20 JULI 2020. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de vorm, de inhoud, alsook van de beperkingen en modaliteiten voor de toegang tot en het gebruik van het blootstellingsregister en het stralingspaspoort en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van ioniserende stralingen
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Blootstellingsregister
Afdeling 1. - Gebruik van het blootstellingsregister
Art. 3
Afdeling 2. - Vorm en inhoud van het blootstellingsregister
Art. 4-5
Afdeling 3. - Gebruiksmodaliteiten van het blootstellingsregister
Art. 6
Afdeling 4. - Rechten van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon
Art. 7-9
Afdeling 5. - Maatregelen ter beveiliging van het blootstellingsregister en ter bescherming van de daarin opgenomen gegevens
Art. 10-11
Afdeling 6. - Gegevensbewaring
Art. 12
Afdeling 7. - Link met de authentieke bronnen
Art. 13-14
HOOFDSTUK III. - Stralingspaspoort
Afdeling 1. - Vorm en inhoud van het stralingspaspoort
Art. 15-16
Afdeling 2. - Functionering en gebruik van het stralingspaspoort
Art. 17-19
Afdeling 3. - Toegangsvoorwaarden tot de gegevens opgenomen in het stralingspaspoort
Art. 20
Afdeling 4. - Maatregelen ter beveiliging van de gegevens opgenomen in het stralingspaspoort
Art. 21
Afdeling 5. - Voorwaarden betreffende de overeenkomst tussen de externe onderneming en de buitenlandse onderneming
Art. 22
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingsbepalingen
Art. 23
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 24-25
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom.
Art.2. De definities vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen zijn van toepassing.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° monitoringperiode: het tijdsinterval voor hetwelk aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon een dosis te wijten aan een externe blootstelling wordt toegekend;
2° evaluatiedatum: de datum waarop aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon een dosis te wijten aan een inwendige blootstelling wordt toegekend;
3° officiële dosis: dosis die officieel aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon wordt toegekend als gevolg van de evaluatie van de uitwendige blootstelling van deze persoon gedurende een bepaalde monitoringperiode, of van de inwendige blootstelling van deze persoon op een bepaalde datum en die wordt gebruikt voor de controle op de naleving van de dosislimieten;
4° tussentijdse dosis: dosis die tijdelijk aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon wordt toegekend als gevolg van de evaluatie van de uitwendige blootstelling van deze persoon gedurende een bepaalde monitoringperiode, of de inwendige blootstelling van deze persoon op een bepaalde datum, en die wordt gebruikt voor de verificatie van de naleving van de dosislimieten, tot deze door een officiële dosis in het blootstellingsregister wordt vervangen;
5° speciale dosis: dosis die officieel wordt toegekend aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon als gevolg van de evaluatie van een uitwendige of inwendige blootstelling met speciale vergunning, zoals vermeld in artikel 20.1.6 van het algemeen reglement;
6° ongevalsdosis: dosis die officieel wordt toegekend aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon als gevolg van de evaluatie van een uitwendige of inwendige blootstelling bij ongeval, zoals vermeld in artikel 20.1.7 van het algemeen reglement;
7° dosis in noodsituaties: dosis die officieel wordt toegekend aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon als gevolg van de evaluatie van een uitwendige of inwendige blootstelling in een noodsituatie, zoals vermeld in artikel 20.2.3 van het algemeen reglement;
8° dosissubtype: benaming van een dosimetrische grootheid die desgevallend nog wordt aangevuld met een of meerdere van de volgende vermeldingen:
a. het lichaamsdeel waarop de dosis betrekking heeft;
b. of het een berekende dosis betreft;
9° wet van 15 april 1994: de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;
10° regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens: de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, (Algemene verordening gegevensbescherming), de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 5 september 2018 tot oprichting van het informatieveiligheidscomité.
