Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

16 MEI 2019. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en tot opheffing van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-14
HOOFDSTUK II. - Vrijstellingen van de toelating tot het werk en specifieke toelatingen tot het werk
Art. 15-16
HOOFDSTUK III. - Bijzondere categorieën van werknemers
Afdeling 1. - De hooggekwalificeerde personen die een Europese blauwe kaart vragen
Art. 17-18
Afdeling 2. - De seizoenarbeiders
Art. 19-25
Afdeling 3. - Personen die een tijdelijke intra-groepsoverdracht ondergaan
Art. 26-29
Afdeling 4. - De onderzoekers
Art. 30-34
Afdeling 5. - De stagiairs
Art. 35-37
Afdeling 6. - De vrijwilligers
Art. 38-40
HOOFDSTUK IV. - Procedure
Afdeling 1. - Indiening van een aanvraag voor toelating tot het werk
Art. 41-71
Afdeling 2. - Invoering van een toelating tot het werk voor onbepaalde tijd
Art. 72
Afdeling 3. - Indiening van een aanvraag om toelating tot het werk voor een beperkte periode bedoeld in artikel 4
Art. 73-74
Afdeling 4. - Beslissing genomen op basis van een aanvraag om toelating tot het arbeidsproces en beroepswegen
Art. 75-79
HOOFDSTUK V. - Bezoldigingen
Art. 80-83
HOOFDSTUK VI. - Bepalingen inzake gegevensverwerking
Art. 84-86
HOOFDSTUK VII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 87-90



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1999012496 



Uitvoeringsbesluit(en):

2021040773 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de wet van 15 december 1980 : de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
  2° de wet van 30 april 1999 : de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;
  3° het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018: het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waalse Gewest, het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap over de coördinatie van het beleid voor de toekenning van arbeidsvergunningen en de toekenning van de verblijfsvergunning, alsook de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse werknemers;
  4° het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 : het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 tussen de Federale Staat, het Waalse Gewest, het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap houdende de uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waalse Gewest, het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap over de coördinatie van het beleid voor de toekenning van arbeidsvergunningen en de toekenning van de verblijfsvergunning, alsook de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse werknemers;
  5° de bevoegde overheid : de Directie Tewerkstelling en Werkvergunningen van het Departement Werk en Beroepsopleiding van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk, Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst die verantwoordelijk is voor de verwerking van de verkregen gegevens;
  6° de Minister : de Minister van Tewerkstelling.
  7° wettig verblijf: de verblijfssituatie van de vreemdeling die toegelaten of gemachtigd is om op het grondgebied van het Rijk te verblijven voor een periode die negentig dagen niet overschrijdt conform titel I, hoofdstuk II, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, of voor een periode van meer dan negentig dagen conform titel I, hoofdstuk III, van de voormelde wet.
  8° arbeidsmarkt: de arbeidsmarkt van het Waalse Gewest, het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, evenals de arbeidsmarkt van de Lidstaten van de Europese Economische Ruimte;
  9° opleiding: het onderricht om kennis en vaardigheden te verwerven of te verdiepen die relevant zijn voor de uitoefening van een beroep;
  10° het diploma van het hoger onderwijs: alle diploma's, getuigschriften of andere opleidingstitels die uitgereikt zijn door een bevoegde overheid in het buitenland waaruit blijkt dat een postsecundair hogeronderwijsprogramma van ten minste drie jaar met succes is afgerond, d.w.z. een reeks cursussen die worden gegeven door een onderwijsinstelling die door de staat waar het diploma wordt uitgereikt, als instelling voor hoger onderwijs wordt erkend;
  11° gastovereenkomst: een overeenkomst die wordt afgesloten tussen een in België erkende onderzoeksinstelling en een onderzoeker, waarin de onderzoeker zich ertoe verbindt een onderzoeksproject uit te voeren en de onderzoeksinstelling zich ertoe verplicht de onderzoeker als gast te ontvangen;
  12° gemiddeld bruto jaarloon: het twaalfvoud van het gemiddeld maandloon van een voltijds tewerkgestelde bediende in België, jaarlijks berekend op basis van gegevens van de Algemene Directie Statistiek van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;
  13° groep van vennootschappen: het geheel van verbonden en/of geassocieerde vennootschappen zoals bedoeld in artikelen 11 en 12 van het Wetboek van vennootschappen die in ten minste drie verschillende landen gevestigd zijn;
  14° detachering: het tijdelijk uitzenden van de werknemer voor het verrichten van arbeidsprestaties in opdracht van de buitenlandse werkgever voor een gebruiker gevestigd in het Franse taalgebied, overeenkomstig artikel 2 van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan;

Art.2. § 1. Een onderdaan van een derde land wordt tot de arbeidsmarkt toegelaten indien aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° het is onmogelijk om binnen een redelijke termijn onder de op de arbeidsmarkt beschikbare werknemers een werkzoekende te vinden die in staat is het beoogde werk naar tevredenheid en binnen een redelijke termijn uit te voeren, zelfs door middel van een adequate beroepsopleiding;
  2° de onderdaan van een derde land en zijn toekomstige werkgever hebben een arbeidsovereenkomst ondertekend in overeenstemming met de bepalingen :
  a) hetzij van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
  b) hetzij van de wet van 20 augustus 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers in geval van uitzendarbeid;
  c) hetzij, in geval van detachering, van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan;
  d) hetzij in functie van hun statuut;
  De in lid 1 bedoelde overeenkomst moet de in bijlage 1 bij dit besluit vermelde gegevens bevatten. Het moet door beide partijen behoorlijk worden ingevuld, gedagtekend en ondertekend;
  3° overeenkomstig artikel 4, § 2, van de wet van 30 april 1999, is de onderdaan van een derde land België niet binnengekomen om er in dienst te worden genomen voordat hij toestemming heeft gekregen om te werken.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, eerste, 1° en 2°, wordt geen rekening gehouden met de situatie op de arbeidsmarkt en met de gegevens vermeld in bijlage 1 bij dit besluit in het geval van een persoon bedoeld in artikel 16 of die behoort tot een van de bijzondere categorieën van werknemers bedoeld in hoofdstuk 3.
  In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 3°, kan een onderdaan van een derde land tot het verrichten van arbeid worden toegelaten indien hij, in het geval van een persoon als bedoeld in artikel 16, op het ogenblik van de indiening van het verzoek legaal in België verblijft.
  § 3.De voorwaarden bedoeld in paragraaf, 1°, worden geacht te zijn vervuld voor de functies waarvoor de Minister een structureel tekort aan arbeidskrachten in het Franse taalgebied vaststelt.
  Overeenkomstig lid 1 stelt de minister jaarlijks op basis van de door hem vastgestelde procedures een lijst op van de functies in het Franse taalgebied waarvoor een tekort aan arbeidskrachten bestaat, met het oog op de toelating van een onderdaan van een derde land tot het arbeidsproces.
  De Minister deelt de lijst mee aan de Waalse regering.
  § 4. De minister kan van de in paragraaf 1, 1 en 2 genoemde voorwaarden afwijken voor individuele gevallen om redenen van economische, sociale aard, volksgezondheid, openbare orde of openbare veiligheid die door de aanvrager worden verstrekt.

Art.3. § 1. Een onderdaan van een derde land wordt voor onbeperkte tijd tot de arbeidsmarkt toegelaten indien aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° gedurende een periode van ten hoogste tien jaar legaal en ononderbroken verblijf onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag, vier jaar werk dat wordt gedekt door een arbeidsvergunning of een B-vergunning of drie jaar voor onderdanen van landen waarmee België gebonden is door internationale verdragen of overeenkomsten betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers rechtvaardigen;
  2° de verblijfsstatus van langdurig ingezeten onderdaan in een andere lidstaat van de Europese Unie hebben verkregen krachtens een wetgeving of regelgeving tot omzetting van de Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, voor zover zij met een arbeidsvergunning of een B-vergunning gedurende een ononderbroken periode van twaalf maanden werden tewerkgesteld.
  § 2. Voor de toepassing van paragraaf 1, 1°, worden de vierjarige arbeidsperiode en de driejarige arbeidsperiode met respectievelijk één jaar verkort indien de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner of de kinderen van de onderdaan van een derde land legaal bij hem verblijven.
  Bovendien wordt legaal verblijf geacht ononderbroken te zijn wanneer :
  1° de onderbreking tussen twee opeenvolgende verblijfsperioden niet meer dan één jaar bedraagt;
  2° de afwezigheid het gevolg is van militaire verplichtingen indien de werknemer uiterlijk 60 dagen na het einde van de dienstperiode naar België is teruggekeerd.
  § 3. Voor de toepassing van paragraaf 1er, worden met arbeidsperiodes gelijkgesteld de periodes van algehele arbeidsongeschiktheid als gevolg van een beroepsziekte, een arbeidsongeval of een ongeval op de weg naar en van het werk, de periodes van moederschapsbescherming of vaderschapsverlof terwijl de betrokkene regelmatig tewerkgesteld is door een in België gevestigde werkgever.
  § 4. Werkjaren die worden gedekt door arbeidsvergunningen of B-vergunningen toegekend door de gewesten, als bedoeld in artikel 3 van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018, worden niet in aanmerking genomen:
  a) voor onderdanen van derde landen die gebonden blijven door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde werkgever;
  b) aan onderdanen van derde landen die niet met hun werkgever gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of de wet van 20 augustus 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers.

Art.4. § 1. Een arbeidsvergunning wordt verleend aan een werkgever en een arbeidskaart model B aan een onderdaan van een derde land in de volgende beroepssituaties :
  1° de aanvraag voor toelating tot het werk heeft betrekking op een periode van minder dan negentig dagen;
  2° het gaat om een onderdaan van een derde land die tijdens zijn tewerkstelling niet zijn hoofdverblijfplaats in België zal hebben;
  3° het gaat om een onderdaan van een derde land, zoals bedoeld in artikel 5 van de wet van 15 december 1980;
  4° het gaat om een au pair, overeenkomstig afdeling 2 van hoofdstuk VI van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.
  De bepalingen bedoeld in artikel 2 zijn van toepassing op de situaties bedoeld in dit artikel.
  § 2. De geldigheidsduur van de arbeidsvergunning en van de arbeidskaart model B is beperkt tot de geldigheidsduur van de toelating tot het werk.

