Details





Titel:

30 JULI 2019. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 tot toekenning van steun voor de (her)aanleg van bedrijventerreinen



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wetgeving overheidsopdrachten
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Verplichtingen voor de documenten bij de aanvraagformulieren
Art. 3
HOOFDSTUK 4. - Steun voor voortrajecten
Art. 4
HOOFDSTUK 5. - Steun voor de (her)aanleg van bedrijventerreinen
Afdeling 1. - Rendabiliteit van het project
Art. 5
Afdeling 2. - Kwaliteitsvoorwaarden van het project
Art. 6-7
Afdeling 3. - Kosten die in aanmerking komen
Art. 8
Afdeling 4. - Beheercomité
Art. 9
HOOFDSTUK 6. - Slotbepaling
Art. 10
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2019014069 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° agentschap: het agentschap, vermeld in artikel 1, 3°, van het besluit van 19 juli 2019;
  2° bedrijventerrein: het bedrijventerrein, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 13 juli 2012;
  3° besluit van 19 juli 2019: het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 tot toekenning van steun voor de (her)aanleg van bedrijventerreinen;
  4° steun: de steun, vermeld in artikel 2, 12°, van het decreet van 13 juli 2012.

HOOFDSTUK 2. - Wetgeving overheidsopdrachten
Art.2. De begunstigde van steun voor voortrajecten die niet onder de toepassing van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten valt en niet kiest voor de naleving van de voormelde wet moet aan al van de volgende voorwaarden voldoen:
  1° de begunstigde vraagt minstens drie offertes op;
  2° de begunstigde ontvangt minstens twee offertes;
  3° het project wordt niet uitgevoerd door een verbonden onderneming, vermeld in artikel 114, § 1, van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten;
  4° de begunstigde kiest de laagste offerte.
  De begunstigde van steun voor de (her)aanleg van bedrijventerreinen die niet onder toepassing van de voormelde wet valt en niet kiest voor de naleving van de voormelde wet moet aan al van de volgende voorwaarden voldoen:
  1° de begunstigde vraagt minstens drie offertes op als de raming van de kosten die in aanmerking komen, vermeld in artikel 28 van het besluit van 19 juli 2019, lager is dan of gelijk is aan 124.000 euro, exclusief btw, en minstens zes offertes als de voormelde raming hoger is dan 124.000 euro, exclusief btw;
  2° de begunstigde ontvangt minstens twee offertes;
  3° het project wordt niet uitgevoerd door een verbonden onderneming, vermeld in artikel 114, § 1, van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten;
  4° de begunstigde kiest de laagste offerte.
  In afwijking van het eerste en tweede lid is het toegestaan dat de begunstigde maar één offerte ontvangt als een deskundige een advies verleent over die offerte. Het agentschap vraagt dat advies aan.
  De voorwaarden, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, zijn niet van toepassing als het project wordt uitgevoerd conform de voorwaarden voor het inhousetoezicht, vermeld in artikel 30 van de voormelde wet.

HOOFDSTUK 3. - Verplichtingen voor de documenten bij de aanvraagformulieren
Art.3. De documenten die bij de aanvraagformulieren moeten worden gevoegd, en de verplichte vermeldingen van die documenten als vermeld in artikel 12, eerste lid, 2°, en tweede lid, artikel 14, eerste lid, 2°, en tweede lid, artikel 18, eerste lid, 2°, en tweede lid, artikel 35, eerste lid, 2°, en tweede lid, artikel 39, eerste lid, 2°, en tweede lid, en artikel 43, eerste lid, 2°, en tweede lid, van het besluit van 19 juli 2019, zijn opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

HOOFDSTUK 4. - Steun voor voortrajecten
Art.4. In artikel 9, eerste lid, 2°, van het besluit van 19 juli 2019, wordt onder interne personeelskosten verstaan: de kosten die berekend worden op basis van een standaarduurtarief dat vermenigvuldigd wordt met de tijd die aan het project wordt besteed conform de tijdsbestedingstabellen.
  In het eerste lid wordt verstaan onder standaarduurtarief: het tarief dat forfaitair wordt bepaald door het voltijdse brutomaandloon van het betrokken personeelslid bij het begin van het project te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 1,2 %. Het niet-voltijdse brutomaandloon wordt omgerekend naar een voltijds brutomaandloon.