HOOFDSTUK II. - Blootstellingsregister
Afdeling 1. - Gebruik van het blootstellingsregister
Art.3. Het Agentschap bouwt een blootstellingsregister uit, beheert het en houdt het actueel. Het blootstellingsregister laat toe om:
1° een individueel dosimetrisch toezicht uit te voeren op de volledige loopbaan van een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon;
2° de goede werking van het systeem voor dosimetrisch toezicht, zoals beschreven in artikel 30.6 van het algemeen reglement, te controleren;
3° de naleving van de dosislimieten of van de interventierichtwaarden bij de dosis in noodsituaties te controleren;
4° de optimalisatiemarges van de bestaande blootstelling te identificeren zodat er, indien nodig, dosisbeperkingen kunnen worden bepaald en er vervolgens kan worden nagegaan of ze werden nageleefd;
5° dosisoverzichten op te stellen voor (groepen) personen die aan dosimetrisch toezicht zijn onderworpen, of dosisstatistieken voor groepen personen die aan dosimetrisch toezicht zijn onderworpen;
6° aan onderzoeksinstellingen de individuele dosimetrische gegevens te verstrekken die nodig zijn in het kader van epidemiologische studies nadat deze door de Koning werden aangewezen om toegang tot deze gegevens te hebben, of nadat ze de toestemming hebben verkregen van de personen waarop deze gegevens betrekking hebben.
Afdeling 2. - Vorm en inhoud van het blootstellingsregister
Art.4. Het blootstellingsregister wordt bijgehouden in de vorm van een elektronische databank conform de wetgeving op de elektronische archivering.
Art.5. § 1. Voor elke aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon, bevat het blootstellingsregister naast de gegevens bedoeld in artikel 25/6, 1°, van de wet van 15 april 1994 de volgende gegevens:
1° de identificatiegegevens van zijn/haar werkgever;
2° de vermelding of de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon een werknemer, student, stagiair of leerling, of zelfstandige is;
3° indien van toepassing, de historiek van de verschillende door de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon gepresteerde arbeidsstelsels in het kader van een arbeidsovereenkomst met een bepaalde werkgever, met voor elk arbeidsstelsel de vermelding:
a) of het gaat om een deeltijds of voltijds arbeidsstelsel;
b) de periode van het arbeidsstelsel, aangegeven door de begindatum en indien van toepassing, de einddatum ervan.
§ 2. Voor elke exploitant, ondernemingshoofd en externe onderneming, bevat het blootstellingsregister naast de gegevens bedoeld in artikel 25/6, 1° en 2°, a), c), d) en e), van de wet van 15 april 1994 de activiteitssector waartoe de exploitant, het ondernemingshoofd of de externe onderneming behoort overeenkomstig de volgende lijst:
1° kernindustrie;
2° gezondheidszorg;
3° industrie;
4° vervoer;
5° sector waarbij personeel blootgesteld kan worden aan ioniserende stralingen uit natuurlijke stralingsbronnen;
6° hoger onderwijs en onderzoek in andere sectoren dan in de kernindustrie;
7° defensie;
8° interventie in een radiologische noodsituatie;
9° andere.
§ 3. Voor iedere dosis van een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon, bevat het blootstellingsregister:
1° in voorkomend geval, de identificatiegegevens van de werkgever van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon;
2° de identificatiegegevens van de exploitant of het ondernemingshoofd bij wie de dosis werd opgelopen;
3° de activiteitssector, zoals voorzien in de vorige paragraaf, van de exploitant of het ondernemingshoofd in het kader van dewelke de dosis hoofdzakelijk werd opgelopen, of desgevallend de vermelding of de dosis werd opgelopen tijdens een interventie in een radiologische noodsituatie;
4° de professionele hoofdactiviteit tijdens dewelke de dosis werd opgelopen overeenkomstig de classificatie bepaald door het Agentschap;
5° de dosiswaarde;
6° de monitoringperiode of de evaluatiedatum;
7° het type dosis, met name:
a) officiële dosis;
b) tussentijdse dosis;
c) ongevalsdosis;
d) speciale dosis;
e) dosis in noodsituatie.
Voor de types c), d) en e) worden de omstandigheden vermeld die tot de betrokken dosis hebben geleid.
Voor type c) en e) worden de ondernomen acties vermeld en voor type d) wordt de justificatie van de blootstelling vermeld;
8° het dosissubtype, overeenkomstig de mogelijkheden bepaald door het Agentschap;
9° ingeval een dosis werd gecorrigeerd:
a) de gebruiker die de correctie heeft doorgevoerd;
b) de datum van de correctie;
c) de reden van de correctie, zijnde:
1° de beschrijving van een tekortkoming tijdens de procedure die hetzij bij de deskundige erkend in de fysische controle, hetzij bij de erkende dosimetrische dienst toegepast wordt om de dosis te bepalen;
of,
2° de conclusie van het onderzoek bedoeld in artikel 23.1.5, b), 15, of in artikel 23.2.6, b), 11, van het algemeen reglement waaruit blijkt dat de dosis weliswaar correct gemeten werd, maar de werkelijke blootstelling van door de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon niet weerspiegelt.
