29 JULI 2020. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de samenstelling en de nadere werkingsregels van de commissie belast met de controle op de kwaliteit van de politionele opleiding
Art. 1-6
Artikel 1. De commissie belast met de controle op de kwaliteit van de politionele opleiding bedoeld in artikel 10bis van het koninklijk besluit van 6 april 2008 betreffende de kwaliteitsstandaarden, de pedagogische- en omkaderingsnormen van de politiescholen en het college van de directeurs van de politiescholen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen, is als volgt samengesteld:
1° de inspecteur-generaal of de adjunct-inspecteur-generaal van de algemene inspectie, voorzitter;
2° één bijzitter per representatieve vakorganisatie;
3° één Franstalige en één Nederlandstalige expert die noch tot de politiediensten noch tot de algemene inspectie behoren en die doen blijken van een voor de opdracht van de commissie relevante beroepservaring, bijzitters;
4° twee personeelsleden van de politiediensten die doen blijken van een voor de opdracht van de commissie relevante beroepservaring, waarvan er één tot de lokale politie behoort en één tot de federale politie behoort, en waarvan ten minste één lid is van het officierskader en waarvan de andere lid mag zijn van het administratief en logistiek kader van niveau A, bijzitters.
De commissie kan enkel geldig zitting houden, beraadslagen en stemmen indien ze zodanig is samengesteld dat elk geslacht door minstens één persoon vertegenwoordigd is.
De voorzitter en de bijzitters hebben elk een plaatsvervanger.
Een secretaris, aangewezen door de inspecteur-generaal van de algemene inspectie onder de personeelsleden van de algemene inspectie, staat de commissie bij.
Art.2. De inspecteur-generaal wijst onder de personeelsleden van de algemene inspectie een plaatsvervangende voorzitter aan.
De in artikel 1, eerste lid, 3°, bedoelde bijzitters alsook hun plaatsvervangers worden door de Minister van Binnenlandse Zaken aangewezen.
De in artikel 1, eerste lid, 4°, bedoelde bijzitters alsook hun plaatsvervangers worden door de Minister van Binnenlandse Zaken aangewezen onder de personeelsleden die voorkomen op een dubbele lijst die wordt voorgesteld door de commissaris-generaal voor wat de leden van de federale politie betreft en door de vaste commissie voor de lokale politie voor wat de leden van de lokale politie betreft.
Het mandaat van de plaatsvervangende voorzitter, de bijzitters en hun plaatsvervangers bedraagt twee jaar en is hernieuwbaar.
Indien de plaatsvervangende voorzitter, een bijzitter of een plaatsvervanger overlijdt of aftreedt, wordt een vervanger aangewezen die de aanwijzing van diegene die hij vervangt, voleindigt.
Art.3. De in artikel 1, eerste lid, 3°, bedoelde bijzitters, hebben voor hun werkzaamheden in de commissie recht op een presentiegeld waarvan het bedrag per gepresteerd uur gelijk is aan 1/1850ste van de wedde van een adviseur met loonschaal A53 van de federale overheidsdiensten.
De in het eerste lid bepaalde bijzitters hebben tevens recht op de vergoedingen voor de reis- en verblijfskosten overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van de federale overheidsdiensten. Zij worden hiertoe gelijkgesteld met adviseurs die de loonschaal A53 genieten.
Art.4. De commissie vergadert minstens twee maal per jaar.
Onverminderd artikel 1, tweede lid, kan de commissie slechts rechtsgeldig zitting houden, beraadslagen en stemmen indien ten minste de helft van haar leden aanwezig zijn, waarvan ten minste één van de in artikel 1, eerste lid, 3°, bedoelde leden en ten minste één van de in artikel 1, eerste lid, 4°, bedoelde leden.
De commissie oefent haar bevoegdheden uit in overleg en streeft daarbij naar consensus. Indien er geen consensus kan worden bereikt, wordt er beslist met gewone meerderheid van stemmen. In geval van staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
De voorzitter en de bijzitters beschikken elk over één stem.
Art.5. De commissie waakt onder andere over de opvolging van de verslagen bedoeld in artikel 10bis, tweede lid, van het koninklijk besluit van 6 april 2008 betreffende de kwaliteitsstandaarden, de pedagogische- en omkaderingsnormen van de politiescholen en het college van de directeurs van de politiescholen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen.
Art. 6. De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op.