Details





Titel:

13 DECEMBER 2018. - Besluit van de Regering betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-02-2019 en tekstbijwerking tot 20-09-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Gemeenschappelijke bepalingen
Afdeling 1. - Beroepsopleidingen
Art. 2
Afdeling 2. - Gemeenschappelijke procedurebepalingen
Art. 3-6
Afdeling 3. - Voorwaarden voor de toelating tot een beroepsopleiding
Art. 7
Afdeling 4. - Beroepsopleidingsovereenkomst
Art. 8-14
HOOFDSTUK 3. - Premie, reiskostenvergoeding en verzekering
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 15-17
Afdeling 2. - Gerechtigden
Art. 18-20.1
Afdeling 3. - Verzekering
Art. 21
HOOFDSTUK 4. - Vrijstelling van de actieve beschikbaarheid
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 22-26
Afdeling 2. - Bijzondere vrijstellingsvoorwaarden, afhankelijk van het soort beroepsopleiding
Art. 27-32
Afdeling 3.
Art. 33-34
HOOFDSTUK 5. - Kwalificatie op de werkplek
Afdeling 1. - Individuele beroepsopleiding in een onderneming
Art. 35-41
Afdeling 2. - Instapstage
Art. 42-47
HOOFDSTUK 6. - Controle, intrekking en beroep
Art. 48-50
HOOFDSTUK 6.1. [1 - Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens]1
Art. 50.1-50.5
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 51-59



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1986029022  2018205606 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1 - Definities
  Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° werknemer : de persoon die gebonden is door een arbeidsovereenkomst of de persoon die niet onder een arbeidsovereenkomst valt, maar tegen betaling een activiteit uitoefent onder de verantwoordelijkheid en het gezag van een andere persoon of tegen betaling werk uitvoert onder soortgelijke voorwaarden;
  2° Dienst voor arbeidsbemiddeling : de Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap;
  3° arbeidsmarktrelevante beroepsopleiding : beroepsopleiding die de kansen van de werkzoekende op de arbeidsmarkt duurzaam verbetert;
  4° [1 werkzoekende: de werkzoekende overeenkomstig artikel 3, 5А, van het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling;]1
  5° opleidingsuitkering : vergoedingen en financiële voordelen die een op te leiden persoon krijgt als vergoeding voor het werk dat hij heeft verricht of als tegemoetkoming in de kosten voor de deelneming aan een beroepsopleiding;
  6° [1 ...]1;
  7° Dienst voor zelfbeschikkend leven : de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven;
  8° ECTS-punten : de studiepunten die worden toegekend in het kader van het Europees Systeem voor de overdracht en de accumulatie van studiebelastingpunten;
  9° inschakelingstraject : alle stappen en maatregelen om de werkzoekende met succes in de arbeidsmarkt te integreren;
  10° [1 uitkeringsgerechtigde volledig werkloze: de volgende personen die voldoen aan de voorwaarden om een uitkering in de zin van artikel 27, 4А, van het besluit van 25 november 1991 te ontvangen:
   a) de persoon die niet werkt;
   b) de onvrijwillig deeltijdse werknemer in de zin van artikel 29 van het besluit van 25 november 1991;]1
  11° besluit van 25 november 1991 : het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
  12° cursist : de persoon die een beroepsopleiding volgt;
  13° RVA : de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
  14° Minister : de minister bevoegd voor Werkgelegenheid;
  15° stagiair : de werkzoekende die een instapstage als bedoeld in hoofdstuk 5, afdeling 2, volgt;
  16° [1 niet-werkende werkzoekende: gebruiker van de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling overeenkomstig artikel 10 van het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling]1;
  17° bemiddelingsdienst van een andere deelentiteit : volgende diensten van de andere Belgische deelentiteiten die soortgelijke opdrachten vervullen als de Dienst voor arbeidsbemiddeling:
  a) VDAB : de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, opgericht bij het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding";
  b) FOREM : de Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling, opgericht bij het decreet van het Waals Gewest van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling);
  c) ACTIRIS : de dienst voor arbeidsbemiddeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, opgericht bij de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van Actiris;
  d) "Bruxelles Formation" : het Franstalig Brussels Instituut voor Beroepsopleiding, opgericht bij het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 houdende oprichting van het Franstalig Brussels Instituut voor Beroepsopleiding;
  18° [1 aanvragers en ontvangers van een werkloosheidsuitkering: aanvragers en ontvangers van een werkloosheidsuitkering overeenkomstig artikel 3, 1А, van het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling]1;
  19° werkdag : de weekdagen van maandag tot vrijdag, met uitzondering van de wettelijke feestdagen.
  [1 20° bemiddelingsdienst: de volgende overheidsinstanties:
   a) de bemiddelingsdiensten die erkend zijn overeenkomstig artikel 22 van het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling;
   b) de Dienst voor arbeidsbemiddeling;
   c) de Dienst voor zelfbeschikkend leven.]1

  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 1,3°, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2018>