Afdeling 3. - Gebruiksmodaliteiten van het blootstellingsregister
Art.6. § 1. Het Agentschap bepaalt de modaliteiten voor de toegang en voor opzoekingen in het blootstellingsregister.
§ 2. De gegevens van het blootstellingsregister mogen niet worden medegedeeld aan derden die geen overheden, instellingen of personen zijn die bevoegd zijn deze gegevens te raadplegen.
Deze paragraaf doet geen afbreuk aan andere deontologische, reglementaire of wettelijke verplichtingen, waaronder de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens.
Afdeling 4. - Rechten van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon
Art.7. § 1. De aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon heeft het recht:
1° te weten welke categorieën van persoonsgegevens over hem kunnen verwerkt worden in het blootstellingsregister;
2° te vernemen bij wie de persoonsgegevens worden ingezameld indien ze niet bij hem zelf werden bekomen;
3° om uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens;
4° te vernemen wat de verwerkingsdoeleinden zijn;
5° een kopie te krijgen van zijn gegevens die het voorwerp van de verwerking uitmaken;
6° te vernemen wie de ontvangers of categorieën van ontvangers zijn aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt;
7° te vernemen welke passende waarborgen worden genomen bij het doorgeven van de gegevens aan overheden, instellingen en personen die bevoegd zijn om zijn gegevens te raadplegen;
8° te weten door welke overheden, instellingen en personen, gedurende de laatste zes maanden, zijn gegevens werden geraadpleegd of bijgewerkt.
§ 2. Wanneer de aan het dosimetrisch toezicht onderworpen persoon de in paragraaf 1 vermelde informatie wenst te bekomen, dient hij daartoe een verzoek in bij het Agentschap volgens de modaliteiten die het Agentschap daaromtrent heeft bepaald.
Het Agentschap verstrekt de verzoeker deze informatie zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de dag van ontvangst van het verzoek tot informatie.
Als het Agentschap oordeelt dat ze de gevraagde informatie moeilijk tijdig kan verschaffen, kan ze de termijn tot 45 kalenderdagen verlengen. In geval van verlenging van de termijn stelt het Agentschap de verzoeker uiterlijk de 20e kalenderdag te rekenen vanaf de dag van ontvangst van het verzoek in kennis van de verlenging van de termijn en de motieven voor de verlenging.
Wanneer de betrokkene zijn verzoek in elektronische vorm indient, wordt de informatie, waar mogelijk, via beschermde elektronische weg verstrekt, tenzij de betrokkene anders verzoekt.
Indien het Agentschap het verzoek om informatie niet kan inwilligen, stelt het de verzoeker zo spoedig mogelijk en uiterlijk op de 20e kalenderdag te rekenen vanaf de dag van ontvangst van het verzoek in kennis van deze beslissing en van de motieven voor de weigering van het verzoek.
Art.8. Foutieve persoonsgegevens worden door het Agentschap op schriftelijke verzoek van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon op wie ze betrekking hebben verbeterd of gewist binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het schriftelijke verzoek.
Het Agentschap stelt de betrokken aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon evenals de entiteit die de onjuiste identificatiegegevens heeft verzonden in kennis van de correctie of het gewist zijn binnen de tien kalenderdagen.
De aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon mag zich verzetten tegen de verwerking van gegevens die op hem betrekking hebben die geen dosimetrische gegevens zijn.
Art.9. De aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon heeft het recht een klacht in te dienen bij de gegevensbeschermingsautoriteit, opgericht bij wet van 3 december 2017.
Afdeling 5. - Maatregelen ter beveiliging van het blootstellingsregister en ter bescherming van de daarin opgenomen gegevens
Art.10. § 1. Het Agentschap duidt onder zijn personeelsleden een functionaris voor gegevensbescherming aan.
§ 2. De functionaris voor gegevensbescherming vervult de taken die opgesomd worden in artikel 39 van de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG .
§ 3. De functionaris voor gegevensbescherming ziet er samen met de verantwoordelijke voor de informaticadienst van het Agentschap op toe dat veiligheidsmaatregelen worden ontwikkeld en toegepast die garanderen dat de gegevens opgenomen in het blootstellingsregister op een veilige wijze worden bewaard.
§ 4. De in paragraaf 3 bedoelde taken beperken zich tot het adviseren, stimuleren en documenteren van het Agentschap inzake de uitwerking van een veiligheidsbeleid in het kader van dit besluit en mogen niet louter bestaan uit de supervisie in het raam van de opmaak van een veiligheidsbeleid.
De uiteindelijke beslissingsbevoegdheid en de verantwoordelijkheid betreffende de implementatie van het veiligheidsbeleid berusten bij het Agentschap.
Art.11. § 1. Hij die uit hoofde van zijn functie kennis neemt van de gegevens in het blootstellingsregister of betrokken is bij de inzameling, de verwerking of mededeling ervan, is ertoe gehouden het vertrouwelijk karakter ervan te eerbiedigen.
§ 2. Het bepaalde in paragraaf 1 doet geen afbreuk aan andere deontologische, reglementaire of wettelijke verplichtingen, waaronder de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens.
Afdeling 6. - Gegevensbewaring
Art.12. Na het verstrijken van de termijnen bedoeld in artikel 25/5, eerste lid, van de wet van 15 april 1994, verwijdert het Agentschap de in het blootstellingsregister opgenomen identificatiegegevens die op de betrokkene betrekking hebben.
De dosimetrische gegevens worden dan verder bewaard onder de vorm van anonieme gegevens, met het oog op een latere verwerking ervan zoals bedoeld in de uitvoeringsmaatregelen genomen met toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en met het oog op statistisch en/ of beleidsonderzoek inzake beroepsziekten.
De verwijdering van de identificatiegegevens gebeurt op zodanige wijze dat elke verwerking van deze gegevens, met inbegrip van de opslag in de databanken, na het verstrijken van de in artikel 25/5, eerste lid, van de wet van 15 april 1994 bedoelde termijn stopt.
Afdeling 7. - Link met de authentieke bronnen
Art.13. Het Agentschap sluit een samenwerkingsprotocol met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid voor de raadpleging van de gegevens uit het repertorium van de multifunctionele aangifte, van de onmiddellijke aangifte en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen die nodig zijn voor de consolidatie van de in artikel 5, § 1, 1° en 2°, vermelde gegevens die door de exploitanten, de ondernemingshoofden en de externe ondernemingen worden verstrekt.
Art.14. Het Agentschap sluit een samenwerkingsprotocol met de sectororganisatie van de Belgische Externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk voor de raadpleging van de gegevens die nodig zijn voor de consolidatie van de in artikel 25/6, 2°, d), van de wet van 15 april 1994 vermelde gegevens die door de exploitanten, de ondernemingshoofden en de externe ondernemingen worden verstrekt.
HOOFDSTUK III. - Stralingspaspoort
Afdeling 1. - Vorm en inhoud van het stralingspaspoort
Art.15. Het stralingspaspoort is een individueel document dat door het Agentschap wordt opgesteld en afgeleverd onder de vorm van een afdrukbaar elektronisch document.
Art.16. § 1. Voordat een opdracht met blootstellingsrisico in het buitenland wordt gestart, bevat het stralingspaspoort de volgende gegevens:
1° de gegevens over de externe onderneming zoals bedoeld in artikel 37quater, 3°, a), van het algemeen reglement;
2° de gegevens van de externe werker zoals bedoeld in artikel 37quater, 3°, b), van het algemeen reglement;
3° de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht van de externe werker, zoals vermeld in artikel 37quater, 3°, c), van het algemeen reglement;
4° de dosislimieten voor personen die tijdens beroepsactiviteiten zijn blootgesteld, opgenomen in artikel 20.1.3 van het algemeen reglement;
5° de geldigheidsperiode van het stralingspaspoort, beginnend met de uitgifte van het stralingspaspoort en eindigend uiterlijk een jaar na deze uitgifte. De geldigheidsduur mag langer dan een jaar zijn mits door het Agentschap toegestane afwijking.