Art.5. De toelating tot het werk voor een bepaalde periode is beperkt tot de tewerkstelling van een werknemer door één enkele werkgever.
  In afwijking van lid 1, is de toelating tot het werk niet beperkt tot de tewerkstelling van een werknemer door één enkele werkgever als het gaat om :
  1° een gasthoogleraar, zoals bedoeld in artikel 34, eerste lid, 2°;
  2° een hooggekwalificeerde persoon die sinds ten minste twee jaar in het bezit is van een Europese blauwe kaart en op voorwaarde dat het werk voldoet aan de in artikel 18 vastgestelde voorwaarden;

Art.6. De toelating tot het werk voor onbepaalde tijd geldt voor alle beroepen die bij elke werkgever in loondienst zijn.

Art.7. Een onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 15 wordt geacht te mogen werken.

Art.8. De arbeidsvergunning die toegang geeft tot werk voor meer dan negentig dagen wordt opgenomen in de gecombineerde vergunning of een andere verblijfsvergunning die wordt afgegeven met het oog op het verrichten van een werk voor meer dan negentig dagen.
  De werkvergunning is alleen geldig als deze wordt gecombineerd met een gunstige verblijfsbeslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken. Het verliest zijn geldigheid van rechtswege als de Dienst Vreemdelingenzaken het verblijf beëindigt.

Art.9. De eerste toelating tot het werk voor bepaalde tijd wordt in principe voor een periode van maximaal twaalf maanden verleend.
  In afwijking van het eerste lid worden de personen bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, 6° en 7°, 10°, 16° en 17°, alsmede de personen die behoren tot een van de bijzondere categorieën bedoeld in de afdelingen 1, 3 en 4 van hoofdstuk 3, tot het werk toegelaten voor de duur van de arbeidsovereenkomst of de opdracht, zonder dat zij een maximumtermijn van zesendertig maanden mogen overschrijden, op voorwaarde dat de individuele jaarrekening van de bezoldigingen overeenkomstig koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten en het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten door de werkgever op de verjaardag van de afgifte van de arbeidsvergunning aan de bevoegde autoriteit wordt overgemaakt
  Bovendien kan een initiële arbeidsvergunning worden verlengd voor de duur van de arbeidsovereenkomst of opdracht, tot een maximum van 36 maanden, op voorwaarde dat de individuele jaarrekening van de bezoldigingen overeenkomstig koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten en het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten door de werkgever op de verjaardag van de toelating tot het werk aan de bevoegde overheid wordt overgemaakt.

Art.10. Tijdens de tewerkstelling van de werknemer die voor een bepaalde periode mag werken :
  1° is de werkgever verplicht de bevoegde overheid te informeren in geval van schorsing, verbreking van de arbeidsovereenkomst of beëindiging van de tewerkstelling in België;
  2° moet een nieuwe aanvraag worden ingediend in geval van verandering van werkgever en in geval van wijziging van een essentieel onderdeel van de arbeidsovereenkomst.
  In afwijking van lid 1, 2°, wat betreft de hooggekwalificeerde personen die houder zijn van een Europese blauwe kaart, is het niet nodig een nieuwe aanvraag in te dienen indien een verandering van werkgever plaatsvindt na twee jaar tewerkstelling en op voorwaarde dat de tewerkstelling bij de nieuwe werkgever voldoet aan de voorwaarden van artikel 18.

Art.11. De toelating tot het werk kan gekoppeld zijn aan de naleving van specifieke voorwaarden. Deze voorwaarden worden vermeld in de beslissing tot toelating tot het werk.

Art.12. § 1. De toegang tot het werk wordt geweigerd als :
  1° de aanvraag onvolledige, onjuiste, vervalste of onwettige gegevens, verklaringen of aanpassingen bevat;
  2° de voorwaarden bedoeld in de artikelen 4, 4/1 of 5 van de wet van 30 april 1999 of in de uitvoeringsbesluiten ervan niet zijn vervuld;
  3°de werkgever of de ontvangende entiteit niet voldoet aan de wettelijke en reglementaire verplichtingen met betrekking tot de tewerkstelling van de werknemers, met inbegrip van de toepasselijke bezoldiging en andere arbeidsvoorwaarden;
  4° de werkgever zijn wettelijke en reglementaire verplichtingen met betrekking tot zijn beroepsactiviteit niet nakomt
  5° de tewerkstelling in strijd is met de openbare orde of de openbare veiligheid, de wet- en regelgeving, de internationale overeenkomsten en overeenkomsten inzake de indienstneming en tewerkstelling van buitenlandse werknemers;
  6° het arbeidsgebonden inkomen de werknemer niet in staat stelt zichzelf of zijn gezin te onderhouden;
  7° het ontvangende bedrijf of de ontvangende entiteit opgericht is of opereert met als voornaamste doel de toegang van onderdanen van derde landen te vergemakkelijken, of geen economische of sociale activiteiten verricht;
  8° de werkgever gedurende een periode van zes maanden voorafgaand aan de aanvraag een voltijdse baan heeft afgeschaft om de vacature die hij via deze aanvraag wenst in te vullen, te creëren;
  9° de werkgever of de ontvangende entiteit in het jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag bestraft werd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VII van de wet van 30 april 1999, het decreet van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid of het sociaal strafwetboek;
  10° de werkgever in staat van faillissement of kennelijk onvermogen verkeert, het voorwerp uitmaakt van een procedure inzake faillietverklaring of een gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd of verkregen;
  11° de betrokken buitenlandse werknemer het voorwerp uitmaakt van een negatieve beslissing genomen over zijn verblijfsrecht of verblijfsvergunning, waartegen geen schorsend beroep is ingesteld of die niet door de rechter is geschorst;
  12° dit noodzakelijk is om redenen van openbare orde of openbare veiligheid die gebaseerd zijn op het persoonlijke gedrag van de werknemer.
  De weigeringsgrond bedoeld in het eerste lid, 6°, is niet van toepassing op aanvragen betreffende de bijzondere categorieën van werknemers bedoeld in de afdelingen 5 en 6 van hoofdstuk 3.
  § 2.Bij elke beslissing tot weigering van een aanvraag wordt rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van elk geval, met inbegrip van het belang van de werknemer, en wordt het evenredigheidsbeginsel in acht genomen.

Art.13. § 1. De toelating tot het werk wordt ingetrokken als :
  1° frauduleuze praktijken, onvolledige, onnauwkeurige of vervalste verklaringen zijn ontdekt of onwettige aanpassingen zijn aangebracht;
  2° het ontvangende bedrijf of de ontvangende entiteit opgericht is of opereert met als voornaamste doel de toegang van buitenlandse werknemers te vergemakkelijken, of geen economische of sociale activiteiten verricht;
  3° de werkgever of de ontvangende entiteit in het jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag bestraft werd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VII van de wet van 30 april 1999, het decreet van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid of het sociaal strafwetboek;
  4° de tewerkstelling in strijd is met de openbare orde of de openbare veiligheid, de wet- en regelgeving of de overeenkomsten en de internationale verdragen inzake de indienstneming en tewerkstelling van werknemers van buitenlandse herkomst;
  5° de werkgever of de ontvangende entiteit niet voldoet aan de wettelijke en reglementaire verplichtingen met betrekking tot de tewerkstelling van werknemers, met inbegrip van de lonen en andere arbeidsvoorwaarden die op de werknemers van toepassing zijn;
  5bis° de werkgever zijn wettelijke en reglementaire verplichtingen met betrekking tot zijn beroepsactiviteit niet nakomt;
  6° de werkgever, de ontvangende entiteit of de werknemer niet voldoet aan de voorwaarden voor toelating tot het werk, met inbegrip van de verplichting om de individuele rekening van de bezoldigingen over te maken, zoals bepaald in artikel 9;
  7° de werkgever in staat van faillissement of kennelijk onvermogen verkeert, het voorwerp uitmaakt van een procedure inzake failliet of een gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd of verkregen;
  8° indien een negatieve beslissing is genomen over het verblijfsrecht of de verblijfsvergunning van de houder ervan, waartegen geen schorsend beroep kan worden ingesteld of die niet door de rechter is geschorst;
  9° dit noodzakelijk is om redenen van openbare orde of openbare veiligheid die gebaseerd zijn op het persoonlijke gedrag van de werknemer.
  De reden voor de intrekking bedoeld in het eerste lid, 7°, is alleen van toepassing op de bijzondere categorie van werknemers bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk 3.
  § 2.Bij elke beslissing tot intrekking van toelating tot het werk wordt rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van elk geval, met inbegrip van het belang van de werknemer, en wordt het evenredigheidsbeginsel in acht genomen.

Art.14. § 1. De toelating om voor een bepaalde periode te werken verliest van rechtswege haar geldigheid als de houder niet langer legaal in België verblijft.
  De vrijstelling voorzien in het kader van de kortetermijnmobiliteit bedoeld in artikel 15, § 2, eerste lid, 5° en 6°, vervalt indien de bevoegde autoriteit de aanvraag tot langetermijn-mobiliteit afwijst die werd ingediend voor de bijzondere categorieën van werknemers bedoeld in de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk 3.
  § 2. De toelating tot het werk voor onbepaalde tijd verliest haar geldigheid indien de onderdaan van een derde land langer dan een jaar afwezig blijft, tenzij deze afwezigheid niet heeft geleid tot het verlies van zijn verblijfsrecht of verblijfsvergunning overeenkomstig artikel 39, § 3 of § 5 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
  Een onderdaan van een derde land die automatisch door het gemeentebestuur wordt geschrapt of van wie de verblijfsvergunning meer dan drie maanden geleden is verlopen, wordt geacht niet langer op het Belgische grondgebied te verblijven, tenzij het tegendeel wordt bewezen.