HOOFDSTUK 2. - Gemeenschappelijke bepalingen
Afdeling 1. - Beroepsopleidingen
Art.2.- Beroepsopleiding
  In het kader van dit besluit wordt onder beroepsopleidingen in de zin van artikel 27, 6°, van het besluit van 25 november 1991 verstaan : alle maatregelen die de cursist via een georganiseerde opleiding of een praktische opleiding op de werkplek de nodige professionele vaardigheden, kennis en bekwaamheden bieden om een gekwalificeerde beroepsactiviteit te kunnen uitoefenen.
  De beroepsopleiding omvat :
  1° het leren van een vak of een beroep;
  2° de omscholing naar een ander vak of een ander beroep;
  3° het verwerven van de competenties en de taal- en vakkennis die noodzakelijk zijn om een beroepsactiviteit uit te oefenen;
  4° de omscholing, vervolmaking en verruiming van de beroepskennis.
  De beroepsopleiding kan gevolgd worden in een instelling die door de Dienst voor arbeidsbemiddeling georganiseerd of gesubsidieerd wordt [1 en die als kernactiviteit onder meer de organisatie van opleidingen en voortgezette opleidingen heeft]1. Bij de beroepsopleiding kan het ook gaan om een individuele beroepsopleiding in een onderneming of een [2 door de Minister erkende individuele beroepsopleiding in een onderwijsinstelling]2.
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2. - Gemeenschappelijke procedurebepalingen
Art.3.- Erkenning van beroepsopleidingen
  § 1 - Een beroepsopleiding kan erkend worden onder de volgende voorwaarden :
  1° ze voldoet aan de kenmerken vermeld in artikel 2;
  2° ze is arbeidsmarktrelevant voor het Duitse taalgebied;
  3° ze is kwalitatief hoogwaardig.
  [2 De Minister]2 erkent beroepsopleidingen ofwel op eigen initiatief, ofwel op aanvraag. Met het oog op de erkenning verzamelt de [2 Minister]2 de volgende gegevens op eigen initiatief of dient één van de personen vermeld in [1 artikel 4]1 de volgende gegevens bij de [2 Minister]2 in:
  1° naam, adres, rechtsvorm en contactpersoon van de opleidingsoperator;
  2° benaming en beschrijving van de opleiding;
  3° beschrijving van de inhoud van het programma, de opleidingsplaats en de opleidingstijden;
  4° gegevens over het diploma of het certificaat dat op het einde van de beroepsopleiding wordt uitgereikt.
  Beroepsopleidingen die reeds erkend zijn door een andere Belgische of buitenlandse overheid, erkent de [2 Minister]2 van rechtswege.
  Als de beroepsopleiding niet erkend is door een andere Belgische of buitenlandse overheid, beslist de [2 Minister]2 over de erkenning op basis van de kenmerken vermeld in het eerste en het tweede lid.
  § 2 - De erkenning kan alleen behouden worden als de voorwaarden vermeld in paragraaf 1, eerste lid, vervuld zijn. [2 De Minister]2 gaat regelmatig na of die voorwaarden worden nageleefd.
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.4.- Toelating tot een beroepsopleiding
  § 1 - [1 [2 Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigde volledig werklozen die begeleid worden in het kader van de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling overeenkomstig artikel 10 van het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling, kunnen door de Minister toegelaten worden tot een beroepsopleiding die overeenkomstig artikel 3 door de Minister erkend is of die door de Dienst voor arbeidsbemiddeling georganiseerd wordt.]2
   [2 De bemiddelingsdienst]2 beveelt de niet-werkende werkzoekende resp. uitkeringsgerechtigde volledige werkloze aan om aan een door de Dienst voor arbeidsbemiddeling georganiseerde of [2 door de Minister erkende]2 beroepsopleiding deel te nemen en kan hem verplichten deel te nemen.
   De niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze kan ofwel op eigen initiatief een volledig ingevulde, gedateerde en ondertekende aanvraag tot toelating tot een beroepsopleiding indienen bij de [2 bemiddelingsdienst]2, ofwel die aanvraag samen met een adviseur van de Dienst voor arbeidsbemiddeling invullen. Die aanvraag bevat de volgende gegevens:
   1° [2 ...]2;
   2° een uitvoerig programma van de beroepsopleiding;
   3° nauwkeurige vermelding van het begin en het einde van de beroepsopleiding, alsook over de opleidingsdagen, opleidingsuren en de opleidingsplaats.]1
  [2 Als de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledig werkloze begeleid wordt door een andere bemiddelingsdienst dan de Dienst voor arbeidsbemiddeling, bezorgt de betrokken bemiddelingsdienst de aanvraag vermeld in het derde lid aan de Dienst voor arbeidsbemiddeling.]2
  [2 De niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledig werkloze bezorgt binnen een maand na het begin van de beroepsopleiding de volgende documenten aan de Dienst voor arbeidsbemiddeling, voor zover deze informatie niet blijkt uit de aanvraag vermeld in het derde lid:
   1А het uurrooster van de beroepsopleiding;
   2А een overzicht van de vakantieperiodes die gepland zijn tijdens de duur van de beroepsopleidingsovereenkomst vermeld in artikel 10, eerste lid.]2
  § 2 - [1 Werknemers, zelfstandigen, werkgevers en statutaire personeelsleden kunnen toegelaten worden tot een beroepsopleiding die door de Dienst voor arbeidsbemiddeling georganiseerd wordt.
   De in het eerste lid vermelde persoon dient bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling een aanvraag in om toegelaten te worden tot een beroepsopleiding die door de Dienst voor arbeidsbemiddeling georganiseerd wordt. Die aanvraag bevat de volgende gegevens:
   1° naam, adres, rechtsvorm en contactpersoon van de werkgever;
   2° benaming en beschrijving van de opleiding;
   3° beschrijving van de inhoud van het programma, de opleidingsplaats en de opleidingstijden;
   4° naam en woonplaats van de aanvrager.]1
  § 3 - Voor de toelating tot een beroepsopleiding heeft de niet-werkende werkzoekende en de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze voorrang op werknemers, zelfstandigen, werkgevers of statutaire personeelsleden.
  [2 § 4 - De toelating tot een stage overeenkomstig artikel 35 van het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling wordt voor de toepassing van dit besluit gelijkgesteld met een toelating tot de beroepsopleiding.]2
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.5.- Sluiten van een beroepsopleidingsovereenkomst
  Na de toelating tot een beroepsopleiding overeenkomstig [1 artikel 4, § 1,]1 sluiten de [2 Minister]2 en, naargelang van het geval, de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze een beroepsopleidingsovereenkomst overeenkomstig de voorwaarden en nadere regels bepaald in afdeling 4.
  De volgende opleidingsovereenkomsten worden gelijkgesteld met de beroepsopleidingsovereenkomst [2 ...]2 :
  1° een inschrijvingsattest dat wordt uitgereikt in het kader van studies met volledig leerplan in de zin van artikel 28;
  2° leerovereenkomsten die gesloten worden in het kader van een duale opleiding in de zin van artikel 29;
  3° opleidingsovereenkomsten die gesloten worden in het kader van een opleidingsmaatregel van de Dienst voor zelfbeschikkend leven in de zin van artikel 30;
  4° overeenkomsten die gesloten worden in het kader een activiteitencoöperatie in de zin van artikel 31;
  5° opleidingsovereenkomsten die gesloten worden in het kader van een opleiding door werk in de zin van artikel 32.
  [1 6° stageovereenkomsten die gesloten worden in het kader van een bedrijfsstage in de zin van artikel 33;
   7° overeenkomsten die gesloten worden in het kader van een Europees programma in de zin van artikel 34.]1
  [2 8° opleidingsovereenkomsten die door een opleidingsoperator gesloten worden in het kader van een kwalificatiemaatregel in de zin van artikel 27.]2
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.6.- Toekenning van een vrijstelling of toekenning van een premie en een reiskostenvergoeding
  Als de [2 Minister]2 de deelneming aan een beroepsopleiding overeenkomstig [1 artikel 4, § 1]1 toestaat, kan de [2 Minister]2 uiterlijk binnen een termijn van 20 werkdagen vanaf de toelating :
  1° overeenkomstig de voorwaarden en nadere regels bepaald in hoofdstuk 3 een premie en een reiskostenvergoeding toekennen aan de niet-werkende werkzoekende en uitkeringsgerechtigde volledige werkloze;
  2° overeenkomstig de voorwaarden en nadere regels bepaald in hoofdstuk 4 een vrijstelling toekennen aan de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze.
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 3. - Voorwaarden voor de toelating tot een beroepsopleiding
Art.7.- Voorwaarden
  § 1 - De [2 Minister]2 staat de deelneming aan een beroepsopleiding bepaald in artikel 2 toe als :
  1° de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze zijn woonplaats in het Duitse taalgebied heeft;
  2° de opleiding in het inschakelingstraject van de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze past;
  3° de opleiding voor de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze arbeidsmarktrelevant is;
  4° de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze niet onder de voltijdse leerplicht valt;
  5° de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze de wettelijke pensioensleeftijd nog niet bereikt heeft.
  [2 De bemiddelingsdienst beoordeelt of voldaan is aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 2А en 3А. Daarbij houdt de bemiddelingsdienst rekening met de bekwaamheid, het beroepsverleden en de persoonlijke situatie van de aanvrager. De aanvrager kan onderworpen worden aan een medische test, een psychologische test en een test inzake beroepsgeschiktheid.]2
  § 2 - Volgende personen worden vrijgesteld van het voldoen aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 1 :
  1° werknemers;
  2° werkgevers;
  3° zelfstandigen;
  4° statutaire personeelsleden.
  Op verzoek van een bemiddelingsdienst van een andere deelentiteit kunnen ook [2 werkzoekenden]2 die geen woonplaats in het Duitse taalgebied hebben, door de [2 Minister]2 vrijgesteld worden van het voldoen aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 1.
  § 3 - De niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze of de personen vermeld in paragraaf 2 kunnen de beroepsopleiding pas volgen wanneer de [2 Minister]2 hen overeenkomstig artikel 4 tot die beroepsopleiding heeft toegelaten.
  [1 In afwijking van het eerste lid kan de [2 Minister]2 de aanvrager ook tot een reeds aangevangen beroepsopleiding toelaten op grond van zijn bekwaamheid, zijn beroepsverleden en zijn persoonlijke situatie.]1
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 4. - Beroepsopleidingsovereenkomst
Art.8.- Individuele beroepsopleidingsovereenkomst
  De beroepsopleidingsovereenkomst in de zin van artikel 5, eerste lid, is een individuele overeenkomst die schriftelijk en vóór het begin van de beroepsopleiding [1 of met toepassing van artikel 7, § 3, tweede lid, na het begin van de beroepsopleiding [2 gesloten wordt tussen de Minister, de cursist en eventueel de opleidingsoperator]2]1.
  De [2 Minister]2 sluit geen beroepsopleidingsovereenkomst met de personen vermeld in artikel 7, § 2. Deze kunnen aan een beroepsopleiding deelnemen, voor zover ze daartoe toegelaten werden overeenkomstig [1 artikel 4, § 2]1.
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.9.- Inhoud
  De beroepsopleidingsovereenkomst bevat de volgende gegevens :
  1° identiteit en woonplaats van de cursist;
  2° datum waarop de opleiding begint en vermoedelijke duur van de opleiding;
  3° naam, adres, rechtsvorm en contactpersoon van de opleidingsoperator;
  4° nauwkeurige vermelding van het aantal onderwijsdagen en onderwijsuren per week;
  5° opleidingsbeschrijving, doel en opleidingsplaats;
  6° de rechten en plichten van de partijen. Die hebben in het bijzonder betrekking op :
  a) de verplichtingen die voortvloeien uit dit besluit;
  b) de nadere regels omtrent de deelname aan de beroepsopleiding;
  c) maatregelen in geval van arbeidsongeschiktheid en in geval van afwezigheden.
  [1 Als de beroepsopleiding een praktijkgedeelte in een onderneming omvat, worden de volgende gegevens vastgelegd:
   1А identiteit van de cursist;
   2А begin- en einddatum van het praktijkgedeelte in een onderneming;
   3А naam, adres, rechtsvorm en contactpersoon van de onderneming;
   4А precieze gegevens betreffende het aantal werkdagen en -uren per week;
   5А een beschrijving van de functie die de cursist zal uitoefenen, en de vermelding of het gaat om een activiteit als arbeider of als bediende.
   De Dienst voor arbeidsbemiddeling wijst de onderneming erop dat ze de verplichtingen betreffende het gezondheidstoezicht op de stagiair die volgen uit de functie vermeld in het tweede lid, 5А, met toepassing van de codex over het welzijn op het werk, moet nakomen. De Dienst voor arbeidsbemiddeling kan bij de onderneming informatie betreffende de vervulling van deze verplichtingen opvragen.]1