§ 2. Na elke opdracht met blootstellingsrisico in het buitenland bevat het stralingspaspoort de volgende gegevens:
1° de naam, het adres en indien beschikbaar, het identificatienummer dat specifiek is voor het land van de buitenlandse onderneming waarbij de externe werker een opdracht uitvoert en de desbetreffende periode van die opdracht;
2° een schatting van de door de externe werker opgelopen effectieve dosis voor de periode waarop de opdracht betrekking heeft;
3° in geval van een niet-uniforme blootstelling, schatting van de equivalente doses voor de verschillende lichaamsdelen;
4° in het geval van een opname van een radionuclide, schatting van de effectieve en equivalente volgdosissen.
De gegevens bedoeld in het eerste lid gerelateerd aan opdrachten waarvoor de externe onderneming volledig zorgt voor het individuele dosimetrisch toezicht van zijn werkers, worden niet opgenomen in het stralingspaspoort.
Afdeling 2. - Functionering en gebruik van het stralingspaspoort
Art.17. § 1. Voor een externe werker die een of meerdere opdrachten met blootstellingsrisico zal uitvoeren in het buitenland dient de externe onderneming voorafgaandelijk aan deze opdracht(en) een aanvraag voor het bekomen van een stralingspaspoort in bij het Agentschap en volgens de modaliteiten bepaald door het Agentschap.
In zijn aanvraag, vermeldt de externe onderneming:
1° zijn uniek identificatienummer onder de vorm van zijn identificatienummer in de Kruispuntbank der Ondernemingen;
2° het uniek identificatienummer van de werknemer onder de vorm van het Rijksregisternummer of in voorkomend geval het BIS-registernummer;
Indien de externe werker op het ogenblik van de aanvraag tijdens de in artikel 37quater, 3°, c), van het algemeen reglement bedoelde periodes bij een of meerdere andere werkgevers tewerkgesteld is, of was, voegt de externe onderneming bij de aanvraag een document toe waaruit blijkt dat de werker akkoord gaat met het feit dat de eventuele resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht in het kader van andere arbeidsovereenkomsten in het stralingspaspoort worden opgenomen.
Als de externe onderneming en/of de externe werker nog niet bekend is/zijn in het blootstellingsregister, vermeldt de externe onderneming aan het Agentschap de gegevens bedoeld in artikel 16, § 1, 1° en/of 2°. Deze gegevens worden dan opgenomen in het stralingspaspoort dat door het Agentschap afgeleverd wordt aan de externe onderneming.
§ 2. Bij het bekomen van het stralingspaspoort vult de externe onderneming het stralingspaspoort aan met de resultaten van het individuele dosimetrisch toezicht van de externe werker waarvan zij op de hoogte is maar die nog niet in het blootstellingsregister werden opgenomen op het moment waarop het stralingspaspoort werd opgesteld door het Agentschap.
Tijdens de geldigheidsperiode van het stralingspaspoort vult de externe onderneming het stralingspaspoort aan met de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht van de externe werker waarvan het op de hoogte wordt gebracht nadat het stralingspaspoort door het Agentschap is opgesteld.
§ 3. De periode van een opdracht met blootstellingsrisico in het buitenland moet volledig worden gedekt door de geldigheidsperiode van een stralingspaspoort.
Art.18. Voordat de opdracht met blootstellingsrisico van de externe werker bij de buitenlandse onderneming begint, zorgt de externe onderneming ervoor dat het stralingspaspoort van de externe werker aan de buitenlandse onderneming wordt verschaft.
Art.19. Indien het individueel dosimetrisch toezicht van de externe werker tijdens zijn opdracht in het buitenland aan de buitenlandse onderneming wordt toevertrouwd, zorgt de externe onderneming ervoor dat de buitenlandse onderneming na afloop van de opdracht de in artikel 16, § 2, bedoelde gegevens in het stralingspaspoort van de externe werker opneemt.
Afdeling 3. - Toegangsvoorwaarden tot de gegevens opgenomen in het stralingspaspoort
Art.20. De enige entiteiten die toegang hebben tot de inhoud van het stralingspaspoort zijn:
1° de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon;
2° de werkgever van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon;
3° de vertegenwoordiger van de buitenlandse onderneming waar de opdracht met blootstellingsrisico wordt uitgevoerd;
4° het Agentschap.