HOOFDSTUK 5. - Steun voor de (her)aanleg van bedrijventerreinen
Afdeling 1. - Rendabiliteit van het project
Art.5. De rendabiliteit van het project, vermeld in artikel 23, eerste lid, c), artikel 30, eerste lid, 3°, artikel 31, eerste lid, en artikel 41, tweede en derde lid, van het besluit van 19 juli 2019, wordt bepaald door een kosten-batenanalyse. De begunstigde houdt daarvoor een projectgebonden boekhouding bij.
  De kosten-batenanalyse bevat aan de kostenzijde al de volgende kosten:
  1° de waarde van de gronden en gebouwen die opgenomen zijn in het project, exclusief btw;
  2° de raming van de onroerende investeringen die nodig zijn om het project te realiseren, exclusief btw;
  3° de eventuele kosten van het archeologische vooronderzoek, het archeologische onderzoek en de rapportering, tot maximaal 30.000 euro, exclusief btw, per hectare;
  4° een forfait van 10 % op de kosten, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, met een plafond van 500.000 euro.
  De kosten-batenanalyse bevat aan de batenzijde al de volgende baten:
  1° alle subsidies die het project kan krijgen, uitgezonderd de subsidie die op basis van dit besluit wordt toegekend;
  2° de opbrengsten van het bouwrijpe aanbod van het project.
  Een rendabiliteit van 2% hoger dan de risicovrije rentevoet is toegelaten voor het project.
  In het vierde lid wordt onder risicovrije rentevoet verstaan: de rentevoet op Belgische staatsobligaties met een looptijd van tien jaar.

Afdeling 2. - Kwaliteitsvoorwaarden van het project
Art.6. De naleving van de kwaliteitsvoorwaarden, vermeld in artikel 25 van het besluit van 19 juli 2019, vereist de opmaak en de implementatie van het inrichtingsplan, het uitgifteplan en het beheerplan, vermeld in punt 2°, b), 1), en punt c), 2), 3) en 4), van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

Art.7. In artikel 25, eerste lid, 1°, van het besluit van 19 juli 2019 wordt onder klimaatneutraal bedrijventerrein verstaan: een bedrijventerrein dat aangepast is aan de gevolgen van het gewijzigde klimaat, waarvan de bijdrage tot de klimaatopwarming tot een minimum wordt herleid en dat aan de voorwaarden voldoet die zijn opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

Afdeling 3. - Kosten die in aanmerking komen
Art.8. De afbraak van en de stabiliteitswerken voor gebouwen worden niet beschouwd als werken als vermeld in artikel 28, eerste lid, 1°, van het besluit van 19 juli 2019.
  Vastgoedontwikkeling wordt niet beschouwd als grondexploitatie van het bedrijventerrein als vermeld in artikel 28, eerste lid, van het besluit van 19 juli 2019.

Afdeling 4. - Beheercomité
Art.9. Elke partij die betrokken is bij de uitgifte van het terrein en of het beheer ervan heeft minstens één stemgerechtigde vertegenwoordiger in het beheercomité.
  Als de gemeente waar het bedrijventerrein zich bevindt, geen betrokken partij is, wordt ze op haar verzoek met één vertegenwoordiger stemgerechtigd lid.
  Op voorstel van de stemgerechtigde leden kan het beheercomité nog andere leden met raadgevende stem opnemen.
  Onder zijn stemgerechtigde leden wijst het beheercomité een voorzitter en een ondervoorzitter aan. Die mogen niet dezelfde betrokken partij vertegenwoordigen.
  Het agentschap heeft voor de uitgifte van de kavels een vetorecht. De uitoefening van het vetorecht wordt gerapporteerd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de economie.
  Het beheercomité stelt een huishoudelijk reglement op dat minstens het volgende regelt:
  1° het doel van het beheercomité, namelijk waarborgen dat de bepalingen in het uitgifteplan en in het beheerplan effectief nageleefd worden;
  2° de wijze waarop de bedrijven op het terrein betrokken worden;
  3° de wijze van vergaderen en stemmen;
  4° het verplichte verslag van de vergaderingen van het beheercomité.