  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.10.- Duur.
  De beroepsopleidingsovereenkomst wordt gesloten voor de duur van de beroepsopleiding, met inbegrip van de daarin gelegen vakantieperiodes, maar hoogstens voor twaalf maanden.
  De duur van de beroepsopleidingsovereenkomst vermeld in het eerste lid [2 kan door de Minister na twaalf maanden]2 telkens verlengd worden met een nieuwe periode van twaalf maanden, als de Dienst voor arbeidsbemiddeling vaststelt dat de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze alle volgende verplichtingen nakomt :
  1° hij volgt de beroepsopleiding regelmatig;
  2° hij neemt actief deel aan de maatregelen die de [2 bemiddelingsdienst]2 hem voorstelt;
  3° hij gaat in op de uitnodigingen van de [2 bemiddelingsdienst]2;
  4° hij slaagt voor het beroepsopleidingsjaar.
  [1 Voor de toepassing van het tweede lid, 4°, wordt ervan uitgegaan dat de werkzoekende voor het semester resp. het studiejaar aan een hogeschool of een universiteit geslaagd is, als hij minstens [2 20 ECTS-punten resp. 40 ECTS-punten]2 heeft gehaald.]1
  [2 Ook als de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledig werkloze niet slaagt voor het beroepsopleidingsjaar overeenkomstig het tweede lid, 4А, kan de Minister op basis van diens bekwaamheid, beroepsverleden en persoonlijke situatie de beroepsopleidingsovereenkomst na afloop van een periode van twaalf maanden verlengen met een nieuwe periode van twaalf maanden.]2
  [2 Binnen een maand na het begin van de verlenging van de beroepsopleidingsovereenkomst vermeld in het tweede lid, bezorgt de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledig werkloze de documenten vermeld in artikel 4, vijfde lid, aan de Dienst voor arbeidsbemiddeling.]2
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 10,5°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.11.- Wijziging van de persoonlijke situatie
  De niet-werkende werkzoekende en de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze delen elke wijziging van hun persoonlijke situatie mee aan de Dienst voor arbeidsbemiddeling [1 en, voor zover ze niet door de Dienst voor arbeidsbemiddeling begeleid worden, aan de bemiddelingsdienst die hen begeleidt]1. Elk element dat invloed kan hebben op de beroepsopleidingsovereenkomst, de vrijstelling of de premie en de reiskostenvergoeding, wordt beschouwd als een wijziging van de persoonlijke situatie. In het bijzonder volgende elementen worden als een wijziging van de persoonlijke situatie beschouwd :
  1° wijziging van de woonplaats;
  2° begin van betaald werk;
  3° stopzetten of afbreken van de beroepsopleiding;
  4° wijziging van de opleidingsduur, opleidingsdagen en opleidingsuren per week.
  Als de wijziging van de persoonlijke situatie niet wordt meegedeeld, kan de [1 Minister]1 de beroepsopleidingsovereenkomst zonder opzeggingstermijn opzeggen.
  [1 Als de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledig werkloze door een andere bemiddelingsdienst dan de Dienst voor arbeidsbemiddeling begeleid wordt, licht de Dienst voor arbeidsbemiddeling de betrokken bemiddelingsdienst in over de voortijdige beыindiging van de beroepsopleiding.]1
  Als de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze [1 op grond van onjuiste gegevens of op grond van het verzuim]1 vermeld in het tweede lid op onrechtmatige wijze een premie en een reiskostenvergoeding heeft ontvangen, dan vordert de Dienst voor arbeidsbemiddeling de desbetreffende bedragen terug.
  Met de opzegging van de beroepsopleidingsovereenkomst eindigt ook de toekenning van de vrijstelling.
  Gebeurtenissen die overeenkomstig het eerste lid, 1° tot 4°, tot een wijziging van de persoonlijke situatie leiden, hebben uitwerking vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin die gebeurtenis plaatsgevonden heeft. De gebeurtenissen vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, hebben uitwerking vanaf de dag dat ze zich hebben voorgedaan.
  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.12.- Schorsing van de overeenkomst
  [1 [2 Als de cursist wegens ziekte, een ongeval of overmacht niet aan de opleiding kan deelnemen, deelt hij dat zo snel mogelijk mee aan de opleidingsoperator en de Dienst voor arbeidsbemiddeling. In geval van ziekte of een ongeval wettigt de cursist zijn afwezigheid door een medisch attest in te dienen bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling. Als de onderbreking van de beroepsopleiding langer dan twee weken duurt, wordt de overeenkomst geschorst.]2]1
  De schorsing van de beroepsopleidingsovereenkomst heeft tot gevolg dat de cursist tijdens de duur van de schorsing niet deelneemt aan de beroepsopleiding en dat de [2 Minister]2 tijdens de duur van de schorsing geen premie en geen reiskostenvergoeding betaalt.
  Als de cursist wegens een langtijdige of herhaalde schorsing de beroepsopleiding niet kan hervatten, kan de Dienst voor arbeidsbemiddeling de overeenkomst zonder opzeggingstermijn opzeggen.
  [2 De Minister kan de beroepsopleidingsovereenkomst in dat geval slechts voortijdig beыindigen nadat hij de cursist een adviesgesprek aangeboden heeft. Dat gesprek heeft tot doel de mogelijke voortzetting van de beroepsopleiding te bespreken en eventueel mogelijke alternatieven voor te stellen. Indien de cursist begeleid wordt door een andere bemiddelingsdienst dan de Dienst voor arbeidsbemiddeling, wordt de betrokken bemiddelingsdienst uitgenodigd tot het adviesgesprek. Als de beroepsopleidingsovereenkomst voortijdig beыindigd wordt, licht de Dienst voor arbeidsbemiddeling de betrokken bemiddelingsdienst in.]2
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.13.- Opzegging zonder opzeggingstermijn
  Met behoud van de toepassing van de artikelen 11, 12 en 48 tot 50 kan de [1 Minister]1 de beroepsopleidingsovereenkomst zonder opzeggingstermijn opzeggen, als de cursist :
  1° een overtreding als vermeld in de artikelen 232 tot 235 van het Sociaal Strafwetboek heeft begaan om te worden toegelaten tot een beroepsopleiding;
  2° [1 ...]1.
  [1 Als de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledig werkloze door een andere bemiddelingsdienst dan de Dienst voor arbeidsbemiddeling begeleid wordt, licht de Dienst voor arbeidsbemiddeling de betrokken bemiddelingsdienst in over de voortijdige beыindiging van de beroepsopleiding.]1

  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.14.- Opzegging wegens onvoldoende geschiktheid
  De [1 Minister]1 kan een einde maken aan de beroepsopleidingsovereenkomst als de cursist niet de nodige geschiktheid bezit om met succes aan het normale verloop van de beroepsopleiding deel te nemen.
  [1 De Minister kan de beroepsopleidingsovereenkomst in dat geval slechts voortijdig beыindigen nadat hij de cursist een adviesgesprek aangeboden heeft. Dat gesprek heeft tot doel de mogelijke voortzetting van de beroepsopleiding te bespreken en eventueel mogelijke alternatieven voor te stellen. Indien de cursist begeleid wordt door een andere bemiddelingsdienst dan de Dienst voor arbeidsbemiddeling, wordt de betrokken bemiddelingsdienst uitgenodigd tot het adviesgesprek. Als de beroepsopleidingsovereenkomst voortijdig beыindigd wordt, licht de Dienst voor arbeidsbemiddeling de betrokken bemiddelingsdienst in.]1

  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 3. - Premie, reiskostenvergoeding en verzekering
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.15.- Premie
  § 1 - De [2 Minister]2 kan aan de gerechtigden bepaald in afdeling 2 een premie van hoogstens [2 300 euro]2 per maand toekennen voor een voltijdse beroepsopleiding.
  [1 Een voltijdse beroepsopleiding omvat 35 opleidingsuren per week of 60 ECTS-punten per studiejaar, resp. 30 ECTS-punten per semester. Een opleidingsuur omvat minstens 45 minuten.]1
  § 2 - [1 Als de wekelijkse duur van de beroepsopleiding minder dan 35 uren per week omvat of als het studiejaar minder dan 60 ECTS-punten resp. het semester minder dan 30 ECTS-punten omvat, wordt de in paragraaf 1 bedoelde premie betaald in verhouding tot de opleidingstijd.]1
  § 3 - Als betrokkene geen recht heeft op een volledige maandelijkse premie, dan stemt de maandelijkse premie overeen met het resultaat dat bekomen wordt door de desbetreffende premie te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het aantal werkdagen van de maand naargelang van het toe te passen beroepsopleidingsstelsel en de teller gelijk is aan het aantal werkelijke of daarmee gelijkgestelde beroepsopleidingsdagen.
  § 4 - [1 [2 ...]2.
   [2 ...]2.
   [2 ...]2.
   Indien de niet-werkende werkzoekende of de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze meer dan 20 % van de maandelijkse opleidingstijd van de [2 opleidingsovereenkomst]2 ongewettigd afwezig is, ontvangt hij voor die maand geen premie.]1
  § 5 - De Dienst voor arbeidsbemiddeling stort de premie maandelijks op de rekening van de niet-werkende werkzoekende en van de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze.
  § 6 - De Minister kan nadere regels voor de uitbetaling en indexering van de subsidies bepalen.
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.16.- Reiskostenvergoeding
  [1 § 1.]1 De gerechtigden bepaald in afdeling 2 die recht hebben op een premie als vermeld in artikel 15, hebben ook recht op een reiskostenvergoeding. Daartoe kent de [1 Minister]1 een reiskostenvergoeding toe in de vorm van een dagtarief als tegemoetkoming in de kosten van de niet-werkende werkzoekende en de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze voor het gebruik van vervoersmiddelen van de plaats waar hij zijn woonplaats heeft naar de plaats waar hij een beroepsopleiding volgt. De reiskostenvergoeding wordt toegekend op voorwaarde dat een enkele rit minstens 5 kilometer bedraagt.
  Het dagtarief van de reiskostenvergoeding wordt berekend op basis van de prijs van een sociaal maandabonnement 2e klasse van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen gedeeld door 3,3027, vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 261.
  De [1 Minister]1 betaalt de reiskosten terug tot een traject van 150 km per rit overeenkomstig de formule bepaald in het tweede lid.
  De Dienst voor arbeidsbemiddeling stort de reiskostenvergoeding maandelijks op de rekening van de niet-werkende werkzoekende en van de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze.
  [1 § 2. - Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 kent de Minister de reiskostenvergoeding vermeld in paragraaf 1 toe aan de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die niet behoort tot de gerechtigden bepaald in afdeling 2, voor zover:
   1А de overige voorwaarden vermeld in paragraaf 1 vervuld zijn;
   2А de voorwaarden vermeld in artikel 18, eerste lid, 1А en 2А, vervuld zijn;
   3А hij overeenkomstig artikel 37, Ї 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoіrdineerd op 14 juli 1994, hetzij zelf hetzij via een gezinslid recht heeft op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming.
   De niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledig werkloze dient voordat de beroepsopleiding begint, het bewijs betreffende het recht op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming in bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling. Indien het bewijs beschikbaar was voor het begin van de beroepsopleiding, maar pas na het begin ervan door de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledig werkloze wordt ingediend, kan hij de reiskostenvergoeding pas ontvangen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het bewijs werd ingediend.
   Indien het bewijs nog niet beschikbaar was bij het begin van de beroepsopleiding en binnen 20 werkdagen na het begin van de beroepsopleiding wordt aangevraagd door de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledig werkloze of door een lid van diens gezin, kent de Minister de reiskostenvergoeding na ontvangst van het bewijs toe met terugwerkende kracht tot het begin van de beroepsopleiding. Indien het bewijs niet binnen 20 werkdagen na het begin van de beroepsopleiding wordt aangevraagd, kan de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledig werkloze de reiskostenvergoeding pas ontvangen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het bewijs werd ingediend.]1
  [1 § 3. - De Dienst voor arbeidsbemiddeling stelt de cursist aan wie de Minister overeenkomstig artikel 6, 1А, een reiskostenvergoeding heeft toegekend, een formulier ter beschikking dat de volgende elementen bevat:
   1А de identiteit van de cursist;
   2А de woonplaats van de cursist;
   3А het adres van de plaats waar de beroepsopleiding plaatsvindt;
   4А het aantal ritten overeenkomstig paragraaf 1 in de betreffende maand.
   Op het formulier legt de cursist een verklaring op erewoord af betreffende de juistheid van de gegevens.
   De cursist dient dit formulier maandelijks in bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling. Het formulier wordt ingediend vѓѓr de vijfde dag van de maand die volgt op de maand waarin de ritten hebben plaatsgevonden.
   Als de cursist het formulier niet uiterlijk op de laatste dag van de derde maand die volgt op de maand waarin de ritten hebben plaatsgevonden indient bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling, kunnen de op het formulier vermelde ritten niet in aanmerking genomen worden voor de reiskostenvergoeding vermeld in paragraaf 1.]1

