22 SEPTEMBER 2019. - Koninklijk besluit betreffende de verergeringsbijslag en de overlijdensbijslag ten gunste van de personeelsleden van de politiediensten
Art. 1-7
Artikel 1. In Deel X, Titel III, Hoofdstuk III, RPPol, wordt een afdeling 5 ingevoegd die het artikel X.III.30bis bevat, luidende :
"AFDELING 5. - VERERGERINGSBIJSLAG
Art. X.III.30bis. § 1. Op aanvraag van de getroffene wordt hem een jaarlijkse bijslag wegens verergering van de blijvende arbeidsongeschiktheid toegekend, telkens wanneer zijn toestand die het gevolg is van het arbeidsongeval op een blijvende manier verergert na afloop van de in artikel X.III.20, 1°, bedoelde herzieningstermijn, voor zover de graad van arbeidsongeschiktheid, na die verergering, ten minste 10% bedraagt.
§ 2. Het bedrag van de bijslag is gelijk aan het verschil tussen :
1° het product dat men bekomt door de nieuwe graad van blijvende arbeidsongeschiktheid te vermenigvuldigen met het met die graad overeenstemmende bedrag, zoals bepaald in artikel 5bis, § 3, van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk en,
2° het bedrag van de oorspronkelijke of herziene rente, vóór iedere uitkering in kapitaal.
Indien het overeenkomstig 1° bekomen product lager is dan of gelijk is aan het bedrag van de rente, is geen bijslag verschuldigd.
In het in § 1 bedoelde geval, wordt in voorkomend geval de in artikel 4, § 2, eerste lid, van de wet van 3 juli 1967 bedoelde bijkomende vergoeding toegekend of aangepast.
§ 3. De bijslag is verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het indienen van de aanvraag. Bij elke verergering wordt hij herberekend vanaf die datum. De bijslag wordt vanaf de datum van toekenning tegelijk met de rente betaald.
§ 4. De getroffene dient bij een aangetekende brief zijn aanvraag, vergezeld van al de bewijsstukken waaronder ten minste een omstandig geneeskundig verslag, in bij de in artikel X.III.7 bedoelde dienst. Die dienst bezorgt de aanvraag binnen de zeven dagen aan de gerechtelijk geneeskundige dienst.
§ 5. De gerechtelijk geneeskundige dienst onderzoekt de getroffene uiterlijk drie maanden na het indienen van de aanvraag en roept hem hiertoe op.
§ 6. Indien de getroffene zich zonder geldige reden en na twee opeenvolgende oproepingsbrieven waarvan de tweede aangetekend wordt verstuurd, niet aanmeldt bij de gerechtelijk geneeskundige dienst, wordt de uitkering van de vergoedingen en de rente geschorst vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de tweede oproeping.
De gerechtelijk geneeskundige dienst beoordeelt de deugdelijkheid van de motieven waarom de getroffene niet verschenen is, voor zover hij een schriftelijke rechtvaardiging geeft.
De uitbetaling wordt, zonder terugwerkende kracht, hervat de eerste dag van de maand die volgt op de datum van verschijning van de getroffene, die zonder geldig motief niet was verschenen voor de gerechtelijk geneeskundige dienst.
§ 7. De gerechtelijk geneeskundige dienst behoudt of wijzigt het percentage van de blijvende ongeschiktheid. Hij maakt aan de getroffene bij een aangetekende brief onverwijld zijn gemotiveerde beslissing bekend.
§ 8. De getroffene kan beroep aantekenen tegen de beslissing bedoeld in § 7, bij een aangetekende brief gericht aan de gerechtelijk geneeskundige dienst binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de kennisgeving.
Indien de getroffene geen beroep aantekent binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, maakt de gerechtelijk geneeskundige dienst aan de in artikel X.III.7 bedoelde dienst zijn gemotiveerde beslissing bekend.
§ 9. De beroepskamer bedoeld in artikel X.III.11 roept de getroffene op voor haar te verschijnen.
Indien de getroffene zich zonder geldige reden en na twee opeenvolgende oproepingsbrieven waarvan de tweede aangetekend wordt verstuurd, niet aanmeldt bij de gerechtelijk geneeskundige dienst, beslist de beroepskamer van de gerechtelijk geneeskundige dienst op grond van de elementen in het dossier.
De gerechtelijk geneeskundige dienst beoordeelt de deugdelijkheid van de motieven waarom de getroffene niet verschenen is, voor zover hij een schriftelijke rechtvaardiging geeft.
§ 10. Na het onderzoek maakt de beroepskamer van de gerechtelijk geneeskundige dienst aan de in artikel X.III.7 bedoelde dienst en aan de getroffene bij een aangetekende brief haar gemotiveerde beslissing bekend.
§ 11. De in artikel X.III.7 bedoelde dienst legt aan de overheid een besluit voor dat de in § 8, tweede lid, of in § 10 bedoelde beslissing van de gerechtelijk geneeskundige dienst omvat.
De in artikel X.III.7 bedoelde dienst stelt de getroffene bij een aangetekende brief in kennis van dit besluit.