HOOFDSTUK II. - Vrijstellingen van de toelating tot het werk en specifieke toelatingen tot het werk
Art.15. § 1. Onverminderd de gunstiger bepalingen voorzien in de internationale overeenkomsten, zijn van rechtswege toegelaten tot arbeid, de gedetacheerde werknemers die niet onderworpen zijn aan een voorafgaandelijke Limosa-aangifte conform artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 maart 2007 tot uitvoering van het hoofdstuk VIII van Titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006, op voorwaarde dat hun verblijf in België niet langer duurt dan drie opeenvolgende maanden.
  § 2. De volgende gedetacheerde werknemers zijn eveneens gemachtigd om te werken, op voorwaarde dat de bepalingen van afdeling 2, hoofdstuk VIII van titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006 tot voorafgaande melding voor gedetacheerde werknemers en zelfstandigen worden nageleefd:
  1° handelsvertegenwoordigers die hun hoofdverblijfplaats in het buitenland hebben en hun klanten in België bezoeken, voor rekening van bedrijven die in het buitenland gevestigd zijn zonder filiaal in België, op voorwaarde dat hun verblijf in België niet langer duurt dan drie opeenvolgende maanden;
  2° personen die naar België zijn gekomen om door de Belgische industrie geleverde goederen in ontvangst te nemen voor rekening van een in het buitenland gevestigde onderneming, op voorwaarde dat hun verblijf in België niet langer duurt dan drie opeenvolgende maanden;
  3° journalisten die in het buitenland verblijven en die in contact staan met in het buitenland gepubliceerde dagbladen of in het buitenland gevestigde persagentschappen of radio- of televisiestations die naar België komen voor de uitvoering van hun opdracht, op voorwaarde dat hun verblijf in België niet langer duurt dan drie opeenvolgende maanden;
  4° werknemers die in dienst zijn van een buitenlandse onderneming en die naar België komen om een opleiding te volgen in de Belgische zetels van de groep waartoe hun onderneming behoort in het kader van een opleidingsovereenkomst tussen de zetel van die groep, op voorwaarde dat hun verblijf in België niet langer duurt dan drie opeenvolgende maanden;
  5° ICT-leidinggevenden, ICT-deskundigen of ICT-stagiairs die gebruik maken van hun recht op kortetermijnmobiliteit, mits hun beloning niet minder gunstig is dan die van vergelijkbare functies in overeenstemming met de geldende wetgeving, collectieve overeenkomsten of praktijken;
  6° onderdanen van derde landen die hun recht op kortdurende mobiliteit in het kader van onderzoeken uitoefenen, op voorwaarde dat hun bezoldiging niet minder gunstig is dan die van vergelijkbare functies overeenkomstig de in België geldende wetten, collectieve overeenkomsten of praktijken;
  7° werknemers die geen onderdanen zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die tewerkgesteld zijn door een onderneming die in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondsstaat gevestigd is en die zich naar België begeven om daar diensten te verrichten, op voorwaarde dat het verrichten van diensten niet als het ter beschikking stellen van arbeidskrachten wordt beschouwd en dat deze werknemers:
  a) over een recht op verblijf of een verblijfsvergunning van meer dan drie maanden beschikken in de lidstaat van de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse Bondsstaat waar zij verblijven;
  b) wettig tewerkgesteld zijn in de lidstaat waar zij verblijven en hun verblijfsvergunning geldig is voor ten minste de duur van de in België uit te voeren werkzaamheden;
  c) in het bezit zijn van een geldige arbeidsovereenkomst;
  d) in het bezit zijn van een paspoort en een verblijfsvergunning voor ten minste de duur van de dienstverlening om hun terugkeer naar hun land van herkomst of verblijf te waarborgen.
  In lid 1, 5°, wordt er onder kortetermijnmobiliteit verstaan: het recht voor een onderdaan van een derde land die in het bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige titel voor een persoon die een tijdelijke intra-groepsoverdracht ondergaat, om gedurende een periode van maximaal 90 dagen per periode van 180 dagen op het Belgische grondgebied te verblijven en te werken in een in België gevestigde entiteit die deel uitmaakt van de vennootschap of dezelfde groep van vennootschappen.
  In lid 1, 6°, wordt er onder kortetermijnmobiliteit verstaan: het recht van een onderdaan van een derde land die in het bezit is van een geldige, door een andere lidstaat afgegeven titel van onderzoeker om gedurende een periode van maximaal 180 dagen per periode van 360 dagen op het Belgische grondgebied te verblijven om een deel van zijn onderzoek te verrichten.

Art.16. De volgende personen komen in aanmerking om te werken, onder voorbehoud van een beslissing van de bevoegde overheid op basis van een specifieke activiteit:
  1° hooggekwalificeerde personen, op voorwaarde dat zij kunnen aantonen dat zij hogere beroepskwalificaties hebben die verband houden met een diploma van het hoger onderwijs, dat de bezoldiging van de onderdaan van een derde land ten minste 100 % van het gemiddelde bruto jaarsalaris bedraagt en dat deze bezoldiging niet minder gunstig is dan die van vergelijkbare functies, overeenkomstig de geldende wetgeving, collectieve overeenkomsten of gebruiken;
  2° leidinggevend personeel, op voorwaarde dat de bezoldiging van de onderdaan van een derde land ten minste 160 % van het gemiddelde brutosalaris bedraagt en niet minder gunstig is dan die van vergelijkbare functies overeenkomstig de geldende wetgeving, collectieve overeenkomsten of gebruiken;
  3° de postdoctorandi, op voorwaarde dat zij een tegemoetkoming voor wetenschappelijk onderzoek ontvangen voor een periode van maximaal drie jaar;
  4° de houders van een universitair diploma die een verplichte stage verrichten om een specialisatiediploma te behalen;
  5° stagiairs die in dienst zijn van een Belgische overheidsinstantie of van een in België gevestigde instelling naar internationaal publiekrecht en van wie het statuut wordt geregeld door een verdrag, akkoord of overeenkomst die in werking is getreden, of die in het kader van een door die instelling goedgekeurd programma worden tewerkgesteld
  6° personen die tewerkgesteld worden krachtens internationale akkoorden die zijn goedgekeurd door een federale overheid, gewestelijke overheid of gemeenschapsoverheid in het kader van hun respectievelijke bevoegdheden;
  7° beroepssporters, scheidsrechters en trainers die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, op voorwaarde dat hun jaarlijkse bezoldiging niet lager ligt dan 81.600 euro, berekend en aangepast conform artikel 82
  8° artiesten, op voorwaarde dat hun jaarlijkse bezoldiging niet lager ligt dan 34.179 euro, berekend en aangepast conform artikel 78;
  9° de bedienaars van de erkende erediensten, op voorwaarde dat hun activiteiten de bediening betreft binnen een lokale geloofsgemeenschap;
  10° de in België verblijvende journalisten die uitsluitend verbonden zijn aan in het buitenland uitgegeven dagbladen of in het buitenland gevestigde persagentschappen of radio- of televisiestations;
  11° gespecialiseerde techniekers die door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde werkgever verbonden blijven en die naar België komen om over te gaan tot de montage, het op gang brengen of de herstelling van een installatie die door deze buitenlandse werkgever is vervaardigd of geleverd, voor een periode van maximum zes maanden;
  12° werknemers die verbonden blijven door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde werkgever en die een specifieke beroepsopleiding volgen in een onderneming waarvan de bedrijfseenheid in het Franse taalgebied is gevestigd, in het kader van een opleidingsovereenkomst die wordt toegevoegd aan een verkoopovereenkomst tussen deze onderneming en de buitenlandse onderneming, op voorwaarde dat de duur van die opleiding niet langer duurt dan zes maanden;
  13° werknemers die in dienst zijn van een buitenlandse onderneming en die naar België komen om een opleiding te volgen in de Belgische zetels van de groep waartoe hun onderneming behoort in het kader van een opleidingsovereenkomst tussen de zetels van die groep;
  14° De zeelieden die ingeschreven zijn op de Poollijst bij de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden;
  15° het personeel, dat de graven van buitenlandse militairen onderhoudt;
  16° werknemers die een verantwoordelijke functie uitoefenen in een buitenlands luchtvaartbedrijf met een vestigingseenheid in België;
  17° werknemers die een verantwoordelijke functie bekleden in een toeristische dienst van hun land;
  18° de buitenlandse onderdanen die de verblijfsstatus van langdurig ingezeten onderdaan in een andere lidstaat van de Europese Unie hebben verkregen op basis van de Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen voor zover de toelating tot het werk betrekking heeft op beroepen waarvoor erkend is dat er zich een tekort aan arbeidskrachten voordoet.
  In het eerste lid, 3°, wordt verstaan onder postdoctorandus: de houder van een doctoraat of een gelijkwaardige kwalificatie die in het kader van de internationale mobiliteit met succes fundamenteel wetenschappelijk onderzoek verricht in een gastuniversiteit om de wetenschappelijke kennis die hij in de loop van zijn doctoraat heeft verworven, te vergroten.
  In afwijking van lid 1, 7°, mag een trainer die niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, werken op voorwaarde dat hij een jaarlijkse bezoldiging van ten minste 40.800 euro, berekend en aangepast conform artikel 82, aantoont.
  In de gevallen bedoeld in het eerste lid, 1°, 2°, 2°, 2°, 7° en 9°, wordt de toelating tot het werk geweigerd indien niet aan de specifieke voorwaarden terzake is voldaan.

HOOFDSTUK III. - Bijzondere categorieën van werknemers
Afdeling 1. - De hooggekwalificeerde personen die een Europese blauwe kaart vragen
Art.17. Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, wordt bij deze afdeling gedeeltelijk omgezet.
  Voor de toepassing van deze afdeling zijn de bepalingen van hoofdstuk 1, titel II, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 van toepassing.

