Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

15 MAART 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 met het oog op technische aanpassingen



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2014036539  2018015583 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 5.4.7 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de woorden "geen akte neemt van de archeologienota of er voorwaarden aan koppelt" vervangen door de zinsnede "akte neemt van de archeologienota, er geen akte van neemt of er voorwaarden aan koppelt".

Art.2. In artikel 5.4.10 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de woorden "geen akte neemt van de nota of er voorwaarden aan koppelt" vervangen door de zinsnede "akte neemt van de nota, er geen akte van neemt of er voorwaarden aan koppelt".

Art.3. In artikel 5.6.1, eerste lid van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 worden punt 2 en 3 vervangen door wat volgt :
  "2° het akte nemen van de archeologienota, het niet akte nemen daarvan of het koppelen van voorwaarden daaraan;
  3° het akte nemen van de nota, het niet akte nemen daarvan of het koppelen van voorwaarden daaraan;".

Art.4. In artikel 8.3.11 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden het derde en vierde lid vervangen door wat volgt :
  "De Vlaamse Regering kan bij de Commissie en bij de adviesinstantie, vermeld in artikel 16undecies, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, over het beroep advies inwinnen. De Commissie en de adviesinstantie beschikken over een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de adviesvraag, om over het beroep een advies uit te brengen. Als het advies niet tijdig wordt verleend, wordt aan de adviesvraag voorbijgegaan.
  De Vlaamse Regering neemt een beslissing over het beroep binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het beroepschrift. De beslissing wordt schriftelijk aan de indiener van het beroep bezorgd.".

Art.5. In artikel 11.2.30 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de woorden "per beveiligde zending" vervangen door het woord "schriftelijk".

