Details





Titel:

4 SEPTEMBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de regelgeving betreffende de geldelijke en sociale anciënniteit van sommige personeelsleden van het onderwijs



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 betreffende het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 3-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1958041502  2008201042 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
Artikel 1. In het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2019, wordt een artikel 16ter ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 16ter. § 1. Dit artikel is van toepassing op het personeelslid dat vanaf 1 september 2020 voor de eerste keer wordt aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking in het onderwijs, met uitzondering van een universiteit, en voor zover het wordt aangesteld in een van de volgende ambten/vakken of specialiteiten:
  1° het ambt van onderwijzer of het ambt van onderwijzer ASV;
  2° het ambt van leraar, belast met het algemene vak Nederlands, Nederlands voor nieuwkomers, Frans of wiskunde, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken in de instellingen voor voltijds secundair onderwijs en in de instellingen voor voltijds secundair onderwijs die als centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs fungeren, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs;
  3° het ambt van leraar, belast met het technische vak bouw, elektriciteit, hout, mechanica, handelscorrespondentie Nederlands en handelscorrespondentie Frans, vermeld in artikel 4, § 2 en artikel 5bis, van het voormelde besluit;
  4° het ambt van leraar, belast met het praktisch vak bouw, elektriciteit, hout, en mechanica, vermeld in artikel 5 en artikel 5bis van het voormelde besluit;
  5° het ambt van leraar beroepsgerichte vorming met specialiteiten bouw, hout en mechanica vermeld in artikel 2, § 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 14 maart 2003 betreffende de concordantie van de specialiteiten in opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs;
  § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 16 en 17, komen voor het personeelslid, vermeld in paragraaf 1, de diensten in aanmerking die het heeft verstrekt in de privésector, als werknemer of als zelfstandige, waarbij het personeelslid onderworpen was aan de regeling voor de bijdragen voor sociale zekerheid conform de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders of conform het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. De diensten die gepresteerd worden in een lidstaat van de Europese Unie kunnen eveneens in aanmerking worden genomen.
  Voor de toepassing van het eerste lid worden de personen die in een familiezaak werken, en de zelfstandige helpers gelijkgesteld met zelfstandigen die onderworpen zijn aan de socialezekerheidsregeling.
  De diensten die gepresteerd zijn in de privésector kunnen voor maximaal acht jaren in rekening gebracht worden en komen in aanmerking met ingang van de minimumleeftijd die verbonden is aan de salarisschaal. Die diensten kunnen niet gelijktijdig als nuttige ervaring in rekening worden gebracht voor de geldelijke anciënniteit.
  Enkel die diensten die minstens een halftijdse tewerkstelling bedragen, komen in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit.
  § 3. In afwijking van artikel 20 worden de diensten die gepresteerd worden in de privésector, vermeld in paragraaf 1, geteld van dag tot dag. De som van het aantal dagen wordt gedeeld door dertig. Op de voormelde wijze wordt het aantal maanden bepaald, waarbij twaalf maanden een jaar vormen. Het resterende aantal dagen wordt overgedragen naar een volgende periode. De duur van de in aanmerking komende diensten die het personeelslid heeft verricht, overschrijden nooit de werkelijke duur van de periodes die door die diensten gedekt zijn.
  § 4. Paragraaf 1 tot en met 3 gelden ook voor het personeelslid dat vanaf 1 september 2020 wordt aangesteld in een knelpuntambt of -vak, en dat gedurende een ononderbroken periode van minimaal drie jaar voor de datum van zijn eerste aanstelling op 1 september 2020 of later, niet aangesteld was in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking in het onderwijs, met uitzondering van een universiteit.
  De bepaling vermeld in het eerste lid is eveneens van toepassing wanneer het personeelslid de prestaties voor een ononderbroken periode van minimaal drie jaar onderbreekt via een afwezigheid voor verminderde prestaties.
  § 5. De bijkomende geldelijke anciënniteit vermeld in paragraaf 2, blijft tijdens de verdere loopbaan van het personeelslid verworven voor alle knelpuntambten, -vakken en specialiteiten die gelden op het ogenblik van de aanstelling als zij-instromer.
  De bijkomende geldelijke anciënniteit blijft eveneens verworven wanneer het personeelslid een andere betrekking opneemt in een selectie- of bevorderingsambt in het basis- of secundair onderwijs.
  § 6. De vastlegging van knelpuntambten of -vakken wordt geëvalueerd op basis van de evolutie van de arbeidsmarkt. Daarnaast is een herziening mogelijk ten gevolge van begrotingsmaatregelen of in het kader van de jaarlijkse monitoring en begrotingsonderhandelingen wanneer zou blijken dat de uitgaven het voorziene budget overschrijden.

HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 betreffende het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding
Art.2. In artikel 5, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 betreffende het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding wordt de zinsnede " artikel 17" vervangen door de zinsnede "artikel 16ter, § 2 en § 4, voor zover het diensten gepresteerd in de privésector betreft, en, en artikel 17" ingevoegd.

HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2020.

Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.