Art.18. De toelating tot het werk in het kader van de Europese blauwe kaart wordt verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1° de werkgever heeft met de buitenlandse werknemer een arbeidsovereenkomst gesloten voor onbepaalde duur of voor ten minste één jaar;
  2° de buitenlandse werknemer ontvangt een jaarlijkse bezoldiging ontvangt die gelijk is aan of hoger is dan 53.971 euro, berekend en aangepast conform artikel 82;
  3° de buitenlandse werknemer toont hogere beroepskwalificaties aan die gekoppeld zijn aan een diploma dat is afgegeven door een onderwijsinstelling die als hogeronderwijsinstelling is erkend door de Staat waar hij is gevestigd;

Afdeling 2. - De seizoenarbeiders
Art.19. Richtlijn 2014/36/EG van het Europees parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider, wordt bij deze afdeling gedeeltelijk omgezet.
  Voor de toepassing van deze afdeling zijn de bepalingen van hoofdstuk 2, titel II, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 van toepassing.

Art.20. Een seizoenarbeider wordt tot het werk toegelaten op voorwaarde dat hij of zij een arbeidsovereenkomst heeft met een werkgever voor seizoensgebonden activiteiten in de land-, tuinbouw- of horeca sector.

Art.21. In afwijking van artikel 9, lid 1, wordt de seizoenarbeider voor een periode van maximaal vijf maanden per periode van twaalf maanden tot het werk toegelaten.

Art.22. Overeenkomstig artikel 17, § 2, van richtlijn 2014/36/UE/36/EG van het Europees parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider, betaalt de werkgever de seizoenarbeider een vergoeding in geval van intrekking van zijn toelating tot het werk. Een mogelijke aansprakelijkheid dekt elke verplichting die de werkgever niet is nagekomen en die hij had moeten nakomen indien de vergunning voor seizoenarbeid niet was ingetrokken. De werkgever betaalt een vergoeding die gelijk is aan het loon dat de seizoenarbeider zou ontvangen.

Art.23. De regering vergemakkelijkt de wedertoelating van onderdanen van derde landen die in de voorafgaande vijf jaar ten minste eenmaal als seizoenarbeider tot een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte zijn toegelaten en die tijdens elk verblijf hebben voldaan aan de voorwaarden die voor seizoenarbeiders gelden krachtens Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider.

Art.24. Seizoenarbeiders hebben recht op dezelfde behandeling als andere werknemers in de onderneming wat betreft de seizoensarbeidsadviesdiensten van de instellingen voor arbeidsondersteuning.

Art.25. De regering moet ervoor zorgen dat seizoenarbeiders dezelfde toegang hebben als andere werknemers in soortgelijke functies, tot maatregelen om hen te beschermen tegen ontslag of andere nadelige behandeling door de werkgever naar aanleiding van een klacht die op bedrijfsniveau is ingediend of tot gerechtelijke stappen om deze reglementering te doen naleven.

Afdeling 3. - Personen die een tijdelijke intra-groepsoverdracht ondergaan
Art.26. Richtlijn 2014/66/EG van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, wordt bij deze afdeling gedeeltelijk omgezet.
  Voor de toepassing van deze afdeling zijn de bepalingen van hoofdstuk 3, titel II, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 van toepassing.

Art.27. Toelating tot het werk wordt verleend in het kader van een aanvraag voor een persoon die het voorwerp uitmaakt van een tijdelijke overdracht binnen de groep van meer dan negentig dagen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° de ontvangende entiteit en de in een derde land gevestigde onderneming behoren tot dezelfde onderneming of groep van ondernemingen;
  2° vlak voor de datum van de overplaatsing is de overgeplaatste werknemer gedurende ten minste drie opeenvolgende maanden als leidinggevende, specialist of stagiair in dienst bij die onderneming of groep van ondernemingen;
  3° de overgeplaatste werknemer beschikt over hogere beroepskwalificaties die gekoppeld zijn aan een diploma van het hoger onderwijs voor het ICT-kaderlid en de ICT-deskundige of aan een universitair diploma voor de ICT-stagiair;
  4° de bezoldiging van de overgeplaatste werknemer, overeenkomstig artikel 83, is gedurende de gehele periode van de overplaatsing binnen een onderneming niet minder gunstig dan die van vergelijkbare functies overeenkomstig de geldende wetgeving, collectieve overeenkomsten of gebruiken.

Art.28. § 1. Toelating tot het werk voor een persoon met een tijdelijke overplaatsing binnen de onderneming van meer dan negentig dagen wordt verleend voor de duur van de overplaatsing, met een maximale duur van drie jaar voor de ICT-kaderleden en ICT-deskundigen en een maximale duur van één jaar voor ICT-stagiairs.
  De in lid 1 bedoelde periode kan elke periode van mobiliteit naar andere Europese lidstaten omvatten.
  In afwijking van artikel 9, lid 1, wordt aan ICT-stagiairs toelating tot het werk verleend voor een periode van maximaal zes maanden.
  § 2. Wanneer de maximale duur van de in paragraaf 1 bedoelde tijdelijke overplaatsing binnen de groep is bereikt, kan voor dezelfde werknemer pas na een periode van drie maanden een nieuw verzoek om overplaatsing binnen de groep worden ingediend.

Art.29. De toelating tot het werk wordt verleend in het kader van een aanvraag voor een langdurige mobiliteitsvergunning als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1° de onderdaan van een derde land is in het bezit van een geldige vergunning voor een persoon die tijdelijk binnen een groep wordt overgeplaatst en die door de eerste lidstaat gedurende de gehele procedure is afgegeven;
  2° de ontvangende entiteit en de in een derde land gevestigde onderneming behoren tot dezelfde onderneming of dezelfde groep van ondernemingen;
  3° de bezoldiging van de overgeplaatste werknemer, overeenkomstig artikel 83, is gedurende de gehele periode van de intra-groep overplaatsing niet minder gunstig dan die van vergelijkbare functies overeenkomstig de geldende wetgeving, collectieve overeenkomsten of gebruiken.

Afdeling 4. - De onderzoekers
Art.30. Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten, wordt bij deze afdeling gedeeltelijk omgezet.
  Voor de toepassing van deze afdeling zijn de bepalingen van hoofdstuk 4, titel II, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 van toepassing.

Art.31. § 1. Een erkende onderzoeksinstelling kan een gastovereenkomst met een onderzoeker sluiten als aan alle volgende voorwaarden is voldaan :
  1° het onderzoeksproject waarin de onderzoeker werkzaam is, is goedgekeurd door de bevoegde instanties van de onderzoeksinstelling, na onderzoek van het onderwerp van het onderzoek, de duur ervan en, indien nodig, de beschikbaarheid van de vereiste financiële middelen;
  2° de kwalificaties van de onderzoeker zijn door de bevoegde instanties van de onderzoeksorganisatie onderzocht op basis van zijn diploma's en met het oog op het uit te voeren onderzoek;
  3° wanneer een subsidie wordt toegekend, is deze gelijk aan de subsidie die aan een onderdaan van een lidstaat wordt toegekend.
  § 2. De gastovereenkomst wordt opgesteld volgens het door de bevoegde overheid beschikbaar gestelde model. De gastovereenkomst vermeldt :
  1° de gegevens van de onderzoeksinstelling;
  2° de persoonlijke gegevens van de onderzoeker;
  3° de gegevens en details met betrekking tot het onderzoeksproject en het beroep van de onderzoeker in het Franse taalgebied;
  4° de gegevens en bijzonderheden met betrekking tot de geplande mobiliteit in een of meer lidstaten, op voorwaarde dat de mobiliteit bekend is op het moment van de aanvraag;
  5° de verklaring van de onderzoeksinstelling waarin zij de onderzoeker verwelkomt om het onderzoek uit te voeren;
  6° de verklaring van de onderzoeker dat hij of zij zich inspant om de onderzoeksactiviteit in zijn of haar geheel uit te voeren.
  De gastovereenkomst eindigt van rechtswege wanneer de onderzoeker niet tot het grondgebied wordt toegelaten of wanneer de rechtsbetrekking met de onderzoeksinstelling wordt beëindigd.

Art.32. De toelating tot het werk in het kader van de vergunning voor onderzoekers wordt verleend wanneer de onderzoeker verbonden is met de erkende onderzoeksinstelling, gevestigd in het Franse taalgebied, door een geldige gastovereenkomst als bedoeld in artikel 30.

Art.33. De toelating tot het werk in het kader van de langdurige mobiliteitsvergunning voor onderzoekers wordt verleend als aan alle volgende voorwaarden is voldaan :
  1° de onderzoeker is gedurende de gehele procedure in het bezit van een geldige werkvergunning voor onderzoekers die door de eerste lidstaat is afgegeven;
  2° de onderzoeker is via een geldige gastovereenkomst als bedoeld in artikel 30 verbonden met de erkende onderzoeksinstelling, gevestigd in het Franse taalgebied, om een deel van het onderzoeksproject uit te voeren op basis waarvan de onderzoekersvergunning door de eerste lidstaat is afgegeven;
  3° wanneer een subsidie wordt toegekend, is deze gelijk aan de subsidie die aan een onderdaan van een lidstaat wordt toegekend.

Art.34. De Toelating tot het werk verleend op grond van artikel 31 of 32 :
  1° is beperkt tot de duur van het onderzoeksproject zoals bepaald in de gastovereenkomst gesloten tussen de onderzoeker en de erkende onderzoeksinstelling;
  2° omvat activiteiten die de onderzoeker als gasthoogleraar aan een universiteit of instelling voor hoger onderwijs in het kader van het onderzoeksproject uitvoert.
  In de zin van dit artikel, wordt verstaan onder gastprofessor, de persoon die aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1° door een universiteit, een instelling voor hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling worden uitgenodigd om bij te dragen aan onderwijs of onderzoek binnen de gastinstelling;
  2° in het bezit zijn van een gelijkwaardig geacht doctoraal proefschrift of een academische titel of uitzonderlijke wetenschappelijke kwaliteiten bezitten, waarvan het bestaan door de gastinstelling wordt bevestigd;
  3° worden geacht kwalificaties te hebben van hetzelfde niveau als het onderwijzend personeel van de gastinstelling;
  4° een bezoldiging ontvangen die in overeenstemming is met de voor het onderwijzend personeel van de gastinstelling geldende barema's, tenzij de uitzendende instelling de bezoldiging blijft betalen.

