijke opsporingshandelingen, die een dwangmaatregel inhouden, worden uitgevoerd;
- er zijn ernstige aanwijzingen dat de feiten dienen ter financiering van de activiteiten van een terroristische groep of criminele organisatie.
Art.2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2020.
Art. 3. De minister bevoegd voor Justitie en de minister bevoegd voor Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.