  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.17.[1 - Toekenningsperiode
   De premie wordt toegekend voor de duur van de beroepsopleidingsovereenkomst vermeld in artikel 10, eerste lid, met uitzondering van:
   1А de vakantieperiodes die langer dan twee weken duren;
   2А de periodes waarin de overeenkomst is geschorst overeenkomstig artikel 12;
   3А de periodes waarin de cursist ongewettigd afwezig is.
   In geval van ongewettigde afwezigheid licht de opleidingsoperator onmiddellijk de Dienst voor arbeidsbemiddeling in.
   Als gewettigde afwezigheden van de cursist gelden in het bijzonder de volgende situaties en gebeurtenissen:
   1А familiegebeurtenissen;
   2А de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of burgerlijke opdrachten;
   3А verschijning voor het gerecht;
   4А verlof om dwingende redenen;
   5А de werkonderbrekingen waarin de wet voorziet in het kader van de moederschapsbescherming;
   6А het ingaan op een werkaanbieding door de cursist.
   De cursist deelt de afwezigheden vermeld in het derde lid zo snel mogelijk mee aan de opleidingsoperator met opgave van de reden.
   Met behoud van de toepassing van artikel 16 wordt de reiskostenvergoeding toegekend voor de duur van de beroepsopleidingsovereenkomst vermeld in artikel 10, eerste lid.
   De toekenning bepaald in het eerste en het vijfde lid kan verlengd worden onder de voorwaarden bepaald in artikel 10, tweede lid.]1
  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2. - Gerechtigden
Art.18.- AktiF-gerechtigden en AktiF PLUS-gerechtigden
  De [2 Minister]2 kent een premie en een reiskostenvergoeding toe voor AktiF-gerechtigden en AktiF PLUS-gerechtigden in de zin van de artikelen 4 tot 8 van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid en de uitvoeringsbepalingen ervan die bij het begin van de beroepsopleiding :
  1° [1 [2 en tijdens de beroepsopleiding nog geen opleidingsuitkering voor dezelfde beroepsopleiding, beroepsinkomen, studiebeurs of renteloze lening overeenkomstig het decreet van 26 juni 2023 tot oprichting van een fonds voor renteloze leningen aan op te leiden personen, studenten en leerlingen in knelpuntberoepen ontvangen;]2]1
  2° bewijzen dat ze een opleiding volgen met een duur van:
  a) minstens 20 uur per week of;
  b) minstens 4 weken.
  [1 Het eerste lid, 1°, is niet van toepassing op werkzoekenden die deelnemen aan een outplacement in de zin van artikel 1, 10°, van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen of aan een outplacementbegeleiding in de zin van artikel 11/2 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers.]1
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.19.- Laaggekwalificeerde werkzoekenden
  De [2 Minister]2 kent een premie en een reiskostenvergoeding toe aan niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigde volledige werklozen die bij het begin van de beroepsopleiding:
  1° geen houder zijn van :
  a) een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs en geen opleiding volgen die in de volgende drie maanden tot een dergelijk getuigschrift leidt, of;
  b) een eindeleertijdsgetuigschrift van de leertijd vermeld in artikel 7 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's en geen leertijd volgen die in de volgende drie maanden tot zo een getuigschrift leidt, of
  c) een gelijkwaardig getuigschrift als onder a) en b) van een andere deelentiteit of van een andere Staat;
  2° [1 [2 en tijdens de beroepsopleiding nog geen opleidingsuitkering voor dezelfde beroepsopleiding, beroepsinkomen, studiebeurs of renteloze lening overeenkomstig het decreet van 26 juni 2023 tot oprichting van een fonds voor renteloze leningen aan op te leiden personen, studenten en leerlingen in knelpuntberoepen ontvangen;]2]1
  3° bewijzen dat ze een opleiding volgen met een duur van :
  a) minstens 20 uur per week of;
  b) minstens 4 weken.
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.20.- Werkzoekenden die een voorbereidende maatregel of een integratiemaatregel volgen
  De [2 Minister]2 kent een premie en een reiskostenvergoeding toe aan niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigde volledige werklozen die:
  1° een voorbereidende maatregel of integratiemaatregel volgen;
  2° [2 nog geen opleidingsuitkering voor dezelfde voorbereidende maatregel of integratiemaatregel, beroepsinkomen, studiebeurs of renteloze lening overeenkomstig het decreet van 26 juni 2023 tot oprichting van een fonds voor renteloze leningen aan op te leiden personen, studenten en leerlingen in knelpuntberoepen ontvangen.]2
  De Minister bepaalt de lijst van de maatregelen vermeld in het eerste lid, 1°.
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art. 20.1.[1 - Tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen en wegens overmacht
   Met behoud van de toepassing van artikel 6 [2 kent de Minister]2 een premie en een reiskostenvergoeding toe aan werknemers die tijdens een tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen zoals bepaald in de artikelen 51 en 77/1 tot 77/7 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of tijdens een tijdelijke werkloosheid wegens overmacht zoals bepaald in artikel 26 van dezelfde wet deelnemen aan een beroepsopleiding die door de Dienst voor arbeidsbemiddeling georganiseerd of erkend wordt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2020-08-27/22, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 3. - Verzekering
Art.21.- Verzekeringspolis
  [1 Overeenkomstig de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 sluit de [2 Minister]2 een verzekeringspolis voor de niet-werkende werkzoekenden en de uitkeringsgerechtigde volledige werklozen met wie [2 hij]2 de in artikel 5 vermelde beroepsopleidingsovereenkomst sluit.]1
  [2 ...]2.
  [2 ...]2.
  In afwijking van [1 het eerste [2 ...]2 lid]1 sluit de [2 Minister]2 geen verzekeringspolis af voor de cursisten die één van de volgende beroepsopleidingen volgen:
  1° voltijds onderwijs in de zin van artikel 28;
  2° duale opleidingen in de zin van artikel 29;
  3° opleidingssteun van de Dienst voor zelfbeschikkend leven in de zin van artikel 30;
  4° activiteiten in het kader van een overeenkomst met een activiteitencoöperatie in de zin van artikel 31;
  5° 'opleiding door werk' in de zin van artikel 32.
  [1 6° stages in de zin van [2 artikel 33, § 2]2;
   7° maatregelen in het kader van een Europees programma in de zin van artikel 34.]1
  [2 8° kwalificatiemaatregelen in de zin van artikel 27, waarvoor de opleidingsovereenkomst met toepassing van artikel 5, tweede lid, wordt gelijkgesteld met de beroepsopleidingsovereenkomst van de Dienst voor arbeidsbemiddeling.]2
  Met behoud van de toepassing van [1 het eerste tot het [2 tweede]2 lid]1 [2 sluit de Minister]2 voor de duur van de beroepsopleiding een aansprakelijkheidsverzekering in de zin van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen. Die verzekering dekt de individuele aansprakelijkheid van de niet-werkende werkzoekenden en de uitkeringsgerechtigde volledige werklozen en, in voorkomend geval, van de Dienst voor arbeidsbemiddeling voor schade die niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigde volledige werklozen toebrengen aan derden, aan de opleidingsoperator, aan de onderneming waar ze hun opleiding voltooien, alsook aan de medewerkers van die onderneming.
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 4. - Vrijstelling van de actieve beschikbaarheid
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.22.- Vrijstelling
  De [1 Minister]1 kan de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze die zijn woonplaats in de Duitstalige Gemeenschap heeft, vrijstellen van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt vermeld in artikel 56 van het besluit van 25 november 1991 om een beroepsopleiding in de zin van artikel 2 te volgen.
  De vrijstelling vermeld in het eerste lid biedt de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze de mogelijkheid om een passende werkaanbieding of een passende dienstbetrekking te weigeren. Hij is ook vrijgesteld van de verplichting om actief werk te zoeken.
  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.23.[1 - Algemene vrijstellingsvoorwaarden
   § 1 - Met behoud van de toepassing van artikel 6, 2°, en met behoud van de toepassing van de bijzondere toelatingsvoorwaarden bepaald in afdeling 2 wordt de vrijstelling toegekend voor de duur van de beroepsopleiding als:
   1° de beroepsopleiding:
   a) minstens vier weken en minstens twintig uur per week, of;
   b) minstens [2 40 ECTS-punten]2 per studiejaar of [2 20 ECTS-punten]2 per semester bedraagt;
   2° de [2 beroepsopleiding, met uitzondering van studies met volledig leerplan overeenkomstig artikel 28,]2 hoofdzakelijk van maandag tot vrijdag en van 8 uur tot 17 uur plaatsvindt;
   3° de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze zich ertoe verplicht tijdens de vrijstelling ingeschreven te zijn bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling.
   In afwijking van het eerste lid, 1°, a), verleent de [2 Minister]2 ook een vrijstelling als de daar vermelde drempelwaarden niet bereikt worden, maar de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze deelneemt aan een voorbereidende maatregel of een integratiemaatregel in de zin van artikel 20 of aan een opleiding van de Dienst voor zelfbeschikkend leven overeenkomstig artikel 30.
   De [2 Minister]2 kan, in afwijking van het eerste lid, 1°, een vrijstelling toekennen, als het beroepsopleidingsjaar waarin het vastgestelde aantal uren of ECTS-punten niet bereikt wordt, het laatste jaar van de beroepsopleiding is.
  [2 Als de niet-werkende werkzoekende bij het begin van de beroepsopleiding nog niet voldoet aan de voorwaarden om een werkloosheidsuitkering in de zin van artikel 27, 4А, van het besluit van 25 november 1991 te ontvangen, kan de Minister een vrijstelling toekennen aan de niet-werkende werkzoekende vanaf het moment waarop hij aan de voorwaarden voldoet, voor zover hij bij het begin van de beroepsopleiding aan de overige voorwaarden van dit hoofdstuk voldoet.]2
   § 2 - De uitkeringsgerechtigde volledige werkloze kan met behoud van zijn werkloosheidsuitkering toestemming krijgen van de [2 Minister]2 om zonder vrijstelling aan een beroepsopleiding deel te nemen. De uitkeringsgerechtigde volledige werkloze blijft voldoen aan de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt vermeld in artikel 56 van het besluit van 25 november 1991.]1
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.24.- Principe van de eenmalige vrijstelling
  De [1 Minister]1 kan de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze slechts één keer vrijstellen om een beroepsopleiding te volgen.
  Met inachtneming van de leeftijd, de reeds met succes voltooide studies, de geschiktheid, het beroepsverleden, de duur van de werkloosheid van de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze, het soort beroepsopleiding en de mogelijkheden die deze opleiding op de arbeidsmarkt biedt, kan de [1 Minister]1 een afwijking toestaan van het principe bepaald in het eerste lid.
  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.25. - Duur van de vrijstelling
  De vrijstelling wordt toegekend voor de in artikel 10, eerste lid, vermelde duur van de beroepsopleidingsovereenkomst.
  Met behoud van de toepassing van de bepalingen van afdeling 2 kan de vrijstelling bepaald in het eerste lid verlengd worden onder de voorwaarden bepaald in artikel 10, tweede lid.

Art.26.- Oorspronkelijke vrijstelling door een gewestelijke overheid
  De uitkeringsgerechtigde volledige werkloze die al een vrijstelling gekregen heeft [1 van de [2 Minister]2 van een andere deelstaat of de RVA]1, blijft voor de duur van zijn beroepsopleiding vrijgesteld. Na afloop van die vrijstelling kan hij een vernieuwing van de vrijstelling bij de [2 Minister]2 aanvragen.
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2. - Bijzondere vrijstellingsvoorwaarden, afhankelijk van het soort beroepsopleiding
Art.27.- Voorbereidende maatregel, integratiemaatregel en kwalificatiemaatregel
  De uitkeringsgerechtigde volledige werkloze kan vrijgesteld worden, als het bij de beroepsopleiding gaat om een kwalificatiemaatregel die door de Dienst voor arbeidsbemiddeling georganiseerd [2 of door de Minister erkend]2 is.
  [1 Als kwalificatiemaatregel in de zin van het eerste lid geldt elke opleidingsmaatregel die niet leidt tot het verkrijgen van een diploma. Bij die maatregel kan het niet gaan om een voorbereidende maatregel of een integratiemaatregel, studies met een volledig leerplan, een duale opleiding, een opleidingssteun van de Dienst voor zelfbeschikkend leven, een activiteitencoöperatie, een 'opleiding door werk', noch om een stage in de zin van artikel 33, noch om maatregelen in het kader van Europese programma's in de zin van artikel 34.]1
  Hij kan ook vrijgesteld worden, als het bij de beroepsopleiding gaat om een voorbereidende maatregel of een integratiemaatregel.
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.28.[1 - Studies met volledig leerplan
   § 1 - De uitkeringsgerechtigde volledige werkloze kan vrijgesteld worden, als het bij de beroepsopleiding gaat om studies met volledig leerplan in een erkende onderwijsinstelling.
   Als studies met volledig leerplan worden beschouwd:
   1° hoger secundair onderwijs in het gewoon onderwijs, voor zover de duur van de beroepsopleiding minstens vier weken en gemiddeld twintig uur per week bedraagt;
   2° hoger onderwijs dat georganiseerd, erkend of gesubsidieerd wordt door een gemeenschap of in een andere Staat, voor zover het minstens [2 40 ECTS-punten]2 per studiejaar of [2 20 ECTS-punten]2 per semester omvat;
   3° cursussen in het kader van de voortgezette schoolopleiding in de zin van hoofdstuk 1, afdeling 4, van het programmadecreet 1997 van 20 mei 1997 of gelijkwaardige cursussen van een andere deelentiteit, voor zover de beroepsopleiding minstens vier weken en gemiddeld twintig uur per week duurt.
   § 2 - Als het bij de beroepsopleiding gaat om studies met volledig leerplan die hoogstens voorbereiden op het verkrijgen van een eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs of, naargelang van het geval, op het verkrijgen van een gelijkwaardig eindgetuigschrift, wordt een vrijstelling toegekend, als:
   1° de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze ingeschreven is als regelmatige leerling. De vrijstelling wordt niet toegekend als hij ingeschreven is als vrije leerling;
   2° de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze zijn laatste opleiding aan een school al minstens één jaar beëindigd heeft op de dag dat hij de studies met volledig leerplan begint.
   § 3 - Als het bij de beroepsopleiding gaat om studies met volledig leerplan die tot een diploma van het hoger onderwijs of een universitair diploma of een gelijkwaardig diploma leiden, wordt een vrijstelling toegekend, als:
   1° de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze ingeschreven is als regelmatige leerling. De vrijstelling wordt niet toegekend als hij ingeschreven is als vrije leerling;
   2° de studies met volledig leerplan hetzelfde of een hoger niveau hebben als de reeds met succes afgesloten studies;
   3° de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze geen getuigschrift van het hoger onderwijs heeft;
   4° de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze zijn laatste opleiding aan een school en/of in het kader van een leertijd al minstens twee jaar beëindigd heeft op de dag dat hij de studies met volledig leerplan begint;
   5° [2 de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze gedurende de twee jaar die aan het begin van de vrijstelling voorafgaan, minstens drie maanden, dat wil zeggen minstens 78 dagen, als niet-werkende werkzoekende ingeschreven was bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling of bij een bemiddelingsdienst van een andere deelentiteit.]2
   De [2 Minister]2 kent een afwijking toe van de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, als het reeds behaalde diploma ontoereikende kansen op de arbeidsmarkt biedt.
   In afwijking van het eerste lid, 4° en 5°, kent de Dienst voor arbeidsbemiddeling ook een vrijstelling toe als de daar vermelde voorwaarden niet vervuld zijn, maar de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze reeds tijdens zijn met de [2 Minister ook]2 afgesproken inschakelingstraject een eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs heeft behaald en onmiddellijk daarna een vrijstelling voor studies met volledig leerplan aan een hogeschool of universiteit aanvraagt.
   [2 De Minister maakt]2 jaarlijks een lijst op van de beroepen waarvoor een tekort aan vakkrachten [2 ...]2 kan worden vastgesteld.]1
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.29.- Duale opleiding
  De uitkeringsgerechtigde volledige werkloze kan vrijgesteld worden, als de beroepsopleiding een duale opleiding is in een stelsel van alternerend leren in de zin artikel 4, 17°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en als hij onder een leerovereenkomst in de zin van artikel 27, 15°, van het besluit van 25 november 1991 valt.
  De vrijstelling wordt toegekend als :
  1° de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze zijn laatste opleiding aan een school en/of in het kader van een leertijd al minstens twee jaar beëindigd heeft op de dag dat hij de duale opleiding begint;
  2° de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze die reeds houder is van een eindgetuigschrift in het stelsel van alternerend leren, een opleiding aanvat bij een andere werkgever dan zijn laatste werkgever.
  [1 In afwijking van het tweede lid, 1°, [2 kent de Minister]2 een vrijstelling toe als de daar vermelde voorwaarde niet vervuld is, maar de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze reeds tijdens zijn met de Dienst voor arbeidsbemiddeling afgesproken inschakelingstraject een eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs heeft behaald en onmiddellijk daarna een vrijstelling voor een duale opleiding aanvraagt.]1
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BDG 2023-12-21/47, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.30.- Opleidingssteun van de Dienst voor zelfbeschikkend leven
  De uitkeringsgerechtigde volledige werkloze kan vrijgesteld worden, als het bij de beroepsopleiding gaat om één van de volgende maatregelen van de Dienst voor zelfbeschikkend leven :
  1° de opleiding in een bedrijf geregeld bij het besluit van de Regering van 10 september 1993 houdende oprichting en regeling van een stelsel voor opleiding in een bedrijf met het oog op de voorbereiding van de inschakeling van de mindervaliden in het arbeidsproces;
  2° de opleidingsstage geregeld bij het besluit van de Regering van 28 november 1995 betreffende de stages tot beroepsreadaptatie van gehandicapten;
  3° [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.31. - Kandidaat-ondernemer in het kader van een activiteitencoöperatie
  De uitkeringsgerechtigde volledige werkloze kan vrijgesteld worden, als hij in het kader van zijn beroepsopleiding als kandidaat-ondernemer een overeenkomst sluit met een activiteitencoöperatie in de zin van titel VIII, hoofdstuk 1, van de wet van 1 maart 2007 houdende diverse bepalingen.
  De vrijstelling wordt toegekend als :
  1° de activiteitencoöperatie erkend is overeenkomstig artikel 81 van de voormelde wet van 1 maart 2007;
  2° de werknemer behoort tot de doelgroep van de moeilijk te plaatsen werklozen en andere kansengroepen in de zin van artikel 1 van het koninklijk besluit van 15 juni 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het statuut van kandidaat-ondernemer in een activiteitencoöperatie;
  3° de financiële of materiële voordelen die de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze ontvangt tijdens de duur van de overeenkomst niet meer dan 2 euro per arbeidsuur bedragen.
  In afwijking van artikel 25 wordt de vrijstelling in dat geval toegekend voor de duur van de overeenkomst met een maximum van 18 maanden. Ze kan meerdere malen worden toegekend. Ook als vrijstellingen worden gecumuleerd om één of meer beroepsopleidingen als kandidaat-ondernemer in een activiteitencoöperatie te volgen, kan de totale duur van de vrijstelling niet meer bedragen dan 18 maanden.

Art.32.- Opleiding door werk
  De uitkeringsgerechtigde volledige werkloze kan vrijgesteld worden, als de beroepsopleiding :
  1° plaatsvindt in een opleidingsonderneming die erkend is overeenkomstig het decreet van het Waals Gewest van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling;
  2° plaatsvindt in een 'atelier voor opleiding' dat erkend is overeenkomstig het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 april 1995 betreffende de erkenning van organismen voor socio-professionele inschakeling en de subsidiëring van hun beroepsopleidingsactiviteiten voor werklozen en laag geschoolde werkzoekenden gericht op het vergroten van hun kans op het vinden of terugvinden van werk in het raam van gecoördineerde voorzieningen voor socioprofessionele inschakeling.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 31, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 3.   
Art.33.[1 - Bedrijfsstage
   Ї 1 - Als het bij de beroepsopleiding gaat om een stage overeenkomstig hoofdstuk 5 van het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling, kan de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze vrijgesteld worden.
   Ї 2 - Als het bij de beroepsopleiding gaat om een bedrijfsstage in het buitenland, kan de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze vrijgesteld worden.
   Onder stage in de zin van het eerste lid wordt verstaan: elke in de tijd beperkte activiteit tijdens welke de werkgever de stagiair op de werkplek beroepsrelevante kennis bijbrengt via praktische toepassing.
   De vrijstelling wordt toegekend als:
   1А de voorwaarden bepaald in artikel 7 vervuld zijn;
   2А de duur van de stage drie maanden per kalenderjaar niet overschrijdt;
   3А er een stageovereenkomst gesloten werd;
   4А er een opleidingsprogramma bestaat;
   5А de stage begeleid wordt door een stagebegeleider;
   6А de maandelijkse stagevergoeding niet meer dan 1.350 euro bedraagt;
   7А de werkgever de stagiair tegen ongevallen tijdens de stage en op weg van en naar de stageplaats verzekert.
   De Minister kan het bedrag vermeld in het derde lid, 6А, wijzigen.]1
  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.34.[1 - Europese programma's
   De uitkeringsgerechtigde volledige werkloze kan vrijgesteld worden, als het bij de beroepsopleiding om een opleidingsinitiatief in het kader van het Europees Solidariteitskorps of Erasmus+ gaat.]1
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

HOOFDSTUK 5. - Kwalificatie op de werkplek
Afdeling 1. - Individuele beroepsopleiding in een onderneming
Art.35. - Aanvraag
  Werkgevers die overwegen om een individuele beroepsopleiding in een onderneming aan te bieden, dienen daartoe een aanvraag in bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling.
  De aanvraag bevat de volgende gegevens :
  1° de identiteit van de werkgever;
  2° een beschrijving van de in te vullen betrekking;
  3° een gedetailleerde beschrijving van de inhoud van de opleiding;
  4° de identiteit van de opleider of opleiders;
  5° de werkvoorwaarden die na afloop van de opleidingsovereenkomst worden aangeboden, in het bijzonder het soort overeenkomst, de vergoeding en de arbeidstijdregeling.