Afdeling 5. - De stagiairs
Art.35. Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten, wordt bij deze afdeling gedeeltelijk omgezet.
  Voor de toepassing van deze afdeling zijn de bepalingen van hoofdstuk 5, titel II, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 van toepassing.

Art.36. De toelating tot het werk wordt verleend aan een stagiair indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1°de stagiair is aan de werkgever gebonden door een stageovereenkomst met een maximale duur van zes maanden;
  2° de stagiair toont hogere beroepskwalificaties aan op basis van een hogeronderwijsdiploma dat hij heeft behaald in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag, of toont aan dat hij een studieprogramma volgt dat tot dit diploma leidt;
  3° de stage heeft betrekking op hetzelfde kwalificatieniveau en op hetzelfde gebied als het diploma als bedoeld in punt 2°.

Art.37. In afwijking van artikel 9 lid 1 wordt de toelating tot het werk bedoeld in artikel 36 verleend voor een periode van maximaal zes maanden.

Afdeling 6. - De vrijwilligers
Art.38. Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten, wordt bij deze afdeling gedeeltelijk omgezet.
  Voor de toepassing van deze afdeling zijn de bepalingen van hoofdstuk 6, titel II, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 van toepassing.

Art.39. De toegang tot het werk wordt verleend aan een vrijwilliger indien laatstgenoemde is verbonden met de gastorganisatie door een in het kader van het Europees vrijwilligerswerk goedgekeurd programma voor een periode van maximaal twaalf maanden.

Art.40. In afwijking van artikel 9 lid 1 wordt de toelating tot het werk bedoeld in artikel 39 verleend voor een periode van maximaal twaalf maanden.

HOOFDSTUK IV. - Procedure
Afdeling 1. - Indiening van een aanvraag voor toelating tot het werk
Art.41. Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, wordt bij deze afdeling gedeeltelijk omgezet.
  Voor de toepassing van deze afdeling zijn de bepalingen van hoofdstuk IV, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 van toepassing.

Art.42. Met het oog op de tewerkstelling van een onderdaan van een derde land dient de werkgever bij de bevoegde autoriteit een aanvraag tot toelating tot het werk in overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling.
  De werkgever treedt op als vertegenwoordiger van de onderdaan van een derde land.
  De aanvraag wordt ingediend door middel van een formulier ter beschikking gesteld door de bevoegde overheid, door een natuurlijke persoon met de vereiste rechtsbevoegdheid. Dit kan de werkgever zelf zijn of een natuurlijke persoon die legaal in België verblijft en handelt in naam en voor rekening van de werkgever. Als de werkgever in het buitenland gevestigd is, moet de aanvraag worden ingediend door een in België gevestigde natuurlijke persoon.
  In geval van niet-naleving van de in de vorige alinea bedoelde bepalingen wordt de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
  Dit aanvraagformulier bevat met name de volgende informatie :
  1° de persoonsgegevens en het e-mailadres van de werkgever of zijn gemachtigde en de diplomatieke of consulaire post die verantwoordelijk is voor het adres van de onderdaan van een derde land die op het moment dat de werkgever de aanvraag indient, in het buitenland verblijft;
  2°. de persoonlijke gegevens van de werknemer;
  3° de gedetailleerde gegevens over de functie die de werknemer in het Franstalig gebied zal bekleden.
  De onderdaan van een derde land en de werkgever of zijn gemachtigde vullen het aanvraagformulier in, dateren en ondertekenen het.

Art.43. Een eerste aanvraag om toelating tot het werk moet, om als volledig te worden beschouwd, de volgende documenten bevatten :
  1° een afschrift van het geldige paspoort van de werknemer en, indien van toepassing, een afschrift van het document dat het verblijf van de vreemdeling in België dekt;
  2° een afschrift van de identiteitskaart van de werkgever of, indien van toepassing, de gemachtigde van de werkgever;
  3° in geval van detachering, een kopie van het document van de buitenlandse instelling waarin wordt verklaard dat de socialezekerheidswetgeving van dat land van toepassing blijft tijdens de tewerkstelling op het Belgische grondgebied of, bij ontstentenis van een internationale overeenkomst dienaangaande, een verklaring van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid waaruit blijkt dat de voorwaarden om aan de Belgische regeling voor werknemers te worden onderworpen, niet zijn vervuld;
  4° wanneer het verzoek betrekking heeft op de uitoefening van een gereglementeerd beroep, de documenten waaruit blijkt dat de werknemer voldoet aan de voorwaarden voor de uitoefening van dat beroep;

Art.44. De werkgever voegt de documenten bedoeld in artikel 61/25-2, § 1, tweede lid, van de wet van 15 december 1980 bij het formulier bedoeld in artikel 42.

Art.45. Het verzoek om verlenging of wijziging van de toelating tot het werk moet niet eerder dan drie maanden en niet later dan twee maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de vorige toelating tot het werk worden ingediend.
  In afwijking van lid 1 wordt de aanvraag om verlenging van de arbeidsvergunning ingediend in het kader van seizoenarbeid en uiterlijk één maand voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de vorige vergunning.

Art.46. In geval van verlenging worden de volgende documenten bij het in artikel 42 bedoelde formulier gevoegd:
  1° een afschrift van de arbeidsovereenkomst of, in voorkomend geval, de door de werkgever en de werknemer ondertekende detacheringsbrief voor de periode waarvoor een nieuw verzoek om toelating tot het werk wordt ingediend;
  2° een kopie van de loonfiches of de individuele loonrekening overeenkomstig koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten en het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten voor de periode die wordt bestreken door de vorige toelating tot het werk;
  3° in geval van detachering, een kopie van de voorafgaande verklaring als bedoeld in afdeling 2, hoofdstuk VIII van Titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006;
  4° de documenten vermeld in artikel artikel 61/25-2, § 1, tweede lid, van de wet van 15 december 1980.

Art.47. Voor hooggekwalificeerd personeel of personen in een leidinggevende functie bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 1° en 2°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten bedoeld die moeten worden toegevoegd krachtens artikel 44 de volgende documenten toe :
  1° een afschrift van de arbeidsovereenkomst bedoeld in de titels I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedateerd en ondertekend door beide partijen, of, in geval van detachering, een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en zijn in het buitenland gevestigde werkgever, met een eventuele vertaling;
  2° in geval van detachering, een door werkgever en werknemer ondertekende detacheringsbrief, waarin hij de duur van de detachering, alsmede de arbeidsvoorwaarden en bezoldiging gedurende de periode van detachering vaststelt;
  3° voor hooggekwalificeerd personeel, een kopie van de door de werknemer behaalde diploma's van het hoger onderwijs, in voorkomend geval, vergezeld van een vertaalde versie.

Art.48. Voor hooggekwalificeerd personeel dat in het bezit is van een Europese blauwe kaart als bedoeld in afdeling 1 van hoofdstuk 3, voegt de werkgever de volgende documenten toe aan het in artikel 42 bedoelde formulier en aan de in artikel 44 bedoelde documenten :
  1° een kopie van de arbeidsovereenkomst bedoeld in de titels I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedateerd en ondertekend door beide partijen, met een eventuele vertaling;
  2° een afschrift van de door de werknemer behaalde diploma's van het hoger onderwijs, in voorkomend geval, vergezeld van een vertaalde versie.

Art.49. Voor de onderzoekers of de gasthoogleraren, zoals bedoeld in afdeling 4 van hoofdstuk 3, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die moeten worden toegevoegd krachtens artikel 44 de volgende documenten toe :
  1° een afschrift van het door de werknemer behaalde universitair diploma en voor de gasthoogleraren een bewijs dat hij houder is van een doctoraat op proefschrift of een gelijkwaardige academische titel, eventueel met een vertaalde versie;
  2° het wetenschappelijk onderzoeksprogramma, met inbegrip van begin- en einddatum, van de bezoldiging of de beurs;
  3° voor een gesubsidieerde onderzoeker, het bewijs van de toekenning van de beurs.

Art.50. Voor de postdoctorandi uit een derde land, bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 3°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° het bewijs dat de postdoctorale kandidaat in het bezit is van een doctoraat of van uitzonderlijke wetenschappelijke kwalificaties die door de gastuniversiteit zijn aangetoond;
  2° het bewijs dat de postdoctorale kandidaat een beurs voor wetenschappelijk onderzoek ontvangt, met vermelding van de hoogte van de beurs;
  3° het bewijs dat de postdoctorale kandidaat fundamenteel wetenschappelijk onderzoek verricht aan de gastuniversiteit of erkende onderzoeksinstelling, met vermelding van de duur van het onderzoek.

Art.51. Voor onderzoekers, als bedoeld in afdeling 4 van hoofdstuk 3, voegt de werkgever bij het in artikel 42 bedoelde formulier en de krachtens artikel 44 bij te voegen documenten een kopie van de gastovereenkomst tussen de onderzoeker en de erkende onderzoeksinstelling, gedateerd en ondertekend door beide partijen.
  Voor onderzoekers die voldoen aan de voorwaarden voor een vergunning voor langdurige mobiliteit, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die moeten worden toegevoegd krachtens artikel 44 de volgende documenten toe :
  1° een kopie van de door de eerste lidstaat afgegeven onderzoekersvergunning, die geldig is gedurende zijn gehele dienstverband aan de gastuniversiteit of de erkende onderzoeksinstelling;
  2° een kopie van de gastovereenkomst tussen de onderzoeker en de erkende onderzoeksinstelling waarvan de operationele eenheid in het Franse taalgebied is gevestigd, gedateerd en ondertekend door beide partijen.

