2 JUNI 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheids-reglementering, tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2011 tot opheffing van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 maart 2003 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, q, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de onthaalouders, houdende de aanpassing van sommige bedragen in het kader van het gebruik van de welvaartsenveloppe 2019-2020
Art. 1-14
Artikel 1. - In artikel 111, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 september 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de bepalingen onder 1° wordt het bedrag van "63,9090 euro" vervangen door het bedrag van "64,6120 euro";
2° in de bepalingen onder 2° wordt het bedrag van "68,3902 euro" vervangen door het bedrag van "69,1426 euro";
3° in de bepalingen onder 3° wordt het bedrag van "73,3787 euro" vervangen door het bedrag van "74,1859 euro";
4° in de bepalingen onder 4° wordt het bedrag van "63,1202 euro" vervangen door het bedrag van "63,8145 euro";
5° in de bepalingen onder 5° wordt het bedrag van "62,5183 euro" vervangen door het bedrag van "63,2060 euro";
6° in de bepalingen onder 6° wordt het bedrag van "61,6983 euro" vervangen door het bedrag van "62,3153 euro".
Art.2. - In artikel 114 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 juli 2012 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 september 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf, 3, 3°, wordt het bedrag van "15,12 euro" vervangen door het bedrag van "15,42 euro";
2° in paragraaf 4, eerste lid, wordt het bedrag van "20,35 euro" tweemaal vervangen door het bedrag van "21,06 euro";
3° in paragraaf 5 wordt het bedrag van "8,03 euro" tweemaal vervangen door het bedrag van "8,22 euro" en wordt het bedrag van "6,52 euro" vervangen door het bedrag van "6,68 euro".
Art.3. - In artikel 115 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 september 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt het bedrag van "34,92 euro" vervangen door het bedrag van "36,14 euro" en wordt het bedrag van "28,91 euro" vervangen door het bedrag van "29,61 euro";
2° in paragraaf 2 wordt het bedrag van "21,46 euro" tweemaal vervangen door het bedrag van "21,89 euro" en wordt het bedrag van "20,35 euro" vervangen door het bedrag van "21,06 euro";
3° er wordt een paragraaf 4 ingevoegd, luidende :
" § 4. - In afwijking van de vorige paragrafen wordt het minimum dagbedrag van de werkloosheidsuitkering van de tijdelijk werkloze bedoeld in artikel 114, § 6, vastgesteld :
1° voor de werknemer met gezinslast op 36,14 euro;
2° voor de alleenwonende werknemer op 29,92 euro;
3° voor de samenwonende werknemer op 22,21 euro.".
Art.4. - In artikel 115, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 september 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 2 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. - Het minimum dagbedrag van de werkloosheidsuitkering voor de samenwonende werknemer niet bedoeld in artikel 114, § 5, wordt :
1° gedurende de fase 1 van de eerste vergoedingsperiode, bedoeld in artikel 114, vastgesteld op 28,61 euro;
2° gedurende de fase 2 en de fase 3 van de eerste vergoedingsperiode, bedoeld in artikel 114, vastgesteld op 26,41 euro;
3° gedurende de fase 1 en de fase 2.0 van de tweede vergoedingsperiode, bedoeld in artikel 114, vastgesteld op 21,89 euro;
4° gedurende de deelfases 2.1 tot 2.4 van de tweede vergoedingsperiode, bedoeld in artikel 114, vastgesteld op :
a) het bedrag dat vastgesteld wordt voor de betreffende fase door de toepassing van de formule bedoeld in artikel 114, § 1, derde lid, op een basisbedrag van 21,89 euro, waarbij het verlaagd forfaitbedrag vervangen wordt door het bedrag bedoeld in artikel 114, § 3, 3°;
b) in het geval bedoeld in artikel 114, § 4, op 21,06 euro.
Het minimum dagbedrag van de werkloosheidsuitkering voor de samenwonende werknemer die het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of de aanvullende vergoeding van ontslagen bejaarde grensarbeiders geniet, is gelijk aan het bedrag bedoeld in het eerste lid, 2°.";
2° paragraaf 4 wordt vervangen door de volgende bepaling:
" § 4. - In afwijking van de vorige paragrafen wordt het minimum dagbedrag van de werkloosheidsuitkering van de tijdelijk werkloze bedoeld in artikel 114, § 6, ongeacht zijn gezinssituatie, vastgesteld op 36,14 euro.".
Art.5. - In artikel 124 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 oktober 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 124. - Het dagbedrag van de overbruggingsuitkering en van de inschakelingsuitkering wordt vastgesteld :
1° voor de werknemer met gezinslast op 35,21 euro;
2° voor de alleenwonende werknemer op :
a) 9,76 euro, indien hij minder dan 18 jaar is;
b) 15,33 euro, indien hij 18 tot minder dan 21 jaar is;
c) 25,61 euro, indien hij 21 jaar is of ouder. In voorkomend geval wordt het overeenkomstig artikel 113 geïndexeerde bedrag verhoogd tot het dagbedrag van het leefloon bedoeld in de artikelen 14, § 1 en 50 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, voor de alleenstaande persoon. Dit dagbedrag wordt bekomen door deling van het geïndexeerde jaarbedrag door 312, afgerond tot de hogere cent;
3° voor de samenwonende werknemer :
a) 8,17 euro indien hij minder dan 18 jaar is;
b) 13,03 euro indien hij 18 jaar is of meer.";
2° in het tweede lid worden de bedragen van "8,68 euro" en "13,95 euro" respectievelijk vervangen door de bedragen van "8,98 euro" en "14,43 euro";
3° in het derde lid wordt het bedrag van "35,35 euro" vervangen door het bedrag van "36,59 euro".