Afdeling 4. - Maatregelen ter beveiliging van de gegevens opgenomen in het stralingspaspoort
Art.21. § 1. Hij die uit hoofde van zijn functie kennis neemt van de gegevens opgenomen in het stralingspaspoort of betrokken is bij de inzameling, de verwerking of mededeling ervan, is ertoe gehouden het vertrouwelijk karakter ervan te eerbiedigen.
§ 2. De gegevens van het stralingspaspoort mogen niet aan derden worden medegedeeld.
§ 3. Paragrafen 1 en 2 doen geen afbreuk aan andere deontologische, reglementaire of wettelijke verplichtingen, waaronder de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens.
Afdeling 5. - Voorwaarden betreffende de overeenkomst tussen de externe onderneming en de buitenlandse onderneming
Art.22. De overeenkomst tussen de externe onderneming en de buitenlandse onderneming voldoet minstens aan de volgende voorwaarden:
1° ze wordt vóór de opdracht afgesloten;
2° ze beschrijft de verantwoordelijkheden tussen beide partijen op het gebied van stralingsbescherming van de externe werker tijdens zijn opdracht voor de buitenlandse onderneming en specificeert wie verantwoordelijk is voor:
a) de specifieke opleiding zoals bedoeld in artikel 25 van het algemeen reglement en, in voorkomend geval, de wijze waarop deze wordt verdeeld;
b) de terbeschikkingstelling aan de externe werker van alle persoonlijke beschermingsmiddelen die nodig zijn tijdens de opdracht en, in voorkomend geval, de wijze waarop deze wordt verdeeld;
c) het individueel dosimetrisch toezicht van de externe werker zoals bedoeld in artikel 30.6 van het algemeen reglement tijdens de opdracht en, indien van toepassing, de verdeling ervan;
3° ze specificeert de stralingsbeschermingsmaatregelen die tijdens de opdracht van toepassing zijn, en met name:
a) de meest restrictieve officiële dosislimieten tussen de twee landen;
b) de eventuele tussen beide partijen overeengekomen dosisbeperkingen;
c) de inhoud van de specifieke opleiding die moet worden gegeven met betrekking tot de bijzonderheden van de gecontroleerde zone en de uit te voeren taak;
d) de persoonlijke beschermingsmiddelen die voor de externe werker moeten voorzien worden;
e) het type dosimetrisch toezicht dat de externe werker moet krijgen;
4° ze specificeert de middelen en manieren van communicatie van de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht tussen de twee partijen, om te garanderen dat:
a) de buitenlandse onderneming kennis neemt van de gegevens in het stralingspaspoort vóór de opdracht;
b) indien de buitenlandse onderneming verantwoordelijk is voor het dosimetrisch toezicht van de externe werker tijdens de opdracht, de buitenlandse onderneming na afloop van de opdracht, het stralingspaspoort invult met de gegevens vermeld in artikel 16, § 2, en het terugstuurt aan de externe onderneming binnen een overeen te komen termijn, welke niet langer is dan 2 maanden na het einde van de opdracht;
c) hun gebruik voldoet aan de voorschriften betreffende de bescherming van personen tijdens de verwerking van persoonsgegevens.
