Details





Titel:

16 JUNI 2020. - Koninklijk besluit nr. 31 houdende bijzondere maatregelen voor de militairen in het kader van de gezondheidscrisis ten gevolge van het coronavirus COVID-19 (NOTA : bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding bij W2020-12-24/20, art. 22)



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In afwijking van artikel 2, zesde lid, van de wet [30 juli 1838] betreffende het gebruik der talen bij het leger, ingevoegd bij de wet van 28 september 2017, mag de kandidaat beroepsofficier die de test om minstens het niveau 3232 van de eisen inzake taalcompetentie bedoeld in de "standardization agreement (STANAG) 6001" van de NAVO te behalen, niet heeft kunnen afleggen, de master in de ingenieurswetenschappen of in de sociale en militaire wetenschappen van het academiejaar 2020-2021, aanvangen. (ERRATUM, zie B.St. van 26-06-2020, p. 47418)
  Zodra de gezondheidssituatie het zal toelaten, moet hij deze test zo snel mogelijk en uiterlijk op 30 september 2020 uitvoeren. Het niet voldoen aan deze taalvereiste heeft dezelfde gevolgen als wanneer de test had plaatsgevonden voor het aanvangen van de master in de ingenieurswetenschappen of in de sociale en militaire wetenschappen.

Art.2. In afwijking van artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht, vervangen bij de wet van 31 juli 2013, omvatten de selectieproeven bedoeld in artikel 9, eerste lid, 7°, van dezelfde wet, geen proeven tot beoordeling van de fysieke geschiktheid voor de wervingssessies van het wervingsjaar 2020.

Art.3. In afwijking van artikel 10, § 1, eerste lid, van de voornoemde wet van 28 februari 2007, gewijzigd bij de wetten van 31 juli 2013 en 20 mei 2019, kan het aantal sollicitanten kandidaat-beroepsofficier van de normale werving die aan alle selectieproeven mag deelnemen, voor het wervingsjaar 2020, beperkt worden.
  De directeur-generaal human resources bepaalt het aantal sollicitanten bedoeld in het eerste lid op basis van de capaciteit van de Krijgsmacht om de selectieproeven te kunnen organiseren rekening houdende met de evolutie van de gezondheidscrisis gebonden aan het coronavirus COVID-19, en van de resultaten behaald door de sollicitanten bedoeld in het eerste lid in de door de directeur-generaal human resources bepaalde proeven van schoolse kennis.

Art.4. Op basis van de capaciteit van de Krijgsmacht om de selectieproeven te kunnen organiseren rekening houdende met de evolutie van de gezondheidscrisis gebonden aan het coronavirus COVID-19 kan het wervingsproces voor het jaar 2020 voor de lopende beschouwde wervingssessie definitief beëindigd worden door de directeur-generaal human resources ten aanzien van de sollicitanten die vóór 18 maart 2020 niet aan alle voorziene selectieproeven konden deelnemen.
  Er kan ook een einde worden gesteld aan de wervingssessie voor de sollicitanten die alle selectieproeven vóór 18 maart 2020 hebben kunnen afleggen.
  De sollicitanten bedoeld in het eerste en tweede lid zijn van rechtswege opnieuw ingeschreven voor de volgende gelijkwaardige wervingssessie. Voor deze nieuwe inschrijving, voor de betrokkene sollicitanten, wordt er uitzonderlijk afgeweken van de leeftijdslimieten die van toepassing zijn.

Art.5. Op basis van de capaciteit van de Krijgsmacht om de selectieproeven te kunnen organiseren rekening houdende met de evolutie van de gezondheidscrisis gebonden aan het coronavirus COVID-19 kan de directeur-generaal human resources het aantal inschrijvingen per vacature, per wervingssessie voor het wervingsjaar 2020 beperken.

Art.6. In afwijking van artikel 66, § 1, tweede lid, van de voornoemde wet van 28 februari 2007, vervangen bij de wet van 31 juli 2017, wordt de professionele evaluatie van de militairen voor de evaluatiecyclus 2020 beperkt tot de statutaire evaluatie bedoeld in artikel 66, § 1, tweede lid, 2°, van dezelfde wet.

Art.7. In afwijking van artikel 2, tweede lid, van de wet van 10 april 2016 betreffende het werken op afstand binnen Defensie, in het kader van studeren op afstand, onafhankelijk in welke deelstand de kandidaat-militairen zich bevinden, kan het werken op afstand toegestaan worden voor alle kandidaat-militairen.

Art.8. De toekenning van de forfaitaire vergoeding van 0,62 euro per dag van telewerken, bedoeld in artikel 12, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, wordt beperkt tot 18 maal per maand, zelfs als het aantal uitgevoerde dagen telewerken hoger is dan 18 dagen per maand.

Art.9. In afwijking van artikel 14, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, mag, per kalenderweek, gewerkt worden op afstand tot:
  1° vijf dagen voor de werkers op afstand die prestaties verrichten in voltijds regime;
  2° vier dagen voor de werkers op afstand die prestaties verrichten in de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek;
  3° twee dagen en half voor de werkers op afstand die prestaties verrichten in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap.

Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 18 maart 2020.
  Dit besluit treedt buiten werking op de datum waarop de maatregelen bepaald in artikel 3 van het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, of bepaald in ieder ander besluit ter vervanging daarvan, niet meer van toepassing zijn.
  In afwijking van het tweede lid, treedt artikel 1 buiten werking op 30 september 2020 en treden de artikelen 2 tot 6 buiten werking op 31 december 2020.

Art. 11. De minister bevoegd voor Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit.