14 MEI 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van de codex over het welzijn op het werk, wat het periodiek gezondheidstoezicht betreft
HOOFDSTUK I. - Actualisering van de terminologie
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijziging van hoofdstuk III van titel 1 van boek I van de codex over het welzijn op het werk
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Wijziging van titel 4 van boek I van de codex over het welzijn op het werk
Art. 3-13
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de overige titels van de codex over het welzijn op het werk
Art. 14-24
HOOFDSTUK V. - Wijziging van het Algemeen reglement voor de bescherming van de arbeid
Art. 25
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 26-27
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
HOOFDSTUK I. - Actualisering van de terminologie
Artikel 1. In de codex over het welzijn op het werk, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 juli 2017 en 7 februari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht in de Nederlandse tekst:
1° het woord "geneesheer" wordt telkens vervangen door het woord "arts";
2° het woord "geneesheren" wordt telkens vervangen door het woord "artsen";
3° het woord "arbeidsgeneesheer" wordt telkens vervangen door het woord "arbeidsarts;
4° het woord "preventieadviseur-arbeidsgeneesheer" wordt telkens vervangen door het woord "preventieadviseur-arbeidsarts";
5° het woord "geneesheer-arbeidsinspecteur" wordt telkens vervangen door het woord "arts sociaal inspecteur";
6° het woord "geneesheer sociaal inspecteur" wordt telkens vervangen door het woord "arts sociaal inspecteur";
7° het woord "hoofdgeneesheer" wordt telkens vervangen door het woord "hoofdarts";
8° het woord "geneesheer-adviseur" wordt telkens vervangen door het woord "adviserend arts;
9° de woorden "Orde der Geneesheren" worden telkens vervangen door de woorden "Orde der Artsen".
HOOFDSTUK II. - Wijziging van hoofdstuk III van titel 1 van boek I van de codex over het welzijn op het werk
Art.2. Artikel I.1-4, 6° van de codex over het welzijn op het werk wordt vervangen als volgt:
"6° gezondheidstoezicht: het geheel van preventieve medische handelingen zoals opgesomd in artikel I.4-14, § 1, eerste lid, uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van de preventieadviseur-arbeidsarts met het oog op het uitvoeren van de opdrachten bedoeld in artikel I.4-2."
HOOFDSTUK III. - Wijziging van titel 4 van boek I van de codex over het welzijn op het werk
Art.3. In artikel I.4-4 van de codex over het welzijn op het werk wordt paragraaf 1 opgeheven.
Art.4. Artikel I.4-5, § 1, eerste lid, 4° van de codex over het welzijn op het werk wordt opgeheven.
Art.5. Artikel I.4-9 van de codex over het welzijn op het werk wordt aangevuld met een tweede lid, luidende:
"De werkgever herinnert alle werknemers, al dan niet onderworpen aan het gezondheidstoezicht, jaarlijks aan de mogelijkheid om een spontane raadpleging te vragen overeenkomstig artikel I.4-37."
Art.6. Artikel I.4-14, § 1, eerste lid van de codex over het welzijn op het werk wordt vervangen als volgt:
" § 1. De preventieve medische handelingen omvatten:
1° de preventieve medische onderzoeken zoals bepaald in artikel I.4-15, uitgevoerd door de preventieadviseur-arbeidsarts;
2° de aanvullende medische handelingen, uitgevoerd door de preventieadviseur-arbeidsarts of, onder zijn verantwoordelijkheid, door zijn verpleegkundig personeel;
3° het samenstellen en het bijhouden van het gezondheidsdossier conform hoofdstuk VII van deze titel."
Art.7. Artikel I.4-17, § 1 van de codex over het welzijn op het werk wordt vervangen als volgt:
" § 1. De preventieve medische onderzoeken worden uitgevoerd door de preventieadviseur-arbeidsarts die meewerkt aan de uitvoering van de opdrachten in verband met de risicoanalyse."
Art.8. In artikel I.4-25 van de codex over het welzijn op het werk waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 ingevoegd, luidende:
" § 2. De werknemers die onderworpen zijn aan een voorafgaande gezondheidsbeoordeling overeenkomstig § 1, worden in elk geval na 12 maanden aan een periodieke gezondheidsbeoordeling onderworpen, om de gevoeligheid van de werknemer voor het specifieke risico waaraan hij is blootgesteld na te gaan. Vervolgens geldt de vastgelegde frequentie in functie van het risico zoals bedoeld in bijlage I.4-5."
