Details





Titel:

24 APRIL 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende noodmaatregelen inzake scholing, examens, terugkommoment en subsidies aan gemeenten in het kader van veilige schoolomgevingen



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - De verlenging van proceduretermijnen inzake scholing, examens en terugkommoment
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 2
Afdeling 2. - De termijnverlengingen in het kader van het koninklijk besluit van 23 maart 1998
Art. 3-10
Afdeling 3. - De termijnverlengingen in het kader van het koninklijk besluit van 11 mei 2004
Art. 11-13
Afdeling 4. - De termijnverlengingen in het kader van het koninklijk besluit van 4 mei 2007
Art. 14-17
Afdeling 5. -De termijnverlengingen in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018
Art. 18-21
HOOFDSTUK 3. - De opschorting van proceduretermijnen inzake subsidies aan gemeenten in het kader van veilige schoolomgevingen
Art. 22-23
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 24-25



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 : het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B;
  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2019 : het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2019 houdende de regeling van subsidies aan gemeenten in het kader van veilige schoolomgevingen;
  3° het koninklijk besluit van 23 maart 1998 : het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
  4° het koninklijk besluit van 11 mei 2004 : het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;
  5° het koninklijk besluit van 4 mei 2007 : het koninklijk besluit van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D, D+E.

HOOFDSTUK 2. - De verlenging van proceduretermijnen inzake scholing, examens en terugkommoment
Afdeling 1. - Algemeen
Art.2. De termijnverlengingen, vermeld in artikel 3 tot en met 21 zijn van toepassing voor de termijnen die beginnen te lopen of verstrijken in de periode van 16 maart 2020 tot en met de datum die door de Vlaamse Regering in een afzonderlijk besluit wordt vastgesteld.

Afdeling 2. - De termijnverlengingen in het kader van het koninklijk besluit van 23 maart 1998
Art.3. De termijn om de wijzigingen van het programma goed te keuren of af te wijzen, zoals bedoeld in artikel 26bis, § 2, tweede lid, 4°, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998, wordt verlengd met vier maanden.

Art.4. De termijn om de erkenning van een opleidingscentrum af te geven, zoals bedoeld in artikel 26bis, § 3, derde lid, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998, wordt verlengd met vier maanden.

Art.5. De termijn om de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning van een opleidingscentrum in te dienen, zoals bedoeld in artikel 26bis, § 4, tweede lid, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998, wordt verlengd met vier maanden.

Art.6. De termijn om de vernieuwing van de erkenning van een opleidingscentrum af te leveren, zoals bedoeld in artikel 26bis, § 4, derde lid, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998, wordt verlengd met vier maanden.

Art.7. De termijn om advies uit te brengen over het voorgelegde examenprogramma, zoals bedoeld in artikel 26ter, § 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998, wordt verlengd met vier maanden.

Art.8. De termijn om een aangepast examenprogramma voor te leggen, zoals bedoeld in artikel 26ter, § 1, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998, wordt verlengd met vier maanden.

Art.9. De termijn om het periodieke bijscholingsprogramma goed te keuren of af te wijzen, zoals bedoeld in artikel 26quater, § 3, derde lid, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998, wordt verlengd met vier maanden.

Art.10. De termijn om een aangepast opleidingsprogramma voor te leggen, zoals bedoeld in artikel 26quater, § 3, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998, wordt verlengd met vier maanden.

Afdeling 3. - De termijnverlengingen in het kader van het koninklijk besluit van 11 mei 2004
Art.11. De termijn om de erkenning van een rijschool, alsook de in artikel 7 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 bepaalde exploitatievergunning van een vestigingseenheid en, behalve als er reeds één bestaat, de goedkeuring van het in artikel 8 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 bepaalde oefenterrein af te geven, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004, wordt verlengd met vier maanden.

Art.12. De termijn voor het verlenen van een directie- of instructietoelating, zoals bedoeld in artikel 12, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004, wordt verlengd met vier maanden.

Art.13. De termijn om een kopie van het door de rijschooldirecteur en de stagiair ondertekende stageattest te verzenden, zoals bedoeld in artikel 33, § 6, eerste lid, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004, wordt verlengd met vier maanden.

Afdeling 4. - De termijnverlengingen in het kader van het koninklijk besluit van 4 mei 2007
Art.14. De termijn om het programma of de wijzigingen aan het programma goed te keuren of af te wijzen, zoals bedoeld in artikel 47, § 1, 5°, en 47, § 3, van het koninklijk besluit van 4 mei 2007, wordt verlengd met vier maanden.

Art.15. De termijn om de erkenning van een opleidingscentrum af te geven, zoals bedoeld in artikel 48, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 4 mei 2007, wordt verlengd met vier maanden.

Art.16. De termijn om de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning van een opleidingscentrum in te dienen, zoals bedoeld in artikel 48, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 4 mei 2007, wordt verlengd met vier maanden.

Art.17. De termijn om de vernieuwing van de erkenning van een opleidingscentrum af te leveren, zoals bedoeld in artikel 48, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit van 4 mei 2007, wordt verlengd met vier maanden.

Afdeling 5. -De termijnverlengingen in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018
Art.18. De termijn om de beslissing over de aanvraag tot uitstel aan de aanvrager ter kennis te brengen, zoals bedoeld in artikel 6, zesde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018, wordt verlengd met vier maanden.

Art.19. De termijn voor het nemen van de beslissing om de instelling al dan niet te erkennen, zoals bedoeld in artikel 26, vijfde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018, wordt verlengd met vier maanden.

Art.20. De termijn om een uitgewerkt programma en draaiboek van elke opleiding alsook een overzicht van de geplande opleidingsmomenten voor het komende jaar te bezorgen, zoals bedoeld in artikel 36, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018, wordt verlengd met vier maanden.

Art.21. De termijn voor het nemen van de beslissing om de lesgever al dan niet te erkennen, zoals bedoeld in artikel 42, zesde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018, wordt verlengd met vier maanden.

HOOFDSTUK 3. - De opschorting van proceduretermijnen inzake subsidies aan gemeenten in het kader van veilige schoolomgevingen
Art.22. De termijn voor de uitvoering van de projecten die gericht zijn op de beveiliging van een schoolomgeving door kleine ingrepen, zoals bedoeld in artikel 2, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2019 wordt opgeschort van 16 maart 2020 tot en met de datum die door de Vlaamse Regering in een afzonderlijk besluit wordt vastgesteld.

Art.23. De termijn om een afrekening te bezorgen, zoals bedoeld in artikel 8, § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2019 wordt opgeschort van 16 maart 2020 tot en met de datum die door de Vlaamse Regering in een afzonderlijk besluit wordt vastgesteld.

HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.24. Dit besluit treedt in werking op 16 maart 2020.

Art. 25. De Vlaamse minister, bevoegd voor de weginfrastructuur en het wegenbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.