9 JANUARI 2020. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 17sexies van het koninklijk besluit van 28 november 1969 en artikel 2 van het koninklijk besluit van 2 mei 2019 tot uitvoering van artikel 172bis van de programmawet (I) van 24 december 2002
Art. 1-4
Artikel 1. In artikel 2 § 2 van het koninklijk besluit van 2 mei 2019 tot uitvoering van artikel 172bis van de programmawet (I) van 24 december 2002 wordt een lid ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid die respectief het eerste lid en het derde lid worden:
"In afwijking van het eerste lid worden de in § 1 vermelde gegevens, evenals de gegevens inzake de ingediende aanvragen geschrapt wanneer een persoon geen nieuwe aanvraag indient binnen de 10 jaar volgend op de vervaldatum van het document dat hem werd toegekend door de Commissie".
Art.2. In artikel 17sexies van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° § 3, derde lid, 1° wordt als volgt aangevuld:
"Vanaf 1 januari 2020 is het bezitten van een prestatieoverzicht niet meer verplicht wanneer de kunstenaar zijn keuze bekendmaakt om over te gaan naar het elektronisch overzicht in het platform artist@work".
2° § 7, tweede lid, wordt als volgt vervangen:
"Bij het ontbreken van de kaart en/of het prestatieoverzicht of in geval van onvolledige of valse vermeldingen daarop, kunnen noch de kunstenaar, noch de opdrachtgever aanspraak maken op deze regeling tijdens gans het lopend kalenderjaar. In dit geval zijn de kunstenaar en de opdrachtgever onderworpen aan alle takken voorzien in artikel 21, § 1, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, aangezien de opdrachtgever als de werkgever wordt beschouwd. Hetzelfde geldt wanneer de kunstenaar zijn prestaties moet invoeren in het platform Artist@Work ingevolge zijn aanvraag in dit platform of ingevolge de bekendmaking van zijn keuze om over te gaan naar het elektronisch prestatieoverzicht, en de prestaties niet in dit platform werden ingevoerd of valselijk werden vermeld".
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2020.
Art. 4. De minister bevoegd voor Werk, de minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Zelfstandigen zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.