28 JUNI 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de retributies voor prestaties inzake het certificeren en het meten van vaartuigen voor de binnenvaart
Art. 1-6
Artikel 1. Een retributie is verschuldigd volgens de tarieven die vastgesteld zijn conform artikel 3, voor de prestaties die door een van de volgende categorieën van personen of organisaties verricht zijn:
1° de personeelsleden die met de scheepvaartcontrole belast zijn en die daarvoor aangesteld zijn;
2° de leden van de commissie van deskundigen;
3° de erkende deskundigen die de commissie van deskundigen bijstaan;
4° de dienst die bevoegd is voor de meting van binnenvaartuigen;
5° de personen of organisaties die daarvoor krachtens artikel 67 van het koninklijk besluit van 15 oktober 1935 houdende algemeen reglement der scheepvaartwegen van het Koninkrijk gemachtigd zijn.
In het eerste lid wordt verstaan onder commissie van deskundigen: de commissie die opgericht is ter uitvoering van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn en het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2018 betreffende de technische voorschriften voor binnenschepen.
Art.2. In dit artikel wordt verstaan onder:
1° drijvend voorwerp: elk bouwsel dat geschikt is gemaakt om over water te worden verplaatst en dat geen schip of drijvende inrichting is;
2° drijvende inrichting: elk drijvend bouwsel dat door zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst;
3° schip: elk vaartuig, met inbegrip van een voorwerp zonder waterverplaatsing, dat gebruikt wordt of geschikt is om te worden gebruikt als een vervoermiddel over water;
4° vaartuig voor de binnenvaart: elk schip, elke drijvende inrichting of elk drijvend voorwerp dat uitsluitend of in hoofdzaak gebruikt wordt of geschikt is om te worden gebruikt op de binnenwateren.
Onder voorbehoud van de toepassing van het derde lid is de betaling van de retributies, vermeld in artikel 1, ten laste van de eigenaar van het vaartuig voor de binnenvaart.
De hermeting, in geval van betwisting van de juistheid van een eerder uitgevoerde meting als vermeld in artikel 73 van het koninklijk besluit van 15 oktober 1935 houdende algemeen reglement der scheepvaartwegen van het Koninkrijk, is alleen ten laste van de eigenaar van het vaartuig voor de binnenvaart volgens de tarieven die vastgesteld zijn conform artikel 3, als die hermeting op verzoek van de schipper of de eigenaar van het vaartuig voor de binnenvaart is uitgevoerd en als is gebleken dat het verschil niet meer dan één honderdste bedraagt.
Art.3. § 1. Met behoud van de toepassing van paragraaf 2 worden de tarieven van de retributies, vermeld in artikel 1, vastgesteld overeenkomstig artikel 19, vierde lid, van het decreet van 2 april 2004 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap De Vlaamse Waterweg nv, naamloze vennootschap van publiek recht en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 20quater van hetzelfde decreet.
§ 2. De bedragen van de tarieven zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Het aanvangsindexcijfer is het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan de maand waarin dit besluit in werking treedt.
Telkens als het indexcijfer met tien punten stijgt of daalt, worden de bedragen van rechtswege met tien procent vermeerderd of verminderd, met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de bedoelde stijging of daling van het indexcijfer.
Het verkregen resultaat wordt afgerond tot op één euro. Het gedeelte na de komma dat gelijk is aan 50 cent of meer, wordt voor één euro gerekend. Het gedeelte na de komma dat kleiner dan 50 cent is, valt weg.
Art.4. Het koninklijk besluit van 7 december 2007 tot vaststelling van de tarieven van de retributies voor prestaties inzake het certificeren van vaartuigen voor de binnenvaart, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 maart 2009 en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt opgeheven.
Art.5. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het decreet van 26 april 2019 houdende diverse bepalingen over het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer, het verkeersveiligheidsbeleid en VVM - De Lijn in werking treedt.
Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer, is belast met de uitvoering van dit besluit.