Details





Titel:

26 NOVEMBER 2018. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-03-2019 en tekstbijwerking tot 07-03-2025)



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  2° besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders;
  3° besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018: het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;
  4° budgethouder: een persoon met een handicap die gebruikmaakt van een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Art.2.Voor de opmaak van het verslag, vermeld in artikel 21, eerste lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018, wordt een bezettingsdag voor een gebruiker aangetoond op grond van een van volgende bewijsstukken:
  1° een overeenkomst met de budgethouder, vermeld in artikel 13, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016;
  2° een overeenkomst met de budgethouder, vermeld in artikel 7, 1°, 3° of 4° van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, die overeenkomstig artikel 17, § 1, eerste lid van dat besluit werd meegedeeld aan het agentschap;
  3° de registratie van de ondersteuning, vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap.
  Indien de overeenkomst, vermeld in het eerste lid 1° en 2°, zowel de ondersteuningsfuncties dagondersteuning als woonondersteuning bevat, wordt voor de berekening van de bezetting voor het woonforfait het aantal nachten + 1 genomen, beperkt tot maximaal zeven dagen per week.
  [1 Voor de opmaak van het verslag, vermeld in artikel 21, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018, wordt de bezetting van de collectieve en ondersteunende zorglokalen bepaald als volgt:
   1° het gebruik van het aantal capaciteitseenheden collectieve en ondersteunende zorglokalen uit de projectomschrijving dat niet meer bedraagt dan de effectief bezette eenheden woonzorgondersteuning van het project, wordt verdeeld in zorggroepen volgens de proportionele verdeling over zorggroepen van de effectief bezette eenheden van de woonondersteuning van het project;
   2° het gebruik van het aantal capaciteitseenheden collectieve en ondersteunende zorglokalen uit de projectomschrijving dat meer bedraagt dan de effectief bezette eenheden van de woonondersteuning van het project, behoort tot zorggroep 2, als vermeld in bijlage 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018. Dat aantal wordt beperkt tot het aantal effectief bezette eenheden woonondersteuning van de voorziening na aftrek van de effectief bezette wooneenheden van het project en na aftrek van de eenheden woonondersteuning die een onvoldoende zorgzwaarte hebben om in aanmerking te komen voor het infrastructuurforfait.]1

  ----------
  (1)<MB 2022-12-14/18, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 17-03-2025>

Art.3.Een gebruiker wordt beschouwd als rolstoelafhankelijk in huis in de zin van bijlage 2, 2°, bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018, als voldaan is aan een van de volgende voorwaarden:
  1° hij beschikt over een akkoord voor een mobiliteitshulpmiddel door de adviserend geneesheer, conform het model, vermeld in bijlage 20 bij de Verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en het motiveringsrapport conform het model, vermeld in bijlage 19ter van dezelfde verordening, vermeldt dat de rolstoel bestemd is voor binnenshuis gebruik;
  2° het agentschap heeft hem, met toepassing van artikel 1 of 16 van bijlage II bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 tot vaststelling van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tussenkomsten in de individuele materiële bijstand voor de sociale integratie van personen met een handicap, een tegemoetkoming verleend in de aankoop, de kosten voor de bijgeleverde aanpassingen of het onderhoud, de herstelling en de aanpassing van een rolstoel voor binnenshuis gebruik;
  3° het agentschap heeft hem een tegemoetkoming verleend voor Interventieniveau 4 Vervanging Onderste Ledematen, vermeld in deel 4 van bijlage I bij hetzelfde besluit.
  [1 [2 4° het agentschap heeft vastgesteld dat de persoon met een handicap behoort tot de doelgroep ernstig of volledig functieverlies in één of beide onderste ledematen, vermeld in de hulpmiddelenfiches die opgenomen zijn in bijlage IV