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingsbepalingen
Art.23. § 1. In artikel 23.1.5, b), van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen worden de volgende wijzigingen aangebracht in:
1° punt 2., b., wordt vervangen als volgt: " b. het onderzoek en de voorafgaande goedkeuring van het programma voor het individueel dosimetrisch toezicht en de radiologische controle van de werkplaats; ";
2° punt 2., e., wordt vervangen als volgt: " e. het voorstellen van bijkomende beschermingsmiddelen of middelen voor het individueel dosimetrisch toezicht en van gepaste procedures, rekening houdend met het optimaliseringsprincipe bedoeld in artikel 20.1.1.1, en van de reglementaire, normatieve en technische ontwikkelingen, alsook de herzieningen van de risicoanalyse; ";
3° er wordt een punt 2., h., toegevoegd luidende: " h. het voorstellen om dosisbeperkingen toe te passen, rekening houdend met het optimaliseringsprincipe bedoeld in artikel 20.1.1.1, en van de reglementaire, normatieve en technische ontwikkelingen, alsook de herzieningen van de risicoanalyse; ";
4° punt 6. wordt vervangen als volgt : " 6. de bepaling, in overleg met de erkende arbeidsarts belast met het gezondheidstoezicht op de werknemers, externe werkers en hulpverleners in radiologische noodsituaties inbegrepen:
a. van de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht, met inbegrip van de doses voortvloeiend uit inwendige blootstellingen en de doses te wijten aan blootstellingen bij ongeval, blootstellingen met speciale vergunning en blootstellingen in een noodsituatie;
b. van de radioactieve besmettingen van personen die resulteerden in ontsmettingsmaatregelen met medische tussenkomst; ";
5° punt 8. wordt vervangen als volgt: " 8. de bepaling, in voorkomend geval in overleg met de erkende deskundige in de medische stralingsfysica, van de omstandigheden waarin blootstellingen ten gevolge van een ongeval of incident, blootstellingen met speciale vergunning of blootstellingen in een noodsituatie zich hebben voorgedaan, en het voorstellen van te nemen maatregelen en te implementeren middelen om herhaling van blootstellingen bij ongeval en in een noodsituatie te voorkomen, en, in voorkomend geval, ervoor te zorgen dat deze worden opgenomen in het risicobeheersingssysteem; ";
6° een punt 14. wordt toegevoegd, luidende: " 14. het onderzoek en de voorafgaande goedkeuring van de rechtvaardiging van blootstellingen met speciale vergunning als bedoeld in artikel 20.1.6, d), in overleg met de erkende arbeidsarts voor wat betreft de aspecten gerelateerd met de gezondheid van de betrokken werknemers; ";
7° een punt 15. wordt toegevoegd, luidende: " 15. het bepalen van de omstandigheden die hebben geleid tot een dosiswaarde die geen weergave is van de reële blootstelling van een werknemer, alsook het rechtzetten van deze dosiswaarde indien de fout niet inherent is aan de procedure voor dosisbepaling toegepast door de erkende dosimetrische dienst of de deskundige erkend in de fysische controle; ";
8° een punt 16. wordt toegevoegd, luidende: " 16. het toezien op de overdracht van de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht zoals bedoeld in artikel 30.6. ".
§ 2. Artikel 23.1.6, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"De resultaten van de proeven en alle vaststellingen, bepalingen en goedkeuringen van de dienst voor fysische controle worden gedocumenteerd in een duurzaam systeem dat het mogelijk maakt om elke invoering, validatie, wijziging en verwijdering van gegevens te traceren en om de fysieke persoon die de gegevens heeft ingevoerd, gevalideerd, gewijzigd of verwijderd te identificeren.".
§ 3. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 23.1.7 ingevoegd als volgt:
"23.1.7.
§ 1. De gegevens vermeld in artikel 23.1.5, b), 6., 8., 11. en 15. worden rechtstreeks gemeld aan de erkende arbeidsarts en aan het departement of de afdeling belast met het gezondheidstoezicht van de interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. Voor wat de externe werkers betreft, worden deze gegevens rechtstreeks gemeld aan de externe onderneming, aan hun erkende arbeidsarts en aan het departement of de afdeling belast met het gezondheidstoezicht van zijn interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk of aan de door de zelfstandige externe werker gekozen arts. Deze melding vindt onmiddellijk plaats in noodsituaties.
§ 2. De erkende arbeidsarts wordt in kennis gesteld van de in artikel 23.1.5, b), 1., bedoelde risicoanalyse gericht op stralingsbescherming alsook van de in artikel 23.1.5, b), 2., bedoelde programma's voor het individueel dosimetrisch toezicht en programma's voor basisopleiding en permanente vorming, zodra deze worden goedgekeurd.".
§ 4. In artikel 23.2.6, b), van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht in:
1° punt 2., a., wordt vervangen als volgt: " a. het onderzoek en de voorafgaande goedkeuring van het programma voor het individueel dosimetrisch toezicht en de radiologische controle van de werkplaats; ";
2° punt 2., d., wordt vervangen als volgt: " d. het voorstellen van bijkomende beschermingsmiddelen of middelen voor het individueel dosimetrisch toezicht en van gepaste procedures, rekening houdend met het optimaliseringsprincipe bedoeld in artikel 20.1.1.1, en van de reglementaire, normatieve en technische ontwikkelingen, alsook de herzieningen van de risicoanalyse; ";
3° er wordt een punt 2., g., toegevoegd luidende: " g. het voorstellen om dosisbeperkingen toe te passen, rekening houdend met het optimaliseringsprincipe bedoeld in artikel 20.1.1.1, en van de reglementaire, normatieve en technische ontwikkelingen, alsook de herzieningen van de risicoanalyse; ";
4° punt 4. wordt vervangen als volgt : " 4. De bepaling, in overleg met de erkende arbeidsarts belast met het gezondheidstoezicht op de werknemers, externe werkers en hulpverleners in radiologische noodsituaties inbegrepen:
a. van de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht, met inbegrip van de doses voortvloeiend uit inwendige blootstelling en de doses te wijten aan blootstellingen bij ongeval, blootstellingen met speciale vergunning en blootstellingen in een noodsituatie;
b. van de radioactieve besmettingen van personen die resulteerden in ontsmettingsmaatregelen met medische tussenkomst; ";
5° punt 6. wordt vervangen als volgt: " 6. De bepaling, in voorkomend geval in overleg met de erkende deskundige in de medische stralingsfysica, van de omstandigheden waarin blootstellingen ten gevolge van een ongeval of incident, blootstellingen met speciale vergunning of blootstellingen in een noodsituatie zich hebben voorgedaan, en het voorstellen van te nemen maatregelen en te implementeren middelen om herhaling van blootstellingen bij ongeval en in een noodsituatie te voorkomen, en, in voorkomend geval, ervoor te zorgen dat deze worden opgenomen in het risicobeheersingssysteem; ";
6° een punt 10. wordt toegevoegd, luidende: " 10. het onderzoek en de voorafgaande goedkeuring van de rechtvaardiging van blootstellingen met speciale vergunning als bedoeld in artikel 20.1.6, d), in overleg met de erkende arbeidsarts voor wat betreft de aspecten gerelateerd met de gezondheid van de betrokken werknemers; ";
7° een punt 11. wordt toegevoegd, luidende: " 11. het bepalen van de omstandigheden die hebben geleid tot een dosiswaarde die geen weergave is van de reële blootstelling van een werknemer, alsook het rechtzetten van deze dosiswaarde indien de fout niet inherent is aan de procedure voor dosisbepaling toegepast door de erkende dosimetrische dienst of de deskundige erkend in de fysische controle; ";
8° een punt 12. wordt toegevoegd, luidende: " 12. het toezien op de overdracht van de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht zoals bedoeld in artikel 30.6. ".
§ 5. In artikel 23.2.7., eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"De resultaten van de proeven en alle vaststellingen, bepalingen en goedkeuringen van de dienst voor fysische controle worden gedocumenteerd in een duurzaam systeem dat het mogelijk maakt om elke invoering, validatie, wijziging en verwijdering van gegevens te traceren en om de fysieke persoon die de gegevens heeft ingevoerd, gevalideerd, gewijzigd of verwijderd te identificeren.".
§ 6. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 23.2.8 ingevoegd als volgt:
"23.2.8.
§ 1. De gegevens vermeld in artikel 23.2.6, b), 4., 6., 8., en 11., worden rechtstreeks gemeld aan de erkende arbeidsarts en aan het departement of de afdeling belast met het gezondheidstoezicht van de interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. Voor wat de externe werkers betreft, worden deze gegevens rechtstreeks gemeld aan de externe onderneming, aan hun erkende arbeidsarts en aan het departement of de afdeling belast met het gezondheidstoezicht van zijn interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk of aan de door de zelfstandige externe werker gekozen arts. Deze melding vindt onmiddellijk plaats in noodsituaties.
§ 2. De erkende arbeidsarts wordt in kennis gesteld van de in artikel 23.2.6, b), 1., bedoelde risicoanalyse gericht op stralingsbescherming alsook van de in artikel 23.2.6, b), 2., bedoelde programma's voor het individueel dosimetrisch toezicht en programma's voor basisopleiding en permanente vorming, zodra deze worden goedgekeurd.".
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art.24. Artikel 25 tot en met 28 van de wet van 26 januari 2014 tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, wat betreft het dosimetrisch toezicht, treden in werking op de dag waarop dit besluit in werking treedt.
Art. 25. Onze Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.