Art.52. Voor het ICT-kaderlid en de ICT-deskundige die het voorwerp uitmaken van een verzoek tot overplaatsing binnen de groep van meer dan negentig dagen, zoals bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk 3, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die moeten worden toegevoegd krachtens artikel 44 de volgende documenten toe :
  1° een afschrift van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en zijn in het buitenland gevestigde werkgever, eventueel vergezeld van een vertaalde versie;
  2° een door de werkgever en werknemer ondertekende detacheringsbrief, waarin hij de duur van de detachering, de omschrijving van de betrekking en de arbeidsvoorwaarden en bezoldiging gedurende de periode van detachering vaststelt;
  3° een afschrift van de door de betrokkene behaalde diploma's van het hoger onderwijs, in voorkomend geval, vergezeld van een vertaalde versie.
  4° het bewijs dat de ontvangende entiteit en de in een derde land gevestigde onderneming tot dezelfde onderneming of dezelfde groep van ondernemingen behoren;
  Voor de ICT stagiair die het voorwerp uitmaakt van een tijdelijke overplaatsing binnen de groep van meer dan negentig dagen, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die moeten worden toegevoegd krachtens artikel 44 de volgende documenten toe:
  1° een afschrift van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en zijn in het buitenland gevestigde werkgever, eventueel vergezeld van een vertaalde versie;
  2° een afschrift van de door de werkgever en de werknemer ondertekende stageovereenkomst, waarin hij de duur van de detachering, het opleidingsprogramma en de arbeidsvoorwaarden en bezoldiging gedurende de periode van detachering vaststelt;
  3° een afschrift van de door de betrokkene behaalde universitaire diploma's, in voorkomend geval, met een vertaalde versie;
  4° het bewijs dat de ontvangende entiteit en de in een derde land gevestigde onderneming tot dezelfde onderneming of groep van ondernemingen behoren;
  Voor het ICT-kaderlid, de ICT-specialist of de ICT-stagiair die het onderwerp is van een langdurige mobiliteitsaanvraag, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die moeten worden toegevoegd krachtens artikel 44 de volgende documenten toe :
  1° een afschrift van de vergunning voor een persoon die een tijdelijke overplaatsing binnen een groep ondergaat, die door de eerste lidstaat is afgegeven en tijdens de procedure geldig is;
  2° een door de werkgever en werknemer ondertekende detacheringsbrief, waarin hij de duur van de detachering, de omschrijving van de betrekking en de arbeidsvoorwaarden en bezoldiging gedurende de periode van detachering vaststelt;
  3° het bewijs dat de ontvangende entiteit en de in een derde land gevestigde onderneming tot dezelfde onderneming of dezelfde groep van ondernemingen behoren;

Art.53. Voor de stagiairs, zoals bedoeld in afdeling 5 van hoofdstuk 3, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die moeten worden toegevoegd krachtens artikel 44 de volgende documenten toe :
  1° een kopie van de stageovereenkomst, gedateerd en ondertekend door beide partijen, eventueel vergezeld van een vertaalde versie;
  2° een afschrift van het diploma of de resultaten van de studies in het kader waarvan de stage wordt voortgezet, eventueel met een vertaalde versie.
  De stageovereenkomst bedoeld in het eerste lid, 1er, 1°, bevat een beschrijving van het stageprogramma, met inbegrip van het opleidingsprogramma, de duur van de stage, de beroeps- en begeleidingsvoorwaarden, het stageschema, de rechtsverhouding tussen de werkgever en de stagiair en de door de stagiair ondertekende verbintenis om geen enkele functie in België te bekleden voor de duur van de stage, met uitzondering van de stage waarvoor toelating tot het werk wordt verleend.

Art.54. Voor houders van een universitair diploma die een verplichte beroepsstage lopen, zoals bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 4°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° een afschrift van het universitair diploma van de betrokkene, dat hem in staat stelt de aanvullende opleiding te beginnen, in voorkomend geval, met een vertaalde versie;
  2° het opvolgingsprogramma dat met de bevoegde instelling is overeengekomen en door beide partijen is ondertekend, met vermelding van de begin- en einddatum, de arbeidsvoorwaarden en de bezoldiging.

Art.55. Voor de stagiairs bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 5°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° een kopie van de stageovereenkomst, gedateerd en ondertekend door beide partijen, met vermelding van de duur van de stage en de hoogte van de vergoeding, eventueel vergezeld van een vertaalde versie;
  2° in het geval van een stagiair die werkzaam is in het kader van een programma dat is goedgekeurd door een in België gevestigde instelling van internationaal publiekrecht en waarvan het statuut wordt geregeld door een verdrag dat in werking is getreden, het bewijs van goedkeuring van het programma door die internationale instelling
  3° in het geval van een wederzijds uitwisselingsprogramma, een bewijs van wederkerigheid.

Art.56. Voor personen die in dienst zijn op grond van internationale overeenkomsten, zoals bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 6°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° een kopie van de arbeidsovereenkomst bedoeld in de titels I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedateerd en ondertekend door beide partijen, eventueel vergezeld van een vertaalde versie;
  2° een afschrift van de internationale overeenkomst op grond waarvan de bezetting plaatsvindt;
  3° het bewijs dat de internationale overeenkomst op grond waarvan de bezetting plaatsvindt, is bekrachtigd door een federale overheid, gewestelijke overheid of gemeenschapsoverheid in het kader van hun respectievelijke bevoegdheden;

Art.57. Voor de beroepssporters, scheidsrechters en trainers, zoals bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 7°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe:
  1° het afschrift van de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaar conform de bepalingen van de artikelen 2 tot 9 van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, gedateerd en ondertekend door beide partijen, eventueel vergezeld van een vertaalde versie;
  2° voor de trainers die niet gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst van een betaalde sportbeoefenaar, een afschrift van de arbeidsovereenkomst, vermeld in de titels I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedateerd en ondertekend door beide partijen, eventueel vergezeld van een vertaalde versie.

Art.58. Voor de artiesten, zoals bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 8°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° een kopie van de door beide partijen naar behoren ingevulde, gedateerde en ondertekende arbeidsovereenkomst van de kunstenaar, die ten minste de in bijlage II bij dit besluit vermelde informatie bevat, in voorkomend geval vergezeld van een vertaalde versie;
  2° een brief met een toelichting van de werkgever over de aard van de artistieke activiteiten in het kader van de toegang tot het werk.
  De arbeidsovereenkomst bedoeld in lid 1er, 1°, bevat een beschrijving van de door de kunstenaar te verlenen diensten, de data en plaatsen van uitvoering waarvoor hij werd aangeworven, de gewerkte uren en de verdeling ervan per dag en per week, het brutobedrag van het dag-, week- of maandsalaris en de plaats, wijze en periode van betaling van het loon.

Art.59. Voor de Bedienaars van de erkende erediensten, zoals bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 9°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° het bewijs dat het een erkende religieuze gemeenschap is binnen een erkende eredienst;
  2° het bewijs dat de betrokken persoon een Bedienaar van eredienst is.
  Het bewijs wordt geleverd door een kopie van de benoemingsakte van de Federale Overheidsdienst Justitie of door een bewijs van benoeming door de Belg die verantwoordelijk is voor de erkende eredienst. De duur van de opdracht en de middelen van bestaan worden op dit bewijs vermeld.

Art.60. Voor de journalisten, bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 10°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, een kopie van de voorlopige of definitieve perskaart van de journalist, afgegeven door de bevoegde Belgische diensten.

Art.61. Voor de gespecialiseerde techniekers, zoals bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 11°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° een kopie van de leveringsbon waaruit blijkt dat de installatie die de gespecialiseerde technicus aan het monteren, initiëren of repareren is, door zijn in het buitenland gevestigde werkgever is vervaardigd of geleverd;
  2° een nota met vermelding van de sector en het werkdomein van de werkgever die in het buitenland gevestigd is en die zijn werknemer heeft gedetacheerd;
  3° een afschrift van de arbeidsovereenkomst tussen de technicus en zijn in het buitenland gevestigde werkgever, gedateerd en ondertekend door beide partijen, eventueel vergezeld van een vertaalde versie;
  4° een door de werkgever en werknemer ondertekende detacheringsbrief, waarin hij de duur van de detachering, de omschrijving van de betrekking en de arbeidsvoorwaarden en bezoldiging gedurende de periode van detachering vaststelt

Art.62. Voor de werknemers die een opleiding volgen, zoals bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 12°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° een afschrift van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en zijn in het buitenland gevestigde werkgever, eventueel vergezeld van een vertaalde versie;
  2° een door de werkgever en werknemer ondertekende detacheringsbrief, waarin hij de duur van de detachering, de omschrijving van de betrekking en de arbeidsvoorwaarden en bezoldiging gedurende de periode van detachering vaststelt;
  3° een kopie van de verkoopovereenkomst tussen de Belgische onderneming en de in het buitenland gevestigde werkgever die bovendien voorziet in de opleiding van gedetacheerde werknemers.

Art.63. Voor werknemers in dienst van een buitenlandse onderneming die naar België komen voor een opleiding, zoals bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 13°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° het afschrift van de arbeidsovereenkomst die de werknemer en zijn werkgever gevestigd in het buitenland verbindt, waarbij, in voorkomend geval, een vertaalde versie vertaald gevoegd zal worden;
  2° het bewijs dat de Belgische hoofdzetel waar de opleiding plaatsvindt, deel uitmaakt van de multinationale groep waartoe het bedrijf van de werknemer behoort;
  3° een afschrift van het opleidingscontract, met vermelding van de duur van de opleiding;
  4° een door de werkgever en werknemer ondertekende detacheringsbrief, waarin hij de duur van de detachering, de omschrijving van de betrekking en de arbeidsvoorwaarden en bezoldiging gedurende de periode van detachering vaststelt

Art.64. Voor de zeelieden die ingeschreven zijn op de Poollijst bij de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden, zoals bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 14°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° het bewijs van inschrijving op de Poollijst bij de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden;
  2° een afschrift van de maritieme arbeidsovereenkomst aan boord van zeeschepen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 29 tot en met 39 van de wet van 3 juni 2007 houdende diverse arbeidsbepalingen, gedateerd en ondertekend door de zeevarende en de werkgever, de reder, zijn aangestelde of de kapitein.