Art.36.- Toelating
  In afwijking van hoofdstuk 2, afdeling 2, kan de [1 Minister]1 een niet-werkende werkzoekende of een uitkeringsgerechtigde volledige werkloze toelaten tot een individuele beroepsopleiding, als :
  1° die opleiding voldoet aan de kenmerken vermeld in artikel 2;
  2° de werkgever een vacante betrekking heeft die moet worden ingevuld;
  3° de niet-werkende werkzoekende of de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze binnen de termijn bepaald in artikel 39 de beoogde activiteit kan leren via de individuele beroepsopleiding in een onderneming;
  4° er op het gebied van kennis en vaardigheden een duidelijk onderscheid bestaat tussen het sollicitatieprofiel van de werkzoekende en het eisenprofiel van de betrekking die overeenkomstig artikel 35, tweede lid, 2°, moet worden ingevuld.
  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 33, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.37.- Overeenkomst
  De individuele beroepsopleiding in een onderneming wordt geregeld in een overeenkomst tussen de werkzoekende, de werkgever en de [1 Minister]1.
  De overeenkomst bevat op zijn minst de volgende elementen en gegevens :
  1° de identiteit van de partijen;
  2° het adres van de woonplaats resp. het adres van de vestigingsplaats van de partijen;
  3° het ondernemingsnummer van de werkgever;
  4° een beschrijving van de in te vullen betrekking;
  5° een gedetailleerde beschrijving van de inhoud van de beroepsopleiding;
  6° de identiteit en de functie van de aangewezen begeleider;
  7° hoe de beroepsopleiding door de Dienst voor arbeidsbemiddeling begeleid wordt;
  8° de duur van de overeenkomst;
  9° de arbeidstijdregeling;
  10° het bedrag van de productiviteitspremie;
  11° de nadere regeling omtrent de betaling van de reiskosten, de kostenvergoeding en de andere tegemoetkomingen die in de onderneming gebruikelijk zijn;
  12° onder welke voorwaarden een individuele beroepsopleiding in een onderneming kan worden afgebroken;
  13° de verplichting van de werkgever om de bepalingen inzake arbeidsveiligheid en bescherming van de persoonsgegevens na te leven;
  14° de verplichting van de werkgever om de opleiding te bieden en de werkzoekende tijdens de individuele beroepsopleiding in een onderneming te begeleiden;
  15° de rechten en plichten van de partijen.
  De artikelen 11 tot 14 zijn van toepassing op de overeenkomst.
  Met behoud van de toepassing van het derde lid kan de [1 Minister]1 de overeenkomst opzeggen, als de werkgever de verplichtingen die in deze afdeling en in de overeenkomst zijn vastgelegd, niet nakomt; de Dienst voor arbeidsbemiddeling kan de overeenkomst pas opzeggen nadat hij de werkgever daarover heeft gehoord.
  De Minister legt het model van de overeenkomst vast [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 34, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.38.- Vergoeding
  De niet-werkende werkzoekende of de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze die deelneemt aan een individuele beroepsopleiding in een onderneming, krijgt op kosten van de werkgever :
  1° een productiviteitspremie die overeenstemt met het verrichte werk en met het verschil tussen het belastbare loon waartoe de werkgever zich na de opleiding verplicht en het vervangingsinkomen van de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze;
  2° een reiskostenvergoeding ten laste van de werkgever overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst die op de werkgever van toepassing is;
  3° in voorkomend geval, een dienstreisvergoeding en/of onkostenvergoeding ten laste van de werkgever overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst die op de werkgever van toepassing is;
  4° andere gebruikelijke tegemoetkomingen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst die op de werkgever van toepassing is.
  [1 Het belastbare loon vermeld in het eerste lid, 1°, stemt minstens overeen met het op één na laagste loonniveau dat in een collectieve arbeidsovereenkomst van het paritaire comité werd vastgelegd voor de overeenkomstig artikel 37, 4°, te bekleden betrekking waarin de stagiair overeenkomstig artikel 40 in aansluiting op de individuele beroepsopleiding in een onderneming wordt aangesteld. Als er geen minimumloon door een paritair comité werd vastgelegd, wordt het belastbare loon berekend op basis van een bedrag dat overeenstemt het gemiddelde gewaarborgd maandelijks minimuminkomen, verhoogd met 15 % .]1
  De niet-uitkeringsgerechtigde volledige werkloze heeft recht op een 'opleidingsuitkering tijdens de duur van de individuele beroepsopleiding in een onderneming' in de zin van artikel 36ter van het besluit van 25 november 1991.
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art. 38.1.[1 Crisispremie bij onderbreking of stopzetting van de individuele beroepsopleiding in een onderneming op grond van de COVID-19-pandemie
   § 1. Dit artikel is van toepassing op:
   1° werkloze werkzoekenden of uitkeringsgerechtigde volledig werklozen die, op grond van de COVID-19-pandemie en de [2 maatregelen die de federale overheid]2 naar aanleiding daarvan heeft genomen, hun activiteit in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming tijdelijk niet kunnen uitoefenen;
   2° werkloze werkzoekenden of uitkeringsgerechtigde volledig werklozen van wie de individuele beroepsopleiding in een onderneming, op grond van de COVID-19-pandemie en de [2 maatregelen die de federale overheid]2 naar aanleiding daarvan heeft genomen, voortijdig werd stopgezet.
   § 2. De personen vermeld in § 1 openen het recht op een crisispremie, op voorwaarde dat:
   1° ze op [2 19 oktober 2020]2 via de in artikel 37 vermelde overeenkomst tewerkgesteld waren of sinds die datum een dergelijke overeenkomst ondertekend hebben;
   2° de voorwaarde vermeld in § 5 vervuld is.
   § 3. De crisispremie vermeld in § 2 wordt maandelijks uitbetaald voor de volgende periodes:
   1° voor de personen vermeld in § 1, 1°: voor de periode waarin ze hun activiteit niet kunnen uitoefenen en daardoor geen recht hebben op de productiviteitspremie vermeld in artikel 38, 1°. De in aanmerking te nemen periode begint ten vroegste op [2 19 oktober 2020]2 en eindigt ten laatste op [2 30 juni 2021]2;
   2° voor de personen vermeld in § 1, 2° : voor de duur van de overeenkomst die nog rest vanaf de dag van de stopzetting van de individuele beroepsopleiding in een onderneming. De in aanmerking te nemen periode begint ten vroegste op [2 19 oktober 2020]2 en eindigt ten laatste op [2 30 juni 2021]2.
   De Minister kan de einddatum vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, [2 twee keer met drie maanden]2 verschuiven.
   § 4. De maandelijkse crisispremie vermeld in de § § 2 tot 3 stemt overeen met het verschil tussen 70 procent van het belastbare loon vermeld in artikel 38, 1°, en het daar vermelde vervangingsinkomen. Als het verschil negatief is, wordt geen crisispremie betaald.
   In geval van deeltijdse tewerkstelling wordt de crisispremie berekend in verhouding tot de arbeidstijdregeling.
   Als betrokkene geen recht heeft op een volledige maandelijkse crisispremie stemt de maandelijkse crisispremie overeen met het resultaat dat bekomen wordt door de desbetreffende crisispremie te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het aantal werkdagen van de maand en de teller gelijk is aan het aantal werkdagen waarop geen arbeidsprestaties verricht konden worden op grond van de COVID-19-pandemie en [2 de maatregelen die naar aanleiding daarvan door de federale overheid werden genomen]2.
   § 5. De crisispremie kan alleen uitbetaald worden, als de personen vermeld in § 2, voor de periodes vermeld in § 3, geen vervangingsinkomen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ontvangen waarop ze vóór de situaties vermeld in § 1 nog geen recht hadden.
   § 6. Om het recht op de crisispremie te openen, dienen de personen vermeld in § 2 een aanvraag in bij de dienst voor arbeidsbemiddeling. Die aanvraag bevat de volgende gegevens:
   1° de bevestiging van de werkgever dat de aanvraag wordt ingediend op grond van de situaties vermeld in § 1;
   2° een verklaring op erewoord van de persoon vermeld in § 2, waaruit blijkt dat hij geen vervangingsinkomen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ontvangt waarop hij vóór de situaties vermeld in § 1 nog geen recht had;
   3° het rekeningnummer van de persoon vermeld in § 2 waarop de crisispremie kan worden gestort.
   De aanvraag moet uiterlijk op [2 14 juli 2021]2 bij de dienst voor arbeidsbemiddeling binnenkomen. De datum van de poststempel geldt als indieningsdatum. Als de einddatum vermeld in § 3 wordt verschoven, wordt ook die termijn met dezelfde duur verlengd.
   De crisispremie kan pas uitbetaald worden als de aanvraag is binnengekomen. Als de aanvraag niet-ontvankelijk is, deelt de dienst dat schriftelijk mee aan de aanvrager.
   § 7. Met behoud van de toepassing van artikel 11 moeten de personen vermeld in § 2 elke wijziging van hun vervangingsinkomen tijdens de periode vermeld in § 3 meedelen aan de dienst voor arbeidsbemiddeling.
   Dat geldt ook voor vervangingsinkomens van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn waarop ze vóór de situaties vermeld in § 1 nog geen recht hadden.
   Voor de personen vermeld in § 1, 1°, dient de werkgever binnen de eerste zeven werkdagen van de maand bij de dienst voor arbeidsbemiddeling een overzicht in van de arbeidsprestaties en afwezigheden van de vorige maand.
   § 8. De crisispremie wordt maandelijks uitbetaald door de dienst voor arbeidsbemiddeling. De uitbetaling geschiedt binnen de eerste vijftien werkdagen van de maand die volgt op de maand waarop de crisispremie betrekking heeft.
   In afwijking van het eerste lid heeft de crisispremie, die pas wordt betaald nadat de aanvraag vermeld in § 6 is binnengekomen, betrekking op de volgende periode:
   1° voor de personen vermeld in § 1, 1°: de periode tussen [2 19 oktober 2020]2 en de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de crisispremie wordt uitbetaald;
   2° voor de personen vermeld in § 1, 2°: de periode tussen de dag waarop de individuele beroepsopleiding in een onderneming wordt stopgezet en de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de crisispremie wordt uitbetaald.
   § 9. Als de persoon vermeld in § 2 ten onrechte een crisispremie heeft ontvangen of als de wijziging van zijn vervangingsinkomen pas aan de dienst voor arbeidsbemiddeling werd meegedeeld nadat de crisispremie werd uitbetaald, verrekent de dienst voor arbeidsbemiddeling die bedragen met de crisispremies van de volgende maanden. Als dat niet mogelijk is, vordert de dienst voor arbeidsbemiddeling de desbetreffende bedragen terug.
   De crisispremie wordt overeenkomstig het eerste lid als "ten onrechte uitbetaald" beschouwd, als:
   1° de inlichtingen die tot het ontvangen van de crisispremie geleid hebben, bedrieglijk of vals zijn;
   2° de persoon de crisispremie heeft ontvangen, hoewel hij niet of niet meer aan de toekenningsvoorwaarden voldoet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2020-05-14/25, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 14-05-2020>
  (2)<BDG 2021-03-18/30, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 19-10-2020>