Art.9. In afdeling 2 van boek I, titel 4, hoofdstuk IV van de codex over het welzijn op het werk worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het opschrift "Afdeling 2. - Periodieke gezondheidsbeoordeling" wordt vervangen door het opschrift "Afdeling 2. - Periodiek gezondheidstoezicht";
2° artikel I.4-29 wordt vervangen als volgt:
"Art. I.4-29.- De werknemers bedoeld in artikel I.4-3, § 1 worden aan een periodiek gezondheidstoezicht onderworpen zoals bepaald in bijlage I.4-5."
3° artikel I.4-30 wordt vervangen als volgt:
"Art. I.4-30.- § 1. Het periodiek gezondheidstoezicht omvat:
1° een gezondheidsbeoordeling, die bestaat uit een anamnese en een klinisch onderzoek, uitgevoerd door de preventieadviseur-arbeidsarts, om de verenigbaarheid van de gezondheidstoestand met de uitgeoefende arbeid na te gaan;
2° aanvullende medische handelingen, uitgevoerd door of onder de verantwoordelijkheid van de preventieadviseur-arbeidsarts, die ook de resultaten ervan interpreteert. De aanvullende medische handelingen:
a) houden een persoonlijk onderhoud in met de preventieadviseur-arbeidsarts of zijn verpleegkundig personeel;
b) houden specifiek verband met het risico waaraan de werknemer wordt blootgesteld wegens het uitoefenen van zijn functie;
c) kunnen plaatsvinden voorafgaand aan de periodieke gezondheidsbeoordeling, en/of tussen twee periodieke gezondheidsbeoordelingen in, in functie van wat bepaald wordt in bijlage I.4-5;
d) bestaan minstens uit individuele medische vragenlijsten en/of uit andere individuele medische handelingen vermeld in bijlage I.4-5;
e) worden uitgevoerd op het tijdstip van de dag, week of jaar dat het meest relevant is voor de evaluatie van het risico en, in voorkomend geval, voor de gezondheidsbeoordeling. Dit tijdstip wordt bepaald door de preventieadviseur-arbeidsarts.
§ 2. De ingevulde vragenlijsten bedoeld in § 1, 2°, d) worden, al dan niet via elektronische weg, rechtstreeks terugbezorgd aan de preventieadviseur-arbeidsarts of zijn verpleegkundig personeel.
Deze vragenlijsten vermelden in elk geval:
a) de contactgegevens van de bevoegde preventieadviseur-arbeidsarts;
b) het recht van de werknemer om te allen tijde een spontane raadpleging te vragen;
c) de mogelijkheid voor de werknemer om aan te geven dat hij zo snel mogelijk wil worden gecontacteerd door de preventieadviseur-arbeidsarts.
§ 3. De externe diensten werken samen met het oog op het ontwikkelen van modelvragenlijsten en richtlijnen voor een gestandaardiseerde invulling van de andere aanvullende medische handelingen die specifiek verband houden met het risico waaraan de werknemer wordt blootgesteld wegens het uitoefenen van zijn functie, en melden deze aan de algemene directie HUA.
De Minister kan nadere regels en criteria vastleggen voor het ontwikkelen van de modelvragenlijsten en richtlijnen bedoeld in het eerste lid, of hij kan zelf modelvragenlijsten en richtlijnen opstellen.
4° In artikel I.4-31 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- In het eerste lid worden de woorden "bijkomende handelingen bedoeld in artikel I.4-27, § 2" vervangen door de woorden "aanvullende medische handelingen bedoeld in bijlage I.4-5";
- Tussen het tweede en het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
"De preventieadviseur-arbeidsarts motiveert zijn keuze in een document dat door hem wordt ondertekend en dat ter beschikking wordt gehouden van de arts sociaal inspecteur van de algemene directie TWW."
5° Artikel I.4-32 wordt vervangen als volgt:
"Art. I.4-32.- § 1. De frequentie van de periodieke gezondheidsbeoordeling en van de aanvullende medische handelingen is vastgelegd in bijlage I.4-5 in functie van de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan het risico.