Art.65. Voor het personeel, dat de graven van buitenlandse militairen onderhoudt, zoals bedoeld in artikel 16, § 1er, eerste lid, 15°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° elk document dat aantoont dat de werknemer tewerkgesteld is door een officiële instantie belast met het onderhoud van militaire begraafplaatsen om te zorgen voor het onderhoud van graven van buitenlandse militairen;
  2° het afschrift van de door beide partijen gedateerde en ondertekende arbeidsovereenkomst die overeenstemt met de titels I tot III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.66. Voor werknemers die een verantwoordelijke functie uitoefenen in een buitenlands luchtvaartbedrijf met een vestigingseenheid in België, zoals bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 16°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° het afschrift van de arbeidsovereenkomst conform de bepalingen van de titels I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedateerd en ondertekend door beide partijen of, in geval van terbeschikkingstelling, een afschrift van de arbeidsovereenkomst die de werknemer met zijn werkgever gevestigd in het buitenland verbindt, waarbij, in voorkomend geval, een vertaalde versie gevoegd zal worden;
  2° in geval van detachering, een door werkgever en werknemer ondertekende detacheringsbrief, waarin de duur van de detachering alsmede de arbeidsvoorwaarden en bezoldiging tijdens de detachering worden vermeld.

Art.67. Voor werknemers die een verantwoordelijke functie uitoefenen in een toeristische dienst van hun land, zoals bedoeld in artikel 16, § 1er, eerste lid, 16°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° het afschrift van de arbeidsovereenkomst conform de bepalingen van de titels I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedateerd en ondertekend door beide partijen of, in geval van terbeschikkingstelling, een afschrift van de arbeidsovereenkomst die de werknemer met zijn werkgever gevestigd in het buitenland verbindt, waarbij, in voorkomend geval, een vertaalde versie gevoegd zal worden;
  2° in geval van detachering, een door werkgever en werknemer ondertekende detacheringsbrief, waarin de duur van de detachering alsmede de arbeidsvoorwaarden en bezoldiging tijdens de detachering worden vermeld.

Art.68. Voor de buitenlandse onderdanen die de verblijfsstatus van langdurig ingezeten onderdaan in een andere lidstaat van de Europese Unie hebben verkregen op basis van de Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen voor zover deze toelating tot het werk betrekking heeft op beroepen waarvoor erkend is dat er zich een tekort aan arbeidskrachten voordoet, zoals bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 18°, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die krachtens artikel 44 moeten worden toegevoegd, de volgende documenten toe :
  1° een afschrift van de verblijfsvergunning voor langdurig ingezeten onderdaan die de betrokkene in een andere lidstaat van de Europese Unie heeft verkregen, met uitdrukkelijke vermelding van de passende vermelding "langdurig ingezeten onderdaan - EU";
  2° het afschrift van de door beide partijen gedateerde en ondertekende arbeidsovereenkomst die overeenstemt met de titels I tot III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.69. Voor de vrijwilligers, zoals bedoeld in afdeling 6 van hoofdstuk 3, voegt de werkgever aan het formulier bedoeld in artikel 42 en aan de documenten die moeten worden toegevoegd krachtens artikel 44 de volgende documenten toe :
  1° de vrijwilligersovereenkomst tussen de vrijwilliger en de gastorganisatie, gedateerd en ondertekend door beide partijen;
  2° een certificaat van het nationaal agentschap voor de uitvoering van het Europees vrijwilligerswerk, waarin wordt bevestigd dat de vrijwilliger in het kader van een goedgekeurd vrijwilligersprogramma voor Europees vrijwilligerswerk bij de gastorganisatie is geplaatst.
  De in lid 1, 1°, bedoelde vrijwilligersovereenkomst bevat een beschrijving van het vrijwilligersprogramma, de duur van het vrijwilligerswerk en het aantal door de vrijwilliger gewerkte uren, de plaatsings- en begeleidingsvoorwaarden, de eventuele opleiding van de vrijwilliger, de beschikbare middelen en het minimumzakgeld voor de duur van het verblijf en de door de vrijwilliger ondertekende verbintenis om gedurende het verblijf in België geen andere functie te bekleden dan die waarvoor de toelating tot het werk wordt verleend.

Art.70. Voor alle andere werknemers dan die bedoeld in de artikelen 47 tot en met 69 of 72, voegt de werkgever, naast de in de artikelen 43 en 44 bedoelde documenten, bij het formulier bedoeld in artikel 42, een afschrift van de arbeidsovereenkomst bedoeld in de titels I tot en met III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, naar behoren ingevuld, gedateerd en ondertekend door beide partijen, in voorkomend geval vergezeld van een vertaling.
  De in lid 1 bedoelde arbeidsovereenkomst bevat de persoonsgegevens van de werkgever en de werknemer, de duur en de plaats van het werk, de arbeidstijd, het loon, het nummer en het nummer van het paritair comité waarvan de werkgever deel uitmaakt, het ambt van de werknemer en de indeling van het ambt, alsmede de door beide partijen naar behoren ingevulde, gedateerde en ondertekende gegevens in bijlage 1 bij dit besluit.

Art.71. Overeenkomstig artikel 25, § 2, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 kan de onderdaan van een derde land of de werkgever tijdens de behandeling van de aanvraag worden verzocht om binnen 15 dagen aanvullende informatie of documenten te verstrekken.
  In gemotiveerde afwijking van het in lid 1er genoemde beginsel kan de bevoegde autoriteit de termijn verlengen wegens uitzonderlijke omstandigheden die verband houden met de complexiteit van het verzoek.

Afdeling 2. - Invoering van een toelating tot het werk voor onbepaalde tijd
Art.72. § 1. De aanvraag om toelating tot het werk voor onbepaalde tijd wordt door de onderdaan van een derde land bij de bevoegde overheid ingediend overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling.
  De aanvraag om toelating tot het werk voor onbepaalde tijd moet worden ingediend op een door de bevoegde overheid beschikbaar gesteld formulier. De onderdaan van een derde land vult het aanvraagformulier in, dateert het en ondertekent het.
  Dit aanvraagformulier bevat met name de volgende informatie:
  1° de persoonlijke gegevens van de onderdaan van een derde land;
  2° de gegevens met betrekking tot eerdere beroepsperioden in België.
  § 2. Een onderdaan van een derde land voegt bij zijn aanvraag, naast de documenten die op grond van artikel 44 moeten worden bijgevoegd, de volgende documenten :
  1° een afschrift van de loonstroken of een individuele bezoldigingsrekening voor de volledige periode van de laatste toelating tot het werk;
  2° een afschrift van de huidige arbeidsovereenkomst.

Afdeling 3. - Indiening van een aanvraag om toelating tot het werk voor een beperkte periode bedoeld in artikel 4
Art.73. De bepalingen van hoofdstuk 4, afdeling 1, met uitzondering van de in artikel 44 bedoelde bepalingen, zijn van toepassing op de in die afdeling bedoelde aanvragen om toelating tot het werk.

Art.74. In afwijking van artikel 45, lid 1, wordt de in deze afdeling bedoelde aanvraag om verlenging van de toelating tot het arbeidsproces niet eerder dan twee maanden en niet later dan een maand voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de vorige vergunning ingediend.

Afdeling 4. - Beslissing genomen op basis van een aanvraag om toelating tot het arbeidsproces en beroepswegen
Art.75. § 1. De bevoegde overheid beslist of de aanvraag volledig is en stelt de aanvrager in kennis van haar beslissing over de ontvankelijkheid.
  Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de bevoegde overheid de aanvrager schriftelijk in kennis van de lijst van ontbrekende documenten.
  De aanvrager zendt de aanvullende documenten binnen 15 werkdagen na kennisgeving van de aanvraag van de bevoegde overheid aan de bevoegde overheid.
  Indien de aanvullende documenten niet binnen 15 werkdagen worden ingediend, verklaart de bevoegde overheid de aanvraag niet ontvankelijk.
  De werkgever of zijn gemachtigde wordt per aangetekende brief in kennis gesteld van de beslissing van niet-ontvankelijkheid.
  § 2. Wanneer de aanvraag volledig is, stelt de bevoegde overheid de aanvrager in voorkomend geval schriftelijk in kennis van de aanvullende informatie die hij verplicht is in te dienen.
  De aanvrager zendt de aanvullende informatie binnen 15 werkdagen na kennisgeving van de aanvraag van de bevoegde overheid aan de bevoegde overheid.
  Indien de aanvullende informatie niet binnen 15 werkdagen wordt overgemaakt, weigert de bevoegde overheid het verzoek.
  De werkgever of zijn vertegenwoordiger wordt per aangetekende brief in kennis gesteld van het besluit tot weigering.

Art.76. De beslissing op de aanvraag om toelating tot het arbeidsproces wordt uiterlijk 120 dagen na de kennisgeving van de brief waarin de aanvrager wordt meegedeeld dat het dossier volledig is, genomen.
  Indien na het verstrijken van de in lid 1er bedoelde termijn geen beslissing is genomen, wordt de tewerkstellingsvergunning geacht te zijn verleend.
  In afwijking van lid 1er is deze termijn niet van toepassing op de in artikel 4 bedoelde aanvragen om toelating tot het werk.

Art.77. Indien de aanvraag betrekking heeft op de toelating tot het werk als seizoenarbeider, wordt het besluit genomen binnen 90 dagen na kennisgeving van de brief waarin de aanvrager wordt meegedeeld dat het dossier volledig is.
  In afwijking hiervan wordt de in lid 1er bedoelde periode verkort tot 60 dagen indien de onderdaan van een derde land in de voorafgaande vijf jaar ten minste eenmaal als seizoenarbeider tot het Belgische grondgebied is toegelaten en hij tijdens elk van zijn verblijven heeft voldaan aan de voorwaarden die voor seizoenarbeiders gelden.
  In geval van verlenging of wijziging van een oorspronkelijke beslissing wordt de beslissing uiterlijk 30 dagen na de kennisgeving van de brief waarin de aanvrager wordt meegedeeld dat het dossier volledig is, genomen.