HOOFDSTUK 6. - Slotbepaling
Art.10. Dit besluit en het besluit van 19 juli 2019 treden in werking op 1 september 2019.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Documenten en verplichte vermeldingen als vermeld in artikel 3
  De volgende documenten moeten bij de aanvraag gevoegd worden:
  1° voor het voortraject:
  a) de aanvraag van het vooroverleg dat de volgende documenten bevat:
  1) een projectomschrijving die de problematiek toelicht en die aangeeft welke thema's onderzocht zullen worden;
  2) zelf te kiezen extra bijlagen die het project verduidelijken;
  b) de aanvraag van de subsidie voor het eerste en het tweede voortraject dat de volgende documenten bevat:
  1) een overzicht van de planologische bestemmingen;
  2) een toelichting van de complexe probleemsituatie;
  3) een raming van de kosten die in aanmerking komen, vermeld in artikel 9 van het besluit van 19 juli 2019;
  4) een tijdspad voor de realisatie van het voortraject;
  5) als dat van toepassing is, de overeenkomst(en), vermeld in artikel 7, vierde lid, van het besluit van 19 juli 2019;
  6) het verslag van het vooroverleg, vermeld in artikel 13, derde lid, van het besluit van 19 juli 2019;
  c) de aanvraag tot uitbetaling van de eerste schijf, die de volgende documenten bevat:
  1) het eerste verslag van de stuurgroep, vermeld in artikel 22, tweede lid, van het besluit van 19 juli 2019;
  2) de bestekken, de offertes en, als dat van toepassing is, de gunningsverslagen van de kosten die in aanmerking komen, vermeld in artikel 9 van het besluit van 19 juli 2019;
  d) de aanvraag tot uitbetaling van de tweede schijf, die de volgende documenten bevat:
  1) een inhoudelijk voortgangsrapport;
  2) de facturen die aantonen dat 50% van de kosten die in aanmerking komen, gefactureerd zijn;
  e) de aanvraag tot uitbetaling van het saldo, die de volgende documenten bevat:
  1) de resultaten van de haalbaarheidsstudies en de procesbegeleiding;
  2) een plan van aanpak van de site;
  3) de facturen die aantonen dat 100% van de kosten die in aanmerking komen, gefactureerd en gerealiseerd zijn;
  4) het overzicht van de interne personeelskosten, vermeld in artikel 9, eerste lid, 2°, van het besluit van 19 juli 2019, die berekend worden conform artikel 4 van dit besluit;
  2° voor de (her)aanleg van een bedrijventerrein:
  a) het vooroverleg: bijlagen zijn niet verplicht, maar de aanvrager kan wel documenten bij de aanvraag voegen die het project verduidelijken;
  b) de aanvraag tot erkenning, die de volgende documenten bevat:
  1) het inrichtingsplan. Dat omvat minstens:
  i. een grafisch plan met zowel de weergave van de bestaande toestand als een plan met de algemene inrichtingsprincipes op het vlak van kavelindeling, openbaar domein of gemeenschappelijke mede-eigendom, de interne en externe ontsluitingsinfrastructuur, de nutsinfrastructuur van het bedrijventerrein en de maatregelen op het vlak van de inpassing in de omgeving, waaronder de landschappelijke inpassing;
  ii. een toelichting, al dan niet grafisch voorgesteld, over de stedenbouwkundige en de economische aspecten van het bedrijventerrein en de maatregelen op het vlak van ecologie en klimaatbestendigheid en veiligheid en beeldkwaliteit.
  Het herinrichtingsplan voor projecten, vermeld in artikel 23, eerste lid, 1°, b), van het besluit van 19 juli 2019, omvat ook:
  - een schets van de problematiek op het bedrijventerrein;
  - de maatregelen die zullen gelden bij elke nieuwe ingebruikname van een kavel of bedrijfsgebouw;
  2) de kosten-batenanalyse, vermeld in artikel 5 van dit besluit;
  3) voor projecten als vermeld in artikel 23, eerste lid, 1°, c), van het besluit van 19 juli 2019: een verklarende nota waarom het project onrendabel is, ondanks de verschillende ontwikkelingsvarianten die onderzocht zijn om de rendabiliteit van het project te verhogen;
  4) voor projecten als vermeld in artikel 23, eerste lid, 2°, van het besluit van 19 juli 2019, met uitzondering van de projecten tot ontwikkeling van een wetenschapspark: een verklarende nota waarom het project strategisch is;
  c) de aanvraag van de subsidie, die de volgende documenten bevat:
  1) het verslag vooroverleg, vermeld in artikel 34, vierde lid, van het besluit van 19 juli 2019;
  2) het inrichtingsplan, vermeld in punt 2°, b), 1);
  3) als dat van toepassing is, het uitgifteplan, dat minstens de volgende elementen omvat:
  i. de bezwarende maatregelen met betrekking tot de kavels met het oog op een rationeel en zuinig ruimtegebruik naargelang van de activiteiten van de bedrijven en met aandacht voor de plaatsing van de gebouwen;
  ii. de evaluatiecriteria voor de kandidaat-investeerders;
  iii. de evaluatiecriteria met betrekking tot de toelating van de Sevesobedrijven en van de andere problematische ruimtevragers;
  iv. een bouwverplichting binnen een termijn van maximaal vier jaar nadat de akte van terbeschikkingstelling verleden is;
  v. een exploitatieverplichting binnen een termijn van maximaal vijf jaar nadat de akte van terbeschikkingstelling verleden is;
  vi. de voorwaarden die het toezicht en het beheer verzekeren;
  vii. de stedenbouwkundige verplichtingen;
  viii. de aspecten van het (her)inrichtingsplan met weerslag op de uitgifte van de kavels;
  ix. de bezwarende maatregelen met betrekking tot de kavels met het oog op de klimaatneutraliteit van het bedrijventerrein;
  4) het beheerplan, dat minstens de volgende elementen bevat:
  i. de maatregelen die gericht zijn op een duurzaam onderhoud van zowel het openbaar als het privédomein;
  ii. de aspecten van het (her)inrichtingsplan die een weerslag hebben op het beheer;
  5) als dat van toepassing is, het ontwerp van de verkoopakte of van een andere akte van terbeschikkingstelling. Dat omvat de bepalingen uit het inrichtingsplan, het uitgifteplan en het beheerplan, vermeld in punt 2°, b), 1), en c), 2), 3) en 4), die een weerslag hebben op het gebruik van de individuele kavels;
  6) als dat van toepassing is, de overeenkomsten, vermeld in artikel 26, vierde lid, van het besluit van 19 juli 2019;
  7) een engagementsverklaring door de gemeente dat de voorwaarden voor de inlijving bij het openbaar domein toegepast zullen worden;
  8) het bewijs dat het gebied in kwestie (her)aangelegd wordt conform de wetgeving op de ruimtelijke ordening;
  9) de offertes en, als dat van toepassing is, de gunningsverslagen van alle werken waarvoor subsidies aangevraagd worden;
  10) de goedkeuring van de offerte(s) door het bevoegde bestuursorgaan;
  11) als subsidies aangevraagd worden voor bijkomende werken als vermeld in artikel 41, derde lid, van het besluit van 19 juli 2019, een gemotiveerde nota met een kosten-batenanalyse die aantoont dat de werken bijdragen tot de duurzame (her)aanleg van het terrein en dat ze een impact hebben op de rendabiliteit van het project;
  12) als een hoger subsidiepercentage wordt aangevraagd als vermeld in artikel 31, eerste lid, van het besluit van 19 juli 2019: een kosten-batenanalyse met inbegrip van de basissubsidie aan de batenzijde. De kosten-batenanalyse toont aan dat ondanks de basissubsidie het project nog altijd onrendabel is, ondanks de verschillende ontwikkelingsvarianten die onderzocht zijn om de rendabiliteit van het project te verhogen;
  Als het project in fases wordt uitgevoerd als vermeld in artikel 24 van het besluit van 19 juli 2019, worden bij een subsidieaanvraag voor een volgende fase alleen de volgende documenten gevoegd:
  1) de offertes en, als dat van toepassing is, de gunningsverslagen van alle werken waarvoor subsidies zijn aangevraagd;
  2) de goedkeuring van de offerte(s) door het bevoegde bestuursorgaan;
  d) de aanvraag tot uitbetaling van de eerste schijf: de facturen die aantonen dat 20 % van de kosten die in aanmerking komen, gefactureerd zijn;
  e) de aanvraag tot uitbetaling van het saldo, die de volgende documenten bevat:
  1) de eindstaat;
  2) het proces-verbaal van de voorlopige oplevering van de werken;
  3) een geactualiseerde kosten-batenanalyse voor projecten als vermeld in artikel 23, eerste lid, 1°, c), artikel 31, eerste lid, en artikel 41, derde lid, van het besluit van 19 juli 2019;
  4) de facturen die aantonen dat 100 % van de kosten die in aanmerking komen, gefactureerd en gerealiseerd zijn.