Wanneer een werknemer is blootgesteld aan meerdere risico's waarvoor een verschillende frequentie van periodieke gezondheidsbeoordeling geldt, wordt de hoogste frequentie gevolgd.
§ 2. Wanneer de aanvullende medische handelingen die in de periode tussen twee periodieke gezondheidsbeoordelingen plaatsvinden, een ongewoon resultaat vertonen, neemt de preventieadviseur-arbeidsarts contact op met de betrokken werknemer om na te gaan of een gezondheidsbeoordeling noodzakelijk is. Hiertoe kan de preventieadviseur-arbeidsarts, telkens hij het nuttig acht en met de toestemming van de werknemer, zich informeren bij zijn behandelend arts.
In dat geval kan de preventieadviseur-arbeidsarts, afhankelijk van de concrete omstandigheden, één of meerdere van de volgende beslissingen nemen:
1° hij onderwerpt de betrokken werknemer aan een gezondheidsbeoordeling;
2° hij onderwerpt alle of bepaalde werknemers die worden blootgesteld aan hetzelfde risico, eveneens aan een gezondheidsbeoordeling;
3° hij verhoogt de frequentie van de periodieke gezondheidsbeoordelingen en/of van de aanvullende medische handelingen voor de betrokken werknemer, en eventueel ook voor alle of bepaalde werknemers die aan hetzelfde risico worden blootgesteld. De hogere frequentie wordt aangehouden totdat de preventieadviseur-arbeidsarts oordeelt dat het risico onder controle is.
De preventieadviseur-arbeidsarts motiveert zijn beslissing in een document dat door hem wordt ondertekend en dat ter beschikking wordt gehouden van de arts sociaal inspecteur van de algemene directie TWW.
§ 3. In afwijking van de frequentie bedoeld in bijlage I.4-5, kan de preventieadviseur-arbeidsarts, al dan niet tijdelijk, een hogere frequentie van periodieke gezondheidsbeoordelingen en/of aanvullende medische handelingen vastleggen voor specifieke situaties die volgens zijn oordeel een negatieve impact hebben of kunnen hebben op de gezondheid van de werknemer, bijvoorbeeld omdat de werknemer behoort tot een specifieke risicogroep, of omwille van wijzigingen aan de werkpost of activiteit, of wegens incidenten of ongevallen die zich hebben voorgedaan, of omwille van een overschrijding van actiewaarden.
De preventieadviseur-arbeidsarts motiveert zijn beslissing in een document dat door hem wordt ondertekend en dat ter beschikking wordt gehouden van de arts sociaal inspecteur van de algemene directie TWW.
§ 4. De arts sociaal inspecteur van de algemene directie TWW kan, zo hij het nodig acht, een hogere frequentie van periodieke gezondheidsbeoordelingen en/of van de aanvullende medische handelingen opleggen, of de inhoud en het tijdstip van de aanvullende medische handelingen aanpassen.
§ 5. De werknemer die getroffen is door een beroepsgebonden aandoening waarvan de diagnose aan de hand van de in artikel I.4-27 bepaalde handelingen niet voldoende kan worden gesteld, wordt onderworpen aan elk bijkomend onderzoek dat de preventieadviseur-arbeidsarts of de arts sociaal inspecteur van de algemene directie TWW nodig acht.
§ 6. De preventieadviseur-arbeidsarts verstrekt regelmatig, en minstens één keer per jaar, aan de werkgever en aan het comité een globale rapportering over de resultaten van het periodiek gezondheidstoezicht met het oog op het eventueel voorstellen of aanpassen van preventiemaatregelen."
Art.10. Artikel I.4-40 van de codex over het welzijn op het werk wordt vervangen als volgt:
"Art. I.4-40.- De kenmerken en de gevolgen van de uitbreiding van het gezondheidstoezicht bedoeld bij artikel I.4-39 worden vastgelegd door de preventieadviseur-arbeidsarts in een document dat door hem ter beschikking wordt gehouden van de arts sociaal inspecteur van de algemene directie TWW. Deze laatste kan eveneens eender welke nieuwe gezondheidsbeoordeling opleggen die hij nodig acht.
De preventieadviseur-arbeidsarts verstrekt over de uitbreiding van het gezondheidstoezicht een globale rapportering aan het comité overeenkomstig artikel I.4-30, § 6."
