Details





Titel:

4 FEBRUARI 2020. - Koninklijk besluit tot instelling van veiligheidszones in de zeegebieden onder Belgische rechtsbevoegdheid(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-02-2020 en tekstbijwerking tot 18-10-2023)



Inhoudstafel:


Art. 1-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2012011172 



Uitvoeringsbesluit(en):

2020043203  2021042341  2023045118  2024006379  2024009382 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° "domeinconcessie": domeinconcessie zoals bedoeld in de artikelen 6, 6/1, 6/3 en 13/1 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;
  2° "domeinconcessiehouder": titularis van een domeinconcessie;
  3° "energiepark": een inrichting gevormd door een geheel van installaties voor de productie, de transmissie of opslag van energie uit hernieuwbare bronnen binnen een domeinconcessie;
  4° "energiezone": een zone voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen zoals bepaald in artikel 8 van het KB MRP;
  5° "energieconstructie": elk kunstmatig eiland, installatie of inrichting voor de productie, transmissie of opslag uit hernieuwbare energie, toegelaten overeenkomstig een domeinconcessie;
  6° "KB MRP": koninklijk besluit van 22 mei 2019 tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode 2020 tot 2026 in de Belgische zeegebieden;
  7° "Werkgroep maatregelen": de werkgroep bedoeld in de doelstelling "veiligheid op zee verhogen door tijdelijke maatregelen" in punt 4 van bijlage 3 van het KB MRP.

Art.2. Dit besluit is van toepassing in de Belgische territoriale zee en de Belgische Exclusieve Economische Zone.
  Dit besluit is niet van toepassing op kabels en pijpleidingen.

Art.3. § 1. Een veiligheidszone van 500 meter vanaf de buitengrenzen wordt ingesteld rondom elke energieconstructie, van zodra met de bouw wordt begonnen tot de energieconstructie volledig is afgebroken.
  § 2. Zodra alle energieconstructies in een energiepark zijn gebouwd, wordt een veiligheidszone van 500 meter ingesteld rond het energiepark vanaf de buitengrenzen.
  Zodra alle energieparken in een energiezone zijn gebouwd, wordt een veiligheidszone van 500 meter rond de energiezone ingesteld vanaf de buitengrenzen.

Art.4. Een veiligheidszone van 75 meter vanaf de buitengrenzen wordt ingesteld rond elke mast, meetpaal of radar, van zodra met de bouw wordt begonnen tot de mast, meetpaal of radar volledig is afgebroken.
  De minister bevoegd voor maritieme mobiliteit kan de veiligheidsafstand bepaald in de eerste lid vergroten als dit noodzakelijk is, na advies van de werkgroep maatregelen. Deze afstand kan niet meer zijn dan 500 meter gemeten vanaf de buitengrenzen van de mast, meetpaal of radar.

Art.5. Er wordt een veiligheidszone ingesteld rond de kunstmatige eilanden, installaties of inrichtingen ingericht op basis van artikelen 19, § 2, en 23 van het KB MRP, gemeten vanaf elk punt van de buitengrens ervan, van zodra met de bouw wordt begonnen tot het kunstmatig eiland, installatie of inrichting is afgebroken.
  De grootte van de veiligheidszone zal bepaald worden door de minister bevoegd voor de maritieme mobiliteit na advies van de werkgroep maatregelen. Deze zone mag niet groter zijn dan 500 meter, gemeten van elk punt van de buitengrens ervan.

Art.6. Tijdens de bouw- en afbraakfase bedoeld in de artikelen 3 tot en met 5 kan een bijzondere veiligheidszone worden ingesteld door de minister bevoegd voor maritieme mobiliteit na advies van de werkgroep maatregelen.

Art.7. De veiligheidszones bedoeld in de artikelen 3 tot en met 6 worden bekendgemaakt via berichten aan zeevarenden en op de website DG Scheepvaart en blijven van kracht zolang deze vermeld staat als van toepassing zijnde.

Art.8. De buitengrens van een windmolen wordt bepaald door de coördinaten van het midden van de draagconstructie vermeerderd met de helft van de diameter van de rotor.
  De buitengrens van andere installaties, meetpalen, radars en masten wordt gemeten vanaf de extremiteiten van de volledige constructie.
  De buitengrens van een energiepark wordt bepaald door de coördinaten die zijn opgenomen in het besluit tot toekenning van de domeinconcessie.
  De buitengrens van de energiezone wordt bepaald door de coördinaten die zijn opgenomen in artikel 8 van het KB MRP.

Art.9.De toegang tot de in artikelen 3 tot en met 6 bedoelde veiligheidszone is verboden.
  Dit verbod geldt niet:
  1° voor oorlogsschepen, schepen in gebruik als marine hulpschepen [1 ...]1 of luchtvaartuigen in eigendom, beheer of opdracht van een Staat, Gewest of Gemeenschap en die op dat ogenblik uitsluitend worden ingezet voor niet-commerciële overheidsdienst;
  2° voor de middelen van de concessiehouders en van vergunningshouders van kabellegvergunningen binnen hun eigen windmolenparkzone of voor middelen ingezet in opdracht van de concessiehouder of van vergunninghouders.
  3° voor de middelen voor het wetenschappelijk onderzoek, mits voorafgaand overleg met de domeinconcessiehouder en onverminderd de betrokken vergunningsvoorschriften;
  4° voor de middelen die ingezet worden voor het onderhoud van kabels en pijpleidingen;
  5° voor de middelen die ingezet worden op basis van de artikelen 14 en 19, § 2 van het KB MRP;
  6° voor de middelen die ingezet worden door de titularis van een gebruiksvergunning op basis van artikel 23 van het KB MRP binnen hun eigen zone;
  [1 7° andere schepen dan deze bedoeld in de bepaling onder 1° en die op dat ogenblik uitsluitend worden ingezet voor een niet-commerciële overheidsdienst en de uitoefening van deze overheidsdienst plaatsvindt binnen de veiligheidszone.]1
  Het verbod geldt evenmin:
  1° voor schepen in nood;
  2° voor het redden van mensenlevens en eigendommen of pogingen daartoe;
  3° in geval van overmacht.
  ----------
  (1)<KB 2023-05-21/12, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 28-10-2023>

Art.10. Het koninklijk besluit van 11 april 2012 tot instelling van een veiligheidszone rond de kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen voor de opwekking, de opslag en het transport van energie uit het water, de stromen en de winden in de zeegebieden onder Belgische rechtsbevoegdheid wordt opgeheven.

Art.11. Dit besluit treedt in werking op 20 maart 2020.

Art. 12. De minister bevoegd voor Energie en de minister bevoegd voor Maritieme Mobiliteit zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.