Art.39. - Duurtijd
  De minimumduur van een individuele beroepsopleiding in een onderneming bedraagt vier weken.
  De maximumduur van een individuele beroepsopleiding in een onderneming bedraagt zes maanden.In behoorlijk gemotiveerde uitzonderlijke gevallen kan de [1 Minister]1 toestaan om de duur van de individuele beroepsopleiding in een onderneming te verlengen met hoogstens zes maanden.
  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.40. - Verplichte indienstneming
  In het kader van de overeenkomst vermeld in artikel 37 verplicht de werkgever zich ertoe de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze die aan een beroepsopleiding in zijn onderneming heeft deelgenomen, meteen na afloop van zijn beroepsopleiding, als loontrekkende in dienst te nemen voor een duur die minstens overeenstemt met de duur van de beroepsopleiding.
  De niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze wordt in dienst genomen voor een betrekking in de geleerde activiteit en onder de voorwaarden die voor die activiteit gebruikelijk zijn in de onderneming.

Art.41.- Verzekering
  [1 De werkgever sluit een verzekeringspolis tegen ongevallen tijdens de beroepsopleiding en op de weg van en naar de opleidingsplaats voor de niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigde volledige werklozen en dit overeenkomstig de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 of de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector en de uitvoeringsbesluiten van die wetten, naargelang welke van de voormelde wetten op de werkgever van toepassing is.]1
  Met behoud van de toepassing van het eerste lid sluit de werkgever voor de duur van de beroepsopleiding een aansprakelijkheidsverzekering in de zin van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen. Die verzekering dekt de individuele aansprakelijkheid van de niet-werkende werkzoekenden en de uitkeringsgerechtigde volledige werklozen voor schade die niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigde volledige werklozen toebrengen aan derden, aan de werkgever van de onderneming waar ze hun opleiding voltooien, alsook aan de medewerkers van die onderneming.
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Afdeling 2. - Instapstage
Art.42.- Toelating
  In afwijking van hoofdstuk 2, afdeling 2, kan de [1 Minister]1 de niet-werkende werkzoekende toelaten tot een instapstage overeenkomstig artikel 36quater van het besluit van 25 november 1991, als de niet-werkende werkzoekende :
  1° bij het begin van de stage bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling ingeschreven is als niet-werkende werkzoekende in de beroepsinschakelingstijd;
  2° hoogstens een diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs heeft.
  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 36, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.43. - Begin van de instapstage
  De instapstage begint ten vroegste op de 76e dag van de beroepsinschakelingstijd zoals bedoeld in artikel 36, § 1, 4°, van het besluit van 25 november 1991 en ten laatste op de 310e dag van de beroepsinschakelingstijd.

Art.44.- Overeenkomst
  De instapstage wordt geregeld in een overeenkomst tussen de stagiair, de stagegever en de [1 Minister]1.
  De overeenkomst bevat op zijn minst de volgende elementen en gegevens :
  1° de identiteit van de partijen;
  2° het adres van de woonplaats resp. het adres van de vestigingsplaats van de partijen;
  3° het ondernemingsnummer van de stagegever;
  4° de doelstelling van de overeenkomst;
  5° hoe de stage door de Dienst voor arbeidsbemiddeling begeleid wordt;
  6° de duur van de overeenkomst die niet langer of korter mag zijn dan de duur bepaald in artikel 36quater, § 3, van het besluit van 25 november 1991;
  7° de maandelijkse vergoeding die de stagegever verschuldigd is overeenkomstig artikel 36quater, § 1, 8°, en § 5, van het besluit van 25 november 1991, alsook de verplichting die vergoeding binnen vier werkdagen na de betrokken maand uit te betalen;
  8° de rechten en plichten van de partijen;
  9° een algemene bepaling waarin staat dat de overeenkomst onder artikel 36quater van het besluit van 25 november 1991 valt;
  10° een verwijzing naar de geldende bepalingen betreffende de bescherming van de persoonsgegevens;
  11° de voorwaarden waaronder de instapstage kan worden afgebroken.
  De artikelen 11, 13 en 14 zijn van toepassing op de overeenkomst.
  Met behoud van de toepassing van het derde lid kan de [1 Minister]1 de overeenkomst opzeggen, als de stagegever de verplichtingen die in deze afdeling en in de overeenkomst zijn vastgelegd, niet nakomt; de [1 Minister]1 kan de overeenkomst pas opzeggen nadat hij de stagegever daarover heeft gehoord.
  De Minister legt het model van de overeenkomst vast [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 37, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.45.- Verzekering
  [1 De werkgever sluit een verzekeringspolis tegen ongevallen tijdens de beroepsopleiding en op de weg van en naar de opleidingsplaats voor de stagiairs en dit overeenkomstig de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 of de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector en de uitvoeringsbesluiten van die wetten, naargelang welke van de voormelde wetten op de werkgever van toepassing is.]1
  Met behoud van de toepassing van het eerste lid sluit de werkgever voor de duur van de beroepsopleiding een aansprakelijkheidsverzekering in de zin van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen. Die verzekering dekt de individuele aansprakelijkheid van de stagiairs voor schade die stagiairs toebrengen aan derden, aan de werkgever van de onderneming waar ze hun opleiding voltooien, alsook aan de medewerkers van die onderneming.
  ----------
  (1)<BDG 2020-08-27/22, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.46. - Beëindiging van de instapstage
  Voordat de Dienst voor arbeidsbemiddeling het attest vermeld in artikel 36quater, § 5, derde lid, van het besluit van 25 november 1991 opmaakt, vraagt hij het advies van de stagiair en van de stagegever.
  De adviezen worden binnen zeven kalenderdagen bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling ingediend. De Dienst voor arbeidsbemiddeling maakt het voormelde attest op binnen zeven kalenderdagen na het verstrijken van die termijn.

Art.47. - Niet-verplichte indienstneming
  Het geven van een instapstage verplicht de stagegever niet om de stagiair op het einde van de stageperiode op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst te nemen.

HOOFDSTUK 6. - Controle, intrekking en beroep
Art.48. - Nakoming van de verplichtingen
  De toelating tot de beroepsopleiding, tot de individuele beroepsopleiding in een onderneming en tot de instapstage, alsook de toekenning van de vrijstelling of, naargelang van het geval, van de premie en de reiskostenvergoeding, is gebonden aan de nakoming van de verplichtingen en voorwaarden die in dit besluit en in de beroepsopleidingsovereenkomst worden bepaald.
  Om te controleren of de niet-werkende werkzoekende of de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze zijn verplichtingen nakomt, kan de Dienst voor arbeidsbemiddeling een attest van hem verlangen waaruit blijkt dat hij de beroepsopleiding regelmatig en gewetensvol volgt.

Art.49. - Waarschuwing en ingebrekestelling
  Als de Dienst voor arbeidsbemiddeling vaststelt dat de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze één of meer verplichtingen of voorwaarden niet naleeft, legt hij hem een waarschuwing en een ingebrekestelling op om die verplichtingen zo snel mogelijk na te komen, met behoud van de toepassing van de artikelen 11 tot 14.

Art.50.- Intrekking
  § 1 - Als de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze de verplichtingen, na de in artikel 49 vermelde aanmaning, nog altijd niet nakomt, trekt de [1 Minister]1 de toelating tot de beroepsopleiding, tot de individuele beroepsopleiding in een onderneming en tot de instapstage, alsook de toekenning van de vrijstelling of, naargelang van het geval, de toekenning van de premie en de reiskostenvergoeding in, nadat de [1 Minister]1 hem daarover heeft gehoord en met behoud van de toepassing van de artikelen 11 tot 14.
  § 2 - De [1 Minister]1 trekt de toelating tot de beroepsopleiding en de toekenning van de vrijstelling of, naargelang van het geval, de toekenning van de premie en de reiskostenvergoeding ook in als de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledige werkloze zijn beroepsopleiding voortijdig beëindigt of als die beroepsopleiding op grond van het gedrag van betrokkene door de opleidingsoperator beëindigd wordt.
  [1 ...]1.
  § 3 - De Dienst voor arbeidsbemiddeling deelt de [1 beslissing genomen door de Minister]1 met toepassing van de paragrafen 1 en 2 aangetekend mee aan de niet-werkende werkzoekende en de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze.
  [1 Als de niet-werkende werkzoekende of uitkeringsgerechtigde volledig werkloze door een andere bemiddelingsdienst dan de Dienst voor arbeidsbemiddeling begeleid wordt, licht de Dienst voor arbeidsbemiddeling de betrokken bemiddelingsdienst in over de voortijdige beыindiging van de beroepsopleiding.]1
  [1 § 4 - Voor aanvragers en ontvangers van een werkloosheidsuitkering houdt de Dienst voor arbeidsbemiddeling rekening met de situaties vermeld in de paragrafen 1 en 2 voor de toepassing van de controle van de zoekinspanningen vastgelegd in hoofdstuk 6 van het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling.]1