Art.11. In artikel I.4-52, tweede lid van de codex over het welzijn op het werk wordt de woorden "geneesheer sociaal inspecteur van de algemene directie TWW." vervangen door de woorden "met het toezicht belaste ambtenaar."
Art.12. In de codex over het welzijn op het werk wordt een bijlage I.4-5 ingevoegd die als bijlage 1 wordt gevoegd bij dit besluit.
Art.13. In de codex over het welzijn op het werk wordt de bijlage I.4-2, 3de deel vervangen door de bijlage 2 gevoegd bij dit besluit.
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de overige titels van de codex over het welzijn op het werk
Art.14. In artikel II.3-16, § 1, 3° van de codex over het welzijn op het werk worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "met uitzondering van de bijkomende handelingen bedoeld in artikel I.4-27, § 2" worden opgeheven;
2° "a) wordt vervangen als volgt: "de voorafgaande gezondheidsbeoordeling, de periodieke gezondheidsbeoordeling en de aanvullende medische handelingen."
Art.15. In artikel VIII.3-10 van de codex over het welzijn op het werk worden het tweede en het derde lid opgeheven.
Art.16. Artikel VI.2-14, 1°, derde lid van de codex over het welzijn op het werk wordt vervangen als volgt:
"Zolang de blootstelling duurt, wordt een periodieke gezondheidsbeoordeling uitgevoerd."
Art.17. In artikel VII.1-44 van de codex over het welzijn op het werk worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
"De werknemer die wordt blootgesteld aan biologische agentia wordt onderworpen aan periodiek gezondheidstoezicht overeenkomstig bijlage I.4-5, dat bestaat uit een gezondheidsbeoordeling die, naar gelang van het geval, wordt aangevuld door aanvullende medische handelingen die bestaan uit gerichte onderzoeken."
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.18. In artikel V.5-6 van de codex over het welzijn op het werk, wordt het tweede lid opgeheven.
Art.19. In titel 4 van boek V van de codex over het welzijn op het werk worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in artikel V.4-10, tweede lid, 3°, wordt het woord "jaarlijkse" opgeheven;
2° in artikel V.4-16, eerste lid wordt het woord "jaarlijks" opgeheven;
3° in artikel V.4-17, eerste lid wordt het woord "jaarlijks" opgeheven.
Art.20. In artikel X.1-5 van de codex over het welzijn op het werk worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 2, eerste lid worden de woorden "om de drie jaar, of elk jaar indien het Comité het vraagt" opgeheven;
2° in § 2, wordt het tweede lid opgeheven;
3° in § 3, eerste lid worden de woorden "jaarlijks verricht en" opgeheven.
Art.21. Artikel V.2-25 van de codex over het welzijn op het werk wordt vervangen als volgt:
"Art. V.2-25.- De betrokken werknemer wordt onderworpen aan een periodieke gezondheidsbeoordeling.
Er wordt een audiometrisch onderzoek uitgevoerd binnen de 12 maanden die volgen op de eerste beoordeling."
Art.22. In artikel VI.3-33, tweede lid van de codex over het welzijn op het werk worden de woorden "ten minste éénmaal per jaar" opgeheven.
Art.23. In artikel V.1-14, § 1, tweede lid van de codex over het welzijn op het werk wordt het woord "jaarlijks" opgeheven.
Art.24. In artikel II.3-18, 2° van de codex over het welzijn op het werk worden de woorden "de bijkomende handelingen in het kader van de opdrachten inzake gezondheidstoezicht" vervangen door de woorden "de bijkomende technische handelingen in het kader van de opdrachten inzake gezondheidstoezicht die niet door de externe dienst zelf kunnen worden uitgevoerd".
HOOFDSTUK V. - Wijziging van het Algemeen reglement voor de bescherming van de arbeid
Art.25. In titel II, hoofdstuk III van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947 wordt bijlage II "Medisch toezicht over de werknemers die blootgesteld zijn aan het risico voor beroepsziekten", vervangen bij het koninklijk besluit van 10 april 1974 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 juni 2012, opgeheven.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art.26. Ten vroegste 2 jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, vraagt de minister aan de Hoge Raad om de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk te evalueren.
Art.27. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I.4-5.