Art. N2. Bijlage 2. Klimaatneutraal bedrijventerrein als vermeld in artikel 7
  Om beschouwd te worden als een klimaatneutraal bedrijventerrein, is de begunstigde verplicht om:
  1° voor de vermindering van de verharde oppervlakte:
  a) de kandidaat-bedrijven te verplichten extern advies in te winnen over de mogelijkheden om de bedrijfsactiviteiten, met inbegrip van parkeren en opslag, verticaal of meerlagig te organiseren;
  b) een uitgiftebeleid uit te werken dat individuele uitbreidingsreserves en structurele leegstand vermijdt;
  c) de kandidaat-bedrijven te verbieden de buitenruimten te verharden met ondoorlatende materialen als er alternatieven mogelijk zijn;
  d) de dakoppervlakten van de nieuwe gebouwen in gebruik te laten nemen door de eigenaars, gebruikers of derden voor een van de volgende opties:
  1) als groendak;
  2) voor hemelwateropslag;
  3) voor de productie van hernieuwbare energie;
  4) als parkeerterrein;
  5) voor andere functies, zoals opslag in de openlucht of serres;
  e) bij de inrichting van het terrein het parkeren, de groenaanleg, de waterbuffering, het laden en lossen, de catering en andere personeelsvoorzieningen maximaal gemeenschappelijk te organiseren op het openbaar domein of in mede-eigendom, tenzij in het uitgifteplan bepalingen daarover zijn opgenomen voor de individuele bedrijfskavels die even ruimtebesparend werken;
  2° met het oog op duurzame en leefbare werklocaties:
  a) de kandidaat-investeerders te verplichten om voor de nieuwe of te renoveren gebouwen een ontwerp en materiaalgebruik te kiezen die beantwoorden aan de goede praktijken op het vlak van duurzaamheid en klimaatbestendigheid;
  b) een beleid uit te werken voor de verwaarloosde bedrijfsruimten;
  3° met het oog op meer groene ruimten:
  a) een beplantingsplan voor het openbaar domein of de gemeenschappelijke mede-eigendom te integreren in het inrichtingsplan dat in maximaal opgaand groen voorziet en in groenzones die bijdragen aan de biodiversiteit;
  b) bij herontwikkelingen van bestaande terreinen of brownfields onbenutte of onnodige verhardingen op het openbaar domein of de gemeenschappelijke mede-eigendom te ontharden;
  c) ter aanvulling van het groen op het openbaar domein of de gemeenschappelijke mede-eigendom en, in zoverre er een beperking geldt op de verharde oppervlakte van de individuele bedrijfskavels, in het uitgifteplan bepalingen op te nemen om de groenaanleg op de private bedrijfskavels volgens een overkoepelende groenvisie te laten uitvoeren;
  4° met het oog op meer ruimte voor water:
  a) in het inrichtingsplan alle waterlopen door het gebied zo veel mogelijk open en in de natuurlijke bedding te behouden of de natuurlijke bedding te herstellen;
  b) alle parkeervoorzieningen op het openbaar domein of in gemeenschappelijke mede-eigendom maximaal waterdoorlatend aan te leggen;
  c) als de (her)aanleg niet berust op een recent RUP, de normen voor de opvang van piekdebieten van hemelwater na te leven in functie van de bestaande of te voorziene verharde oppervlaktes, bij voorkeur op het openbaar domein of in gemeenschappelijke mede-eigendom;
  5° met het oog op hernieuwbare energie en CO2 neutraal elektriciteitsverbruik:
  a) de kandidaat-bedrijven te verplichten extern advies in te winnen over de mogelijkheden met betrekking tot hernieuwbare energie en CO2 neutraal elektriciteitsverbruik;
  b) te zorgen voor een CO2 neutraal elektriciteitsverbruik op het openbaar domein;
  c) te streven naar een CO2 neutraal elektriciteitsverbruik bij elke nieuwe ingebruikname van een bedrijfskavel of bedrijfsgebouw. Het elektriciteitsverbruik heeft zowel betrekking op de eigen productie van elektriciteit als op de afname van het openbaar of een privaat elektriciteitsnetwerk.
  De verplichting tot CO2 neutraliteit, vermeld in punt 5°, gaat in op 1 januari van het jaar na de ingebruikname van het gebouw door het bedrijf of de definitieve oplevering van het openbaar domein voor de begunstigde.
  Aan de verplichting tot CO2 neutraliteit, vermeld in punt 5°, kan worden voldaan door maximaal in te zetten op onderstaande mogelijkheden, rekening houdend met de concurrentiepositie van het bedrijf en het verplicht extern advies, vermeld in punt 5°, a):
  1° het verbruik van groene stroom;
  2° de compensatie van de CO2 emissies ten gevolge van het elektriciteitsverbruik door emissiekredieten aan te kopen;
  3° een combinatie van de mogelijkheden, vermeld in punt a) en b).