Art.78. Elk beslissing tot weigering van de toelating tot het werk wordt door de bevoegde autoriteit per aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de werkgever of zijn gemachtigde en van de onderdaan van een derde land die voldoet aan de voorwaarden van artikel 9 van de wet van 30 april 1999. De beslissing wordt meegedeeld aan het adres waar de onderdaan van een derde land zijn woonplaats heeft gevestigd.
  Het besluit tot weigering vermeldt de mogelijkheid van beroep bij de minister, bedoeld in artikel 9 van de wet van 30 april 1999, de bevoegde autoriteiten die er kennis van nemen, alsmede de formele vereisten en termijnen die in acht moeten worden genomen.
  Die lasthebber bedoeld in het eerste lid is een natuurlijke of rechtspersoon die namens en voor rekening van de werkgever handelt, die daarvoor de rechtsbevoegdheid heeft en van wie de maatschappelijke zetel of de inrichtingseenheid of het adres van het hoofdverblijf in België is gelegen.
  Het beroep omvat het origineel van de door de aanvrager gedateerde en ondertekende motiveringsbrief en alle documenten die nodig zijn om te reageren op de gronden voor weigering of intrekking.
  Bijkomende documenten kunnen binnen maximum één maand na de datum van indiening van het beroep gevoegd worden.
  Het beroep wordt gericht aan de Directie Tewerkstelling en Werkvergunningen van het Departement Werk en Beroepsopleiding van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk, Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst;
  Zolang het beroep bij de minister hangende is, wordt de aanvraag die na het beroep wordt ingediend in de volgende gevallen niet-ontvankelijk verklaard:
  1° in het geval van een aanvraag die voor dezelfde werknemer wordt ingediend en het beroep bij de minister betrekking heeft op een aanvraag die overeenkomstig artikel 42 wordt ingediend;
  2° in het geval van een aanvraag die door dezelfde werknemer wordt ingediend en het beroep bij de minister betrekking heeft op een aanvraag die overeenkomstig artikel 72 wordt ingediend;
  De beslissing van de minister op het beroep tot weigering van de toelating tot het werk wordt door de bevoegde overheid bij aangetekende brief aan de verzoeker meegedeeld.
  In het besluit worden de beroepswegen, de formele vereisten en de in acht te nemen termijnen vermeld.

Art.79. Een onderdaan van een derde land die toestemming heeft gekregen om voor een maximumperiode van negentig dagen te werken en die de duur van zijn verblijf met het oog op het verrichten van arbeid wenst te verlengen voor een langere periode dan de totale periode van negentig dagen waarop de door de gewesten verleende toelating(en) tot het arbeidsproces betrekking heeft (hebben), dient een aanvraag in overeenkomstig de procedure van hoofdstuk IV van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018.

HOOFDSTUK V. - Bezoldigingen
Art.80. § 1. De inkomsten worden geacht de betrokkene in staat te stellen in zijn behoeften of in die van zijn gezin te voorzien als het betaalde loon niet lager is dan het gemiddeld gewaarborgde maandelijks minimuminkomen dat door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimummaandinkomen wordt beoogd.
  § 2. De eerste paragraaf van dit artikel geldt met behoud van de toepassing van de loonvoorwaarden die verschuldigd zijn krachtens door de Koning overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten.
  § 3. Voor deeltijdwerknemers wordt het gegarandeerd minimum maandelijks inkomen niet berekend in verhouding tot hun deeltijdregeling ten opzichte van de voltijdse regeling die in de onderneming van toepassing is, zoals bepaald in de collectieve overeenkomst nr. 35, die verplicht werd gesteld bij Koninklijk Besluit nr. 35 van 21 september 1981, dat de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 35, die op 27 februari 1981 in de Nationale Arbeidsraad werd gesloten met betrekking tot een aantal bepalingen van het arbeidsrecht op het gebied van deeltijds werk, verplicht stelt. In het geval van deeltijdwerk moet alleen al het inkomen dat door dit beroep wordt gegenereerd de onderdaan van een derde land in staat stellen het gemiddelde gegarandeerde minimuminkomen per maand te bereiken.

Art.81. De bedragen van de bezoldiging bedoeld in dit besluit vormen de tegenwaarde van de verrichte arbeidsprestaties en zijn bij alle partijen en bij de bevoegde overheid, voordat de werknemers in België aan het werk gaan, met zekerheid bekend.
  Onder loonvoorwaarden wordt verstaan de lonen, voordelen en vergoedingen die verschuldigd zijn krachtens door de Koning overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten, met uitzondering van de bijdragen aan aanvullende bedrijfspensioenregelingen. De toeslagen die rechtstreeks verbonden zijn aan de terbeschikkingstelling worden beschouwd als deel uitmakend van de loonvoorwaarden, voor zover deze niet uitgekeerd worden als vergoeding van daadwerkelijk in verband met de terbeschikkingstelling gemaakte onkosten, zoals reiskosten, verblijfskosten en kosten voor voeding.

Art.82. De bezoldigingsbedragen, vermeld in de artikelen 16, § 1, eerste lid, 7° en 8°, en 18, 2°, en 80, worden elk jaar op 1 januari aangepast aan de index van de conventionele lonen voor bedienden van het derde trimester (basis 2010 = 100) overeenkomstig de formule: Het resultaat wordt afgerond op de euro.
  In het eerste lid wordt verstaan onder :
  1° indexcijfer van de conventionele lonen voor bedienden: het indexcijfer opgesteld door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg op basis van het gemiddelde van de bediendenlonen voor volwassenen in de particuliere sector, zoals vastgelegd bij collectieve overeenkomst;
  2° basisbedragen : de bedragen van kracht op 1 januari 2019;
  3° nieuw indexcijfer : de index van het derde trimester, met als basis 2010 = 100 van het jaar dat voorafgaat aan de indexering;
  4° aanvangsindex: de index van het derde trimester 2018 met als basis 2010 = 100.

Art.83. In toepassing van artikel 15, § 2, eerste lid, 5°, artikel 27, 4°, van artikel 29, 3°, wordt de bezoldiging vermoed niet minder gunstig te zijn dan die van vergelijkbare functies indien ze minstens 160 % van het gemiddeld bruto jaarloon bedraagt voor wat betreft de leidinggevende-ICT, en minstens 100 % van het gemiddeld bruto jaarloon wat betreft de specialist-ICT en de stagiair-werknemer-ICT.
  Bij de beoordeling of de betrokken werknemer niet minder gunstig wordt betaald dan vergelijkbare functies, wordt niet alleen rekening gehouden met alle elementen van het ingediende individuele geval, maar ook met de informatie die de bevoegde autoriteit elders kan verkrijgen.

HOOFDSTUK VI. - Bepalingen inzake gegevensverwerking
Art.84. § 1. De bevoegde overheid treedt op als verwerkingsverantwoordelijke zoals vermeld in artikel 4, 7) van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
  § 2. In toepassing van hoofdstuk 9 wisselt de bevoegde overheid de nodige persoonsgegevens uit met de Dienst Vreemdelingenzaken.

Art.85. Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, en overeenkomstig artikel 5.1, e), van de bovenvermelde Verordening (EU) 2016/679 bewaren de bevoegde overheid autoriteit en het Departement Inspectie van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst de in het kader van dit besluit gevraagde persoonsgegevens gedurende 50 jaar vanaf de datum waarop de arbeidsvergunning is verleend. In geval van gerechtelijke of administratieve stappen wordt de opslagperiode opgeschort totdat de rechtsmiddelen zijn uitgeput.

Art.86. In toepassing van overeenstemming met het samenwerkings- en gegevensuitwisselingsakkoord van 26 augustus 2013, worden de organisatie en coördinatie van de verschillende gegevensstromen toevertrouwd aan de "Intégrateur de services wallon" (dienstenintegrator voor Wallonië), "de Banque Carrefour d'Echanges de Données (BCED)", (de Kruispuntbank Gegevensuitwisselingen).

HOOFDSTUK VII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art.87. Het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2018, wordt opgeheven, met uitzondering van de volgende bepalingen, die van toepassing blijven tot de datum van inwerkingtreding van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018:
  1° artikel 2, eerste lid, 26°;
  2° artikel 9, eerste lid, 5°, en afdeling 1 van hoofdstuk VI;
  3° artikel 9, eerste lid, 8°;
  4° afdeling 1bis van hoofdstuk IV.
  De aanvragen ingediend krachtens de leden 1, 2, 3 en 4 worden behandeld tot de datum van inwerkingtreding van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018, overeenkomstig artikel 4. Overeenkomstig het tweede lid, 4°, geeft de bevoegde autoriteit een voorlopige arbeidsvergunning af aan de werkgever.

Art.88. De tewerkstellingsvergunningen, de werkvergunningen en arbeidsvergunningen die overeenkomstig de vóór 1 juni 2019 geldende bepalingen zijn afgegeven, blijven geldig tot hun vervaldatum.
  De vóór 1 juni 2019 ingediende aanvragen voor tewerkstellings-, werk- en arbeidsvergunningen blijven onderworpen aan de bepalingen die vóór die datum van kracht waren, tenzij deze bepalingen voor de betrokkene minder gunstig zijn.
  De onderdanen van derde landen die krachtens de artikelen 2, 6°, 7°, 8°, 13°, 17°, 20°, 21°, a), 21°, b), 25°, 26°, 30°, 33°, 34° en 35° van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 vóór 1 juni 2019 vrijgesteld zijn van de verplichting om een werkvergunning te verkrijgen, blijven tot aan het einde van hun verblijfsrecht tot het verrichten van werk toegelaten.

Art.89. Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2019, met uitzondering van hoofdstuk 3, dat in werking treedt op de dag van inwerkingtreding van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018.
  Tot 31 december 2019 mag de jaarlijkse brutobezoldiging van de personen bedoeld in artikel 16, eerste lid, 1° en 2°, echter niet minder bedragen dan respectievelijk 41.739 euro en 69.637 euro.

Art. 90. De Minister van Tewerkstelling is belast met de uitvoering van dit besluit.