FREQUENTIE EN INHOUD VAN HET PERIODIEK GEZONDHEIDSTOEZICHT
Principes
Deze bijlage bepaalt hoe het periodiek gezondheidstoezicht eruitziet voor de werknemers die hieraan onderworpen zijn als gevolg van de risico's waaraan zij blootgesteld zijn tijdens de uitvoering van hun werk, zoals omschreven in de codex over het welzijn op het werk.
Het periodiek gezondheidstoezicht bestaat uit:
1. Een periodieke gezondheidsbeoordeling die uitsluitend door de preventieadviseur-arbeidsarts mag gebeuren (art. I.4-30, § 1, 1° ): de frequentie hiervan wordt vastgelegd per risico in onderstaande tabel.
2. in functie van het risico waaraan de werknemer wordt blootgesteld, wordt deze periodieke gezondheidsbeoordeling aangevuld met aanvullende medische handelingen (art. I.4-30, § 1, 2° ), die in voorkomend geval gerichte onderzoeken en tests omvatten, die worden uitgevoerd door de preventieadviseur-arbeidsarts, of door verpleegkundig personeel onder verantwoordelijkheid van de preventieadviseur-arbeidsarts, en waarvan de resultaten door de preventieadviseur-arbeidsarts geïnterpreteerd moeten worden. De minimale aanvullende medische handelingen en hun frequentie worden vastgelegd in onderstaande tabel, en vinden plaats:
a. Voorafgaand aan de gezondheidsbeoordeling (*): hetzij onmiddellijk voorafgaand aan de gezondheidsbeoordeling, hetzij enige tijd vooraf, maar in elk geval op het meest geschikte moment van de dag/week/jaar voor het uitvoeren van deze handelingen in functie van het risico. In elk geval mag er geen (te) lange periode verstrijken tussen het uitvoeren van de voorafgaande aanvullende medische handelingen en de gezondheidsbeoordeling (bv. 1 of 2 weken, max. 1 maand). Als de resultaten van de aanvullende medische handelingen (nog) niet bekend zijn tijdens de gezondheidsbeoordeling en deze vertonen een ongewoon resultaat, dan neemt de preventieadviseur-arbeidsarts contact op met de betrokken werknemer om na te gaan of een gezondheidsbeoordeling noodzakelijk is.
b. Tussentijds in de periode tussen twee periodieke gezondheidsbeoordelingen (**), d.w.z. dat er voldoende tijd moet zitten tussen de periodieke gezondheidsbeoordeling (die in de tabel wordt aangeduid als X) en de tussentijdse aanvullende medische handeling (die plaatsvindt 6, 12, 24 enz. maanden na X, conform de tabel), wat toelaat om de evolutie van de gezondheidstoestand van de werknemer van nabij op te volgen. De resultaten van de tussentijdse aanvullende medische handelingen moeten worden beoordeeld door de preventieaviseur-arbeidsarts: als deze resultaten ongewoon zijn of als de werknemer erom vraagt, moet de preventieadviseur-arbeidsarts de werknemer contacteren om na te gaan of een gezondheidsbeoordeling noodzakelijk is. Deze (eventuele) tussentijdse gezondheidsbeoordeling wijzigt de frequentie van gezondheidsbeoordelingen niet.
De bepalingen van deze bijlage doen geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de werknemer om aan de preventieadviseur-arbeidsarts een spontane raadpleging te vragen overeenkomstig artikel I.4-37. Zij doen evenmin afbreuk aan de verplichtingen van de werkgever bedoeld in artikel I.4-4, § 2.
Uit de gezondheidsbeoordeling kan volgen dat er preventiemaatregelen nodig zijn. Deze preventiemaatregelen kunnen de gezondheid van de werknemers betreffen, maar kunnen ook betrekking hebben op het ergonomisch of psychosociaal welzijn van de werknemers, in welk geval zij geen deel uitmaken van het gezondheidstoezicht noch dit vervangen.
