17 MAART 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 4, 15, 24, 31, 41 en 56 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde, met het oog op de automatisering van de uitvoerbare titel inzake de belasting over de toegevoegde waarde
Art. 1-25
1969122905 1970060304 1987003130 1992003833 2002003195 2009003462
Artikel 1. In artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2015, wordt het woord "interesten" telkens vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten".
Art.2. In artikel 81, § 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 1993 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in het eerste lid, wordt het woord "interesten" vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten";
b) in het tweede lid, worden de woorden "aanleiding heeft gegeven tot een dwangbevel bedoeld" vervangen door de woorden "wanneer ze werd opgenomen in een innings- en invorderingsregister bedoeld";
c) in het vierde lid, worden de woorden "aanleiding heeft gegeven tot een dwangbevel bedoeld" vervangen door de woorden "wanneer ze werd opgenomen in een innings- en invorderingsregister bedoeld".
Art.3. In artikel 82, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 1993, wordt het woord "interesten" vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten".
Art.4. In artikel 83 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 1993 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid, wordt het woord "interesten" vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten";
2° in het derde lid worden de woorden "aanleiding heeft gegeven tot een dwangbevel bedoeld" vervangen door de woorden "wanneer ze werd opgenomen in een innings- en invorderingsregister bedoeld";
3° in het vijfde lid worden de woorden "aanleiding heeft gegeven tot een dwangbevel bedoeld" vervangen door de woorden "wanneer ze werd opgenomen in een innings- en invorderingsregister bedoeld".
Art.5. In artikel 12, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 2009, worden de woorden "van minder dan 7 euro" vervangen door de woorden "van een bedrag dat niet hoger is dan 12,50 euro".
Art.6. In artikel 13, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 2013, wordt het woord "interesten" vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten".
Art.7. In artikel 14 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 juni 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 2013, wordt het woord "interesten" telkens vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten".
Art.8. In artikel 13, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 15 van 3 juni 1970 tot regeling van de schattingsprocedure waarin artikel 59, § 2, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde voorziet, worden de woorden "bij dwangbevel" vervangen door de woorden "op basis van een innings- en invorderingsregister".
Art.9. In artikel 18, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 2010, worden de woorden "bij dwangbevel" vervangen door de woorden "op basis van een innings- en invorderingsregister".
Art.10. In artikel 1, 3°, van het koninklijk besluit nr. 24 van 29 december 1992 met betrekking tot de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 2013, wordt het woord "interest" vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten".
Art.11. In artikel 5 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 januari 2015, wordt het woord "interesten" telkens vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten".
Art.12. In artikel 6, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 2013, wordt het woord "interesten" vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten".
Art.13. In artikel 9 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 2013, wordt het woord "interesten" vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten".
Art.14. In artikel 10, 3°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 2013, wordt het woord "interest" vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten".
Art.15. In artikel 19, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 2013, wordt het woord "interesten" vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten".
Art.16. In artikel 3, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 31 van 2 april 2002 met betrekking tot de toepassingsmodaliteiten van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de handelingen verricht door niet in België gevestigde belastingplichtigen, wordt het woord "interesten" vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten".
Art.17. Artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 41 van 30 januari 1987 tot vaststelling van het bedrag van de proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 maart 1994, vernietigd bij het arrest van de Raad van State nr. 57.134 van 20 december 1995, wordt opgeheven.
Art.18. In afdeling 1, I, van tabel A van de bijlage bij hetzelfde besluit, worden de woorden "moratoire interest" telkens vervangen door het woord "nalatigheidsinterest".
Art.19. In afdeling 1, I, van tabel G van de bijlage bij hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 2012, worden de woorden "moratoire interest" telkens vervangen door het woord "nalatigheidsinterest".
Art.20. In afdeling 2, VIII, van tabel G van de bijlage bij hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de woorden "moratoire interest" telkens vervangen door het woord "nalatigheidsinterest".
Art.21. In artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 56 van 9 december 2009 met betrekking tot de teruggaaf inzake belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van teruggaaf, laatstelijk gewijzigd door het koninklijk besluit van 24 januari 2015, wordt het woord "interesten" telkens vervangen door het woord "nalatigheidsinteresten".
Art.22. In artikel 22 van hetzelfde besluit worden de woorden "een interest" vervangen door het woord "moratoriuminteresten".
Art.23. Dit besluit is niet van toepassing op het dwangbevel dat werd kennisgegeven of betekend vóór de datum van zijn inwerkingtreding.
Art.24. Dit besluit treedt in werking op dezelfde datum als de wet van 26 november 2018 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de automatisering van de uitvoerbare titel inzake de belasting over de toegevoegde waarde betreft.
Art. 25. De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.