Art.6. - In artikel 124, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit, zoals vervangen bij dit besluit, worden de bedragen van "9,76 euro", "15,33 euro" en "25,61 euro" respectievelijk vervangen door de bedragen van "9,83 euro", "15,45 euro" en "25,82 euro".
Art.7. - In artikel 125 van hetzelfde besluit, hersteld bij het koninklijk besluit van 15 april 2015 en vervangen bij het koninklijk besluit van 3 september 2017, wordt het bedrag van "8,03 euro" tweemaal vervangen door het bedrag van "8,22 euro" en wordt het bedrag van "6,52 euro" vervangen door het bedrag van "6,68 euro".
Art.8. - Artikel 127, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 september 2017, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. - Het minimumdagbedrag van de werkloosheidsuitkering, verhoogd met de anciënniteitstoeslag wordt vastgesteld :
1° voor de werknemer met gezinslast, bedoeld in § 1, 1°, op 37,88 euro;
2° voor de alleenwonende werknemer bedoeld in § 1, 2°, op 33,97 euro;
3° voor de samenwonende werknemer bedoeld in § 1, 4°, op 30,32 euro;
4° voor de samenwonende werknemer bedoeld in § 1, 5°, op 27,60 euro.".
Art.9. - Artikel 131bis, § 2bis, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 juni 2005 en vervangen bij het koninklijk besluit van 30 december 2014, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"De in het eerste lid bedoelde uurtoeslag bedraagt 2,31 euro.".
Art.10. - In artikel 131ter, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 september 2017, wordt het bedrag van "29,04 euro" vervangen door het bedrag van "29,74 euro".
Art.11. - In artikel 3, eerste lid, van het koninklijk besluit van 26 maart 2003 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, q, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de onthaalouders, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 januari 2009 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 september 2017, wordt het bedrag van "23,98 euro" vervangen door het bedrag van "24,56 euro".
Art.12. - In de artikelen 3, tweede lid, en 4, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 december 2011 tot opheffing van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2015 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 september 2017, wordt het bedrag van "12,17 euro" vervangen door het bedrag van "12,46 euro".
Art.13. - § 1. - Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2019.
In afwijking van het vorige lid treedt artikel 1, 1° tot 3° en 5° tot 6° in werking op 1 september 2019.
In afwijking van het eerste lid treden de artikelen 1, 4°, 4, 6, 9 en 10 in werking op 1 januari 2020.
§ 2. - Voor de werknemer wiens gemiddeld dagloon, bedoeld in artikel 114, § 1, tweede lid, artikel 114, § 6 en artikel 114, § 7, van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991 op 31 augustus 2019 minstens gelijk was aan het toen geldende grensbedrag C, wordt vanaf 1 september 2019 rekening gehouden met het gemiddeld dagloon gelijk aan het nieuwe grensbedrag C.
Voor de werknemer wiens gemiddeld dagloon, bedoeld in artikel 114, § 1, tweede lid, van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991 op 31 augustus 2019 overeenstemde met het toen geldende grensbedrag B, wordt vanaf 1 september 2019 rekening gehouden met een gemiddeld dagloon gesitueerd in de loonschijf, vastgesteld krachtens artikel 119, 2°, waarin het nieuwe grensbedrag B gelegen is.
Voor de werknemer wiens gemiddeld dagloon bedoeld in artikel 114, § 1, tweede lid, van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991 op 31 augustus 2019 overeenstemde met het toen geldende grensbedrag A, wordt vanaf 1 september 2019 rekening gehouden met een gemiddeld dagloon gesitueerd in de loonschijf, vastgesteld krachtens artikel 119, 2°, waarin het nieuwe grensbedrag A gelegen is.
Voor de werknemer wiens gemiddeld dagloon, bedoeld in artikel 131ter, derde lid, van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991 op 31 december 2019 overeenstemde met het toen geldende grensbedrag AX, wordt vanaf 1 januari 2020 rekening gehouden met een gemiddeld dagloon gesitueerd in de loonschijf, vastgesteld krachtens artikel 119, 2°, waarin het nieuwe grensbedrag AX gelegen is.
Voor de alleenwonende werknemer die zich op 31augustus 2019 in de tweede vergoedingsperiode bevindt, die geen anciënniteitstoeslag geniet en wiens gemiddeld dagloon bedoeld in artikel 114, § 1, tweede lid, van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991 op 31 augustus 2019 overeenstemde met het toen geldende grensbedrag AY, wordt vanaf 1 september 2019 rekening gehouden met een gemiddeld dagloon gesitueerd in de loonschijf, vastgesteld krachtens artikel 119, 2°, waarin het nieuwe grensbedrag AY gelegen is.
Voor de werknemer die het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of de aanvullende vergoeding van ontslagen bejaarde grensarbeiders geniet en wiens gemiddeld dagloon op 31 augustus 2019 overeenstemde met het toen geldende grensbedrag AZ, wordt vanaf 1 september 2019 rekening gehouden met een gemiddeld dagloon gesitueerd in de loonschijf, vastgesteld krachtens artikel 119, 2°, waarin het nieuwe grensbedrag AZ gelegen is.
Art. 14. - De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.