BELANGRIJK: overeenkomstig artikel I.4-32, § 3, kan de preventieadviseur-arbeidsarts, in afwijking van de frequentie bedoeld in onderstaande bijlage, al dan niet tijdelijk, een hogere frequentie van periodieke gezondheidsbeoordelingen en/of aanvullende medische handelingen vastleggen voor specifieke situaties die volgens zijn oordeel een negatieve impact hebben of kunnen hebben op de gezondheid van de werknemer, bijvoorbeeld omdat de werknemer behoort tot een specifieke risicogroep, of omwille van wijzigingen aan de werkpost of activiteit, of wegens incidenten of ongevallen die zich hebben voorgedaan, of omwille van een overschrijding van actiewaarden, bv. bij musculoskeletale aandoeningen, bij biologische agentia, ....
Aard van het algemeen en specifiek risico zoals omschreven in de codex over het welzijn op het werk | Periodieke gezondheids-beoordeling PAAA (X) | Minimale aanvullende medische handelingen voorafgaand aan de periodieke gezondheidsbeoordeling* | Minimale tussentijdse aanvullende medische handelingen** | |
Frequentie | Welke handelingen? | Welke handelingen? | Frequentie | |
Veiligheidsfunctie | 24 maanden. | Vragenlijsten* * * en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA zoals een visustest, een audiogram, een elektrocardiogram, ... | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA zoals een visustest, een audiogram, een elektrocardiogram, ... | X + 12 maanden |
Veiligheidsfunctie WN ≥ 50 jaar | PAAA kan in functie van individuele kenmerken en arbeidsomstandigheden een frequentie van 12 maanden vastleggen | / | / | |
Functie met verhoogde waakzaamheid | 24 maanden. | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA zoals een visustest, een audiogram, een elektrocardiogram, ... | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA zoals een visustest, een audiogram, een elektrocardiogram, ... | X + 12 maanden |
Functie met verhoogde waakzaamheid WN ≥ 50 jaar | PAAA kan in functie van individuele kenmerken en arbeidsomstandigheden een frequentie van 12 maanden vastleggen | / | / | |
Blootstelling aan agentia die vergiftigingen kunnen veroorzaken, zoals bepaald in bijlage VI.1-4 | 24 maanden | Minstens de handelingen zoals bepaald in bijlagen VI.1-2 en VI.1-4 | Minstens de handelingen zoals bepaald in bijlage VI.1-2 en VI.1-4 | X + 3/6/9/12 maanden zoals bepaald in bijlage VI.1-4 |
Blootstelling aan agentia die huidziekten kunnen veroorzaken, zoals bepaald in bijlage VI.1-4 | 24 maanden | Minstens de handelingen zoals bepaald in de bijlage VI.1-4 | Minstens de handelingen zoals bepaald in de bijlage VI.1-4 | X + 12 maanden |
Blootstelling aan agentia die door inademing ziekten kunnen veroorzaken, zoals bepaald in bijlage VI.1-4 | 24 maanden | Minstens de handelingen zoals bepaald in de bijlage VI.1-4 | Minstens de handelingen zoals bepaald in de bijlage VI.1-4 | X+ 6/12 maanden zoals bepaald in bijlage VI.1-4 |
Blootstelling aan kankerverwekkende, mutagene en reprotoxische agentia, inclusief asbest | 12 maanden | Minstens de handelingen zoals bepaald in bijlage VI.1-4 | Minstens de handelingen zoals bepaald in bijlage VI.1-4 | X + 3/6/9 maanden zoals bepaald in bijlage VI.1-4 |
Blootstelling aan andere dan hierboven vermelde chemische agentia, bedoeld in art. VI.1-37 | 24 maanden | / | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X + 12 maanden |
Gemiddelde dagelijkse blootstelling ≥ 87dB(A) of piekgeluidsdruk van 140 dB | 12 maanden | Passend audiogram | / | / |
Gemiddelde dagelijkse blootstelling ≥ 85 dB(A) of piekgeluidsdruk van 137 dB | 36 maanden | Passend audiogram | / | / |
Gemiddelde dagelijkse blootstelling≥ 80 dB(A) of piekgeluidsdruk van 135 dB | 60 maanden | Passend audiogram | / | / |
Blootstelling vanaf 30 dagen aan infratonen of ultratonen | 60 maanden | / | Vragenlijsten, gericht onderzoek van het zenuwstelstel en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X+12/24/36/48 |
Blootstelling aan trillingen overeenkomstig artikel V.3-3 en V.3-4 | 24 maanden | / | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X + 12 maanden |
