24 MEI 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de regelgeving betreffende de nuttige ervaring, de concordantie en de bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen in het volwassenenonderwijs
Art. 1-10
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. In artikel 17, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 oktober 1997, 29 mei 2009 en 12 maart 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 8° wordt opgeheven;
2° punt 9° wordt vervangen door wat volgt:
"9° een van de volgende ambten in een centrum voor volwassenenonderwijs waar een of meer van de modules, vermeld in bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 1997 betreffende de nuttige ervaring als bekwaamheidsbewijs voor personeelsleden van het onderwijs, georganiseerd worden:
a) directeur;
b) adjunct-directeur secundair volwassenenonderwijs;
c) technisch adviseur;
d) technisch adviseur-coördinator;".
Art.2. Bijlage III bij het besluit van de Vlaamse regering van 7 oktober 1997 betreffende de nuttige ervaring als bekwaamheidsbewijs voor personeelsleden van het onderwijs, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 maart 2010 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2019, wordt vervangen door de bijlage, die als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd.
Art.3. Aan bijlage V bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve concordantie, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2010, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2019, wordt een punt 17° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"17° Met ingang van 1 september 2019 wordt de opleiding tegelzetter ambtshalve geconcordeerd naar de opleiding vloerder-tegelzetter.".
Art.4. In artikel 1, 1° van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2010 betreffende de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen voor de personeelsleden van de centra voor volwassenenonderwijs worden de woorden "of in het ambt van lector" opgeheven.
Art.5. In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2012, wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 1/1. Het diploma van educatieve bachelor in het secundair onderwijs en het diploma van educatief graduaat in het secundair onderwijs worden ook als een bewijs van pedagogische bekwaamheid beschouwd.".
Art.6. In hoofdstuk II van hetzelfde besluit worden afdeling II, die bestaat uit artikel 7 tot en met 10, en afdeling III, die bestaat uit artikel 11, opgeheven.
Art.7. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2019, worden een artikel 15/5 en 15/6 ingevoegd, die luiden als volgt:
"Art. 15/5. Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die:
1° uiterlijk op 31 augustus 2019 vastbenoemd zijn in de opleiding breien;
2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in de opleiding breien in de loop van de schooljaren 2016-2017, 2017-2018 of 2018-2019.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2019, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de opleiding breien en die vanaf 1 september 2019 geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor die opleiding breien, worden geacht alsnog in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de opleiding breien.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, worden toegekend op 1 september 2019, rekening houdend met de onderstaande bepalingen:
1° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd:
a) de vakantieperioden;
b) de loopbaanonderbreking en zorgkrediet;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.".
Art. 15/6. Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die:
1° uiterlijk op 31 augustus 2019 vastbenoemd zijn in de module AAV Nederlands Basis;
2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in de module AAV Nederlands Basis in de loop van de schooljaren 2016-2017, 2017-2018 of 2018-2019.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2019, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de module AAV Nederlands Basis en die vanaf 1 september 2019 geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor die module AAV Nederlands Basis, worden geacht alsnog in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de module AAV Nederlands Basis.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, worden toegekend op 1 september 2019, rekening houdend met de onderstaande bepalingen:
1° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd:
a) de vakantieperioden;
b) de loopbaanonderbreking en zorgkrediet;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.".
Art.8. De bijlage bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2019, wordt vervangen door de bijlage, die als bijlage 2 bij dit besluit is gevoegd.
Art.9. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2019.
Art.10. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 30-08-2019, p. 83338)