Art.6. Aan hoofdstuk 11 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt een afdeling 10, die bestaat uit artikel 11.10.1 tot en met 11.10.10, toegevoegd, die luidt als volgt :
  "Afdeling 10. Premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem
  Onderafdeling 1. Archeologisch vooronderzoek waarvoor geen premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem wordt toegekend
  Art. 11.10.1. Er wordt geen premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem toegekend voor :
  1° archeologische vooronderzoeken met ingreep in de bodem bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en waarbij een overeenkomst werd gesloten tot eigendomsovergang van een te bouwen, of in aanbouw zijnd huis of appartement, mits het huis of het appartement tot huisvesting of tot beroepsdoeleinden en huisvesting is bestemd en de koper of de opdrachtgever volgens de overeenkomst verplicht is vóór de voltooiing van het gebouw een of meer stortingen te doen;
  2° archeologische vooronderzoeken met ingreep in de bodem bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het voormelde decreet, van opdrachtgevers of verkrijgers wier werkzaamheid erin bestaat gebouwen op te richten, te laten oprichten of te verwerven, al dan niet om ze onder bezwarende titel te vervreemden;
  3° archeologische vooronderzoeken met ingreep in de bodem bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het voormelde decreet, waarbij de opdrachtgevers op regelmatige basis optreden als opdrachtgevers van een bouwproject;
  4° archeologische vooronderzoeken met ingreep in de bodem bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het voormelde decreet, van opdrachtgevers die beschouwd kunnen worden als onderdeel van een groep of een sector die op regelmatige basis optreedt als opdrachtgever van projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het voormelde decreet;
  5° archeologische vooronderzoeken met ingreep in de bodem waarvoor al een erfgoedpremie of onderzoekspremie is toegekend.
  In het eerste lid, 3° en 4°, wordt verstaan onder op regelmatige basis optreden als opdrachtgever van een project dat valt onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 : de opdrachtgevers die in de drie jaar die voorafgaan aan de aanvraag van een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem, minstens één handeling aangevat hebben die valt onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 en 5.4.2 van het voormelde decreet.
  Onderafdeling 2. Archeologisch vooronderzoek waarvoor een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem kan worden aangevraagd
  Art. 11.10.2. Binnen de perken van de daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem worden toegekend.
  Art. 11.10.3. Een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem kan worden toegekend voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, van natuurlijke personen en van kleinschalige ondernemingen of kleinschalige verenigingen.
  Om in aanmerking te komen voor een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem :
  1° moet het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem uitgevoerd zijn overeenkomstig het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit, de omschrijving in de toelating of de archeologienota waarvan akte is genomen;
  2° mogen de premienemer en de natuurlijke persoon, kleinschalige onderneming of kleinschalige vereniging, vermeld in het eerste lid, de laatste tien jaar bij definitieve gerechtelijke of bestuurlijke beslissing niet schuldig bevonden zijn aan deelname aan een inbreuk of een misdrijf als vermeld in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit of erfgoedwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie.
  Onderafdeling 3. Bedrag van de premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem
  Art. 11.10.4. De premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem wordt berekend door de variabelen die overeenstemmen met het uitgevoerde vooronderzoek met ingreep in de bodem, toe te passen op de forfaitaire basiskosten, en dat bedrag te vermenigvuldigen met 80%.
  De minister stelt de forfaitaire basiskosten en de variabelen vast. Voor de berekening van de premie voor archeologisch onderzoek met ingreep in de bodem zijn de forfaitaire basiskosten en de variabelen van toepassing die golden op het moment van de aanvang van het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem.
  Art. 11.10.5. Het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem mag ook gefinancierd worden met andere overheidsbijdragen. De gezamenlijke overheidsbijdragen, met inbegrip van eventuele Europese middelen, kunnen evenwel niet meer bedragen dan de toepassing van de variabelen die overeenstemmen met het uitgevoerde vooronderzoek met ingreep in de bodem op de forfaitaire basiskosten, zoals vastgesteld door de minister.
  Onderafdeling 4. Aantal premies voor archeologisch onderzoek met ingreep in de bodem per verplicht uit te voeren onderzoek
  Art. 11.10.6. In het kader van een verplicht uit te voeren archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem kan hoogstens één premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem toegekend worden.
  In het eerste lid wordt verstaan onder verplicht uit te voeren archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem : alle methodes van archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem die de erkende archeoloog overeenkomstig de code van goede praktijk moet uitvoeren om de archeologienota en, in voorkomend geval, de nota op te maken.
  Onderafdeling 5. Aanvragen van een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem
  Art. 11.10.7. Een premienemer dient de aanvraag van een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem in bij het agentschap.
  Het aanvraagdossier bevat een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier dat ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap.
  De minister kan de nadere regels voor de inhoud van het aanvraagdossier bepalen.
  Art. 11.10.8. De premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem kan aangevraagd worden vanaf de aktename van de archeologienota tot 120 dagen erna.
  Als de archeologienota uitgesteld archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem als maatregel bevat omdat toepassing is gemaakt van de procedure, vermeld in artikel 5.4.12 tot en met 5.4.19 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, kan de premie pas aangevraagd worden vanaf de aktename van de nota die volgt op de uitvoering van dat uitgestelde vooronderzoek met ingreep in de bodem, tot 120 dagen erna.
  Onderafdeling 6. Vastlegging en uitbetaling van de premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem
  Art. 11.10.9. Het agentschap gaat na of de aanvraag voldoet aan artikel 11.10.7. Als de aanvraag onvolledig is, kan het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag is ingediend, de aanvrager schriftelijk vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarbinnen dat moet gebeuren.
  Het agentschap beslist over de aanvraag binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de volledige aanvraag is ontvangen. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.
  In geval van akkoord wordt de premie voor archeologisch vooronderzoek vastgelegd, waarna een afschrift van dit besluit schriftelijk aan de aanvrager wordt bezorgd en het agentschap overgaat tot de uitbetaling van de premie.
  Art. 11.10.10. De vastlegging of de uitbetaling van een aangevraagde premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem zal worden opgeschort als de premienemer tijdens het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem of na afloop ervan beschuldigd wordt van deelname aan een inbreuk of een misdrijf als vermeld in artikel 11.2.2 en 11.2.4, § 1, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.
  Het recht op een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem vervalt definitief als de premienemer bij definitieve gerechtelijke of bestuurlijke beslissing schuldig bevonden wordt aan een deelname aan de inbreuk of het misdrijf, vermeld in het eerste lid. Ten onrechte uitgekeerde bedragen zullen in dat geval ook teruggevorderd worden.".

Art.7. Artikel 143 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 houdende de wijziging van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, het Varenderfgoedbesluit van 27 november 2015 en besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is naar aanleiding van de ex-post evaluatie wordt opgeheven.

Art.8. In artikel 159, 2°, en artikel 161 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "artikel 143," opgeheven.

Art.9. Artikel 1 tot en met 6 treden in werking op 1 april 2019.
  Artikel 7 en 8 treden in werking op 31 maart 2019.

Art. 10. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onroerend erfgoed, is belast met de uitvoering van dit besluit.