Blootstelling aan koude wanneer de temperatuur lager is dan 8° C overeenkomstig artikel V.1-14, § 1, 1° | 24 maanden | / | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X + 12 maanden |
Blootstelling aan warmte volgens de actiewaarden bedoeld in artikel V.1-3, § 2, overeenkomstig artikel V.1-14, § 1, 2° | 24 maanden | / | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X + 12 maanden |
Werknemers die gewoonlijk buiten tewerkgesteld worden | 24 maanden | / | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X + 12 maanden |
Kunstmatige optische straling | 24 maanden | / | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X + 12 maanden |
Inrichtingen van Klasse I | 12 maanden | Handelingen voorzien in artikel V.5-6 | Vragenlijsten en/of handelingen voorzien in artikel V.5-6 | Vanaf een blootstelling gelijk of hoger dan 6 mSv |
Inrichtingen van klasse II | 12 maanden | Handelingen voorzien in artikel V.5-6 | / | / |
Inrichtingen van klasse III | 24 maanden | Handelingen voorzien in artikel V.5-6 | Vragenlijsten en/of handelingen voorzien in artikel V.5-6 | X + 12 maanden |
Alle inrichtingen (klasse I, II, III) | PAAA kan in functie van de gemeten, berekende of geschatte blootstelling een verhoogde frequentie vastleggen | / | / | / |
Mikrotrauma door deeltjes metaal of glas, glaswol, dierenhuiden, haarfragmenten | 24 maanden | / | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X + 12 maanden |
WN < 45 jaar | 36 maanden | / | / | / |
WN ≥ 45 jaar | 24 maanden | / | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X + 12 maanden |
WN < 45 jaar | 36 maanden | / | / | / |
WN ≥ 45 jaar | 24 maanden | / | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X + 12 maanden |
Een identificeerbaar risico voor de gezondheid van de werknemer, te wijten aan de verhoogde blootstelling aan psychosociale risico's op het werk | 24 maanden | / | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X + 12 maanden |
Zonder bijzondere risico's | 36 maanden | / | / | / |
WN ≥ 50 jaar zonder bijzondere risico's | 12 maanden op vraag van de werknemer | |||
Met bijzondere risico's of lichamelijke of geestelijke spanningen zoals bedoeld in artikel X.1-2 | 24 maanden | / | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X + 12 maanden |
WN ≥ 50 jaar met bijzondere risico's of lichamelijke of geestelijke spanningen zoals bedoeld in artikel X.1-2 en bij wie de PAAA problemen vaststelt | 12 maanden | |||
Op vraag van het comité | PAAA kan de frequentie verhogen naar 12 maanden | |||
Blootstelling aan biologische agentia die: - hardnekkige en latente infecties veroorzaken; - Infecties veroorzaken die ondanks behandeling gedurende lange tijd steeds opnieuw de kop opsteken; - Infecties veroorzaken die een ernstige nasleep kunnen hebben. | 24 maanden | Gerichte onderzoeken bedoeld in artikel VII.1-44, tweede en derde lid | Gerichte onderzoeken bedoeld in artikel VII.1-44, derde lid | X + 12 maanden |
Inentingen en/of tuberculinetests | Volgens het schema van de Hoge Gezondheidsraad & de PAAA | |||
Blootstelling aan andere dan de hierboven vermelde biologische agentia | PAAA bepaalt de frequentie na advies van het Comité | Gerichte onderzoeken bedoeld in artikel VII.1-44, tweede en derde lid | Gerichte onderzoeken bedoeld in artikel VII.1-44, tweede en derde lid | PAAA bepaalt de frequentie na advies van het Comité |
Inentingen | Volgens het schema van de Hoge Gezondheidsraad & de PAAA | |||
Blootstelling aan producten van plantaardige of animale oorsprong: haren, leders, pluimen, katoen, hennep, linnen, jute, sisal, parelmoer, melasse, stof | 24 maanden | Passende longfunctietests | Passende longfunctietests | X + 12 maanden |
Caissonarbeid | 12 maanden | Gerichte onderzoeken bedoeld in artikel V.4-16, derde lid | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X + 6 maanden |
Duikwerkzaamheden | ||||
Blootstelling aan elektromagnetische velden | 24 maanden | / | Vragenlijsten en/of andere handelingen te bepalen door de PAAA | X + 12 maanden |