  ----------
  (1)<BDG 2023-12-21/47, art. 38, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 6.1. [1 - Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens]1   ----------   (1)
Art. 50.1. [1 - Vertrouwelijkheid
   Met behoud van de toepassing van andersluidende wettelijke of decretale bepalingen is de Dienst voor arbeidsbemiddeling ertoe verplicht de gegevens die hem in de uitoefening van zijn opdracht worden toevertrouwd, vertrouwelijk te behandelen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2020-08-27/22, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>


Art. 50.2. [1 - Verwerking van persoonsgegevens
   § 1 - Met behoud van de toepassing van artikel 50.3 is de Dienst voor arbeidsbemiddeling verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens vermeld in artikel 50.4 in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. De Dienst voor arbeidsbemiddeling geldt als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming voor de verwerking van die gegevens.
   § 2 - De Dienst voor arbeidsbemiddeling verwerkt persoonsgegevens van niet-werkende werkzoekenden, uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, werknemers, zelfstandigen, werkgevers en statutaire personeelsleden met het oog op toelating tot een beroepsopleiding.
   De Dienst voor arbeidsbemiddeling verwerkt persoonsgegevens van niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigde volledig werklozen met het oog op:
   1° het sluiten van een beroepsopleidingsovereenkomst;
   2° het toekennen van een premie, reiskostenvergoeding en verzekering;
   3° het toelaten tot een individuele beroepsopleiding in een onderneming;
   4° het sluiten van een overeenkomst over de individuele beroepsopleiding in een onderneming;
   5° het controleren van de naleving van de voorwaarden voor toelating tot een beroepsopleiding of tot een individuele beroepsopleiding;
   6° het controleren van de naleving van de voorwaarden voor de toekenning van de premie, reiskostenvergoeding en verzekering, alsook van de voorwaarden van de beroepsopleidingsovereenkomst.
   De Dienst voor arbeidsbemiddeling verwerkt persoonsgegevens van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen met het oog op hun vrijstelling van de verplichting om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, vermeld in artikel 56 van het besluit van 25 november 1991.
   De Dienst voor arbeidsbemiddeling verwerkt persoonsgegevens van niet-werkende werkzoekenden met het oog op hun toelating tot een instapstage.
   De Dienst voor arbeidsbemiddeling verwerkt persoonsgegevens van werkgevers en opleidingsoperatoren met het oog op:
   1° het erkennen van de beroepsopleiding;
   2° het controleren van de naleving van de voorwaarden voor de erkenning van de beroepsopleiding;
   3° het sluiten van een overeenkomst over de individuele beroepsopleiding in een onderneming;
   4° het sluiten van een overeenkomst over de instapstage.
   De Dienst voor arbeidsbemiddeling mag de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van zijn wettelijke, decretale of de bij dit besluit vastgelegde opdrachten gebruiken.
   § 3 - De verwerking van persoonsgegevens geschiedt met inachtneming van de toepasselijke regelgeving over de bescherming bij de verwerking van persoonsgegevens.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2020-08-27/22, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>


Art. 50.3. [1 - Verwerking van gezondheidsgegevens
   De verwerking van gegevens over de gezondheid van de betrokken personen geschiedt onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar uit de gezondheidszorg die overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek gebonden is aan het beroepsgeheim.
   Met behoud van de toepassing van andersluidende wettelijke of decretale bepalingen zijn de Dienst voor arbeidsbemiddeling en de personen die bij de uitvoering van dit besluit betrokken zijn, ertoe verplicht de gezondheidsgegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht worden toevertrouwd, vertrouwelijk te behandelen. Bovendien zijn ze verplicht tot geheimhouding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2020-08-27/22, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>


Art. 50.4. [1 - Verwerkte gegevens
   De Regering kan alle overeenkomstig artikel 50.1 toereikende, ter zake dienende en niet overmatige persoonsgegevens verwerken:
   1° met betrekking tot werknemers, zelfstandigen, werkgevers en statutaire personeelsleden:
   a) voornaam en familienaam;
   b) geboortedatum en geslacht;
   c) rijksregisternummer;
   d) adres;
   e) arbeidsrelatie;
   2° met betrekking tot de niet-werkende werkzoekenden en de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen:
   a) de gegevens vermeld in 1°, a) tot d);
   b) vermelding of het om een niet-werkende werkzoekende of een uitkeringsgerechtigde volledig werkloze gaat;
   c) gegevens over reeds voltooide of nog aan de gang zijnde opleidingen, stages, voorbereidende maatregelen, integratiemaatregelen en kwalificatiemaatregelen, alsook gegevens over de beroepservaring;
   d) huidige beroepssituatie;
   e) geschiktheid voor het beroep;
   f) gegevens over de lichamelijke en geestelijke gezondheid;
   g) benaming van de beroepsopleiding;
   h) gegevens over de deelneming aan de beroepsopleiding;
   i) resultaat van de beroepsopleiding;
   j) gegevens over een strafrechtelijke veroordeling op grond van de artikelen 232 tot 235 van het Sociaal Strafwetboek, voor zover ze verband houden met de toelating tot de beroepsopleiding;
   k) vermelding of vrijstelling werd verleend door een bemiddelingsdienst van een andere deelstaat of door de RVA;
   l) rekeningnummer;
   3° met betrekking tot de werkgever, resp. de opleidingsoperator:
   a) naam en voornaam, resp. benaming en ondernemingsnummer;
   b) rechtsvorm;
   c) woonplaats of zetel;
   d) plaats van de beroepsopleiding;
   e) naam en voornaam van de contactpersoon;
   f) naam, voornaam en functie van de bevoegde begeleider resp. opleider;
   g) gegevens over de collectieve arbeidsovereenkomst waaronder de werkgever resp. de opleidingsoperator valt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2020-08-27/22, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>


Art. 50.5. [1 - Duur van de gegevensverwerking
   De gegevens mogen tot hoogstens 10 jaar na ontvangst van de aanvraag in een vorm bewaard worden die de mogelijkheid biedt de betrokken personen te identificeren. Met behoud van de toepassing van de bepalingen betreffende het archiefwezen worden ze uiterlijk na het verstrijken van die termijn vernietigd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2020-08-27/22, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>


HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.51. - Wijzigingsbepaling
  In artikel 36quater, § 1, eerste lid, 4°, van het besluit van 25 november 1991, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 november 2012, worden de woorden "156e dag" vervangen door de woorden "76e dag".

Art.52. - Wijzigingsbepaling
  In hetzelfde besluit worden de volgende bepalingen opgeheven :
  1° artikel 91, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 oktober 1992 en 5 maart 2006;
  2° artikel 92, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juli 2014;
  3° artikel 93, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2011;
  4° artikel 94, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juli 2014.

Art.53. - Wijzigingsbepaling
  In artikel 14, eerste lid, van het besluit van de Regering van 28 september 2018 tot uitvoering van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF Plus-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid worden de bepalingen onder 1° en 2° vervangen als volgt :
  "1° de individuele beroepsopleiding in een onderneming vermeld in hoofdstuk 5, afdeling 1, van het besluit van de Regering van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden;
  2° de instapstage vermeld in hoofdstuk 5, afdeling 2, van hetzelfde besluit;"

Art.54. - Opheffingsbepaling
  Het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 12 juni 1985 betreffende de toekenning van sommige voordelen aan de personen die een beroepsopleiding ontvangen, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 22 april 2013, wordt opgeheven.

Art.55. - Overgangsbepaling
  Alle personen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit toegelaten waren tot een beroepsopleiding, een individuele beroepsopleiding in een onderneming of een instapstage met toepassing van het besluit van de Executieve van 12 juni 1985 betreffende de toekenning van sommige voordelen aan de personen die een beroepsopleiding ontvangen, vallen tot het einde van hun opleiding onder de bepalingen van het voormelde besluit van de Executieve van 12 juni 1985, zoals van kracht op 31 december 2018.
  De personen die, vóór de inwerkingtreding van dit besluit, overeenkomstig hetzelfde besluit van de Executieve van 12 juni 1985 recht hadden op een premie of een reiskosten- en onkostenvergoeding of op grond van de artikelen 91 tot 94 van het besluit van 25 november 1991 een vrijstelling hebben gekregen, hebben tot het einde van hun opleiding vermeld in het eerste lid recht op die voordelen onder de voorwaarden gesteld in het voormelde besluit van de Executieve van 12 juni 1985 en de artikelen 91 tot 94 van het besluit van 25 november 1991, zoals van kracht op 31 december 2018.

Art.56. - Overgangsbepaling
  Uitkeringsgerechtigde volledige werklozen die al een vrijstelling van de RVA hebben gekregen overeenkomstig de artikelen 91 tot 94 van het besluit van 25 november 1991 zoals die van kracht waren op 31 december 2015, blijven voor de duur van hun beroepsopleiding vrijgesteld. Na afloop van die vrijstelling kunnen ze een vernieuwing van de vrijstelling bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling aanvragen.

Art.57. - Overgangsbepaling
  De opleidingen die erkend zijn overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 12 juni 1985 betreffende de toekenning van sommige voordelen aan de personen die een beroepsopleiding ontvangen, worden beschouwd als opleidingen die overeenkomstig dit besluit erkend zijn.

Art. 57.1. [1 - Overgangsbepaling
   Alle premies, met inbegrip van de premies die vóór 1 september 2020 werden goedgekeurd, vallen vanaf die datum onder de toepassing van artikel 15, zoals dat artikel geldt op 1 september 2020.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2020-08-27/22, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>


Art. 57.2.[1 - Overgangsbepaling
   Alle toelatingen tot beroepsopleidingen, premies, reiskostenvergoedingen en vrijstellingen die uiterlijk op 31 december 2023 werden toegekend aan niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigde volledig werklozen die niet begeleid worden in het kader van de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling overeenkomstig artikel 10 van het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling, blijven gelden tot het einde van de betreffende beroepsopleiding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-21/47, art. 39, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 57.3.[1 - Overgangsbepaling
   Alle vrijstellingen die uiterlijk op 31 december 2023 werden toegekend aan uitkeringsgerechtigde volledig werklozen voor het volgen van een oriыntatiestage in zin van het besluit van de Regering van 18 januari 2002 betreffende de oriыntatiestage, blijven gelden tot het einde van de betreffende oriыntatiestage.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-21/47, art. 40, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.58. - Inwerkingtreding
  Dit besluit treedt in werking op 31 december 2018.

Art. 59. - Uitvoeringsbepaling
  De minister bevoegd voor Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.