§ 12. De verergeringsbijslag is ten laste van de Openbare Schatkist en wordt betaald door de Federale Pensioendienst voor wat betreft de personeelsleden van de federale politie en is ten laste van de overheid en wordt betaald door die overheid voor wat betreft de personeelsleden van de lokale politie.".
Art.2. In Deel X, Titel III, Hoofdstuk III, RPPol, wordt een afdeling 6 ingevoegd die het artikel X.III.30ter omvat, luidende :
"AFDELING 6. - OVERLIJDENSBIJSLAG
Art. X.III.30ter. § 1. Aan de in de artikelen 8 tot 10 van de wet van 3 juli 1967 bedoelde rechthebbenden wordt een jaarlijkse overlijdensbijslag toegekend indien het bewijs wordt geleverd dat de getroffene, na afloop van de in artikel X.III.20, 1°, bedoelde herzieningstermijn, overleden is ten gevolge van een arbeidsongeval.
§ 2. De toekenningsvoorwaarden voor de in § 1 bedoelde bijslag zijn deze die in de artikelen 19, 20 en 20bis, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 beschreven zijn.
§ 3. Het bedrag van de bijslag is bepaald in artikel 5ter, § 3, van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk.
Die bedragen blijven ongewijzigd als de rente, in toepassing van artikel 9, § 5, van de wet van 3 juli 1967, wordt verlaagd.
§ 4. De rechthebbenden van de getroffene dienen bij een aangetekende brief een aanvraag, vergezeld van al de bewijsstukken waaronder ten minste een omstandig geneeskundig verslag, in bij de in artikel X.III.7 bedoelde dienst. Die dienst bezorgt de aanvraag binnen de zeven dagen aan de gerechtelijk geneeskundige dienst.
§ 5. Uiterlijk drie maanden na het indienen van de aanvraag beslist de gerechtelijk geneeskundige dienst op grond van de elementen in het dossier. Hij maakt aan de rechthebbenden van de getroffene bij een aangetekende brief onverwijld zijn gemotiveerde beslissing bekend.
§ 6. De rechthebbenden van de getroffene kunnen beroep aantekenen tegen de beslissing bedoeld in § 5, bij een aangetekende brief gericht aan de gerechtelijk geneeskundige dienst binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de kennisgeving.
Indien de rechthebbenden van de getroffene geen beroep aantekenen binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, maakt de gerechtelijk geneeskundige dienst aan de in artikel X.III.7 bedoelde dienst zijn gemotiveerde beslissing bekend.
§ 7. Na een nieuw onderzoek van de elementen in het dossier, maakt de beroepskamer van de gerechtelijk geneeskundige dienst aan de in artikel X.III.7 bedoelde dienst en aan de rechthebbenden van de getroffene bij een aangetekende brief haar gemotiveerde beslissing bekend.
§ 8. De in artikel X.III.7 bedoelde dienst legt aan de overheid een besluit voor dat de in § 6, tweede lid, of in § 7 bedoelde beslissing van de gerechtelijk geneeskundige dienst omvat.
De in artikel X.III.7 bedoelde dienst stelt de rechthebbenden van de getroffene bij een aangetekende brief in kennis van dit besluit.
§ 9. De bijslag is opeisbaar de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving van het besluit. Hij wordt tegelijk met de rente betaald.
§ 10. De overlijdensbijslag is ten laste van de Openbare Schatkist en wordt betaald door de Federale Pensioendienst voor wat betreft de personeelsleden van de federale politie en is ten laste van de overheid en wordt betaald door die overheid voor wat betreft de personeelsleden van de lokale politie.".
Art.3. Artikel X.III.34 RPPol wordt vervangen als volgt :
"Art. X.III.34. Voor de toepassing van artikel 13 van de wet van 3 juli 1967 worden de rente en de bedragen van de verergeringsbijslag en van de overlijdensbijslag gekoppeld aan de spilindex 138,01 en schommelen zij overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.".
Art.4. Artikel X.III.35 RPPol wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Indien de blijvende invaliditeit pas na verergering 16% bereikt, wordt de rente, in afwijking van het tweede lid, in het kalenderjaar waarin de verergeringsbijslag wordt toegekend in éénmaal uitbetaald in de loop van het vierde trimester. Vanaf het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de verergeringsbijslag wordt toegekend, wordt de rente de eerste dag van iedere kalendermaand met één twaalfde vooruitbetaald.".
Art.5. In artikel XI.V.4 RPPol worden de woorden "in artikel 5 van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van een lid van het personeel der ministeries" vervangen door de woorden "in artikel 95 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt".
Art.6. Voor elke verergering na de herzieningstermijn en vóór de inwerkingtreding van dit besluit, is de verergeringsbijslag ten vroegste vanaf 1 januari 2006 verschuldigd.
Voor de toepassing van het eerste lid, wordt de verergeringsdatum door alle rechtsmiddelen bewezen.
De overlijdensbijslag is verschuldigd voor elk overlijden dat gebeurd is na 31 december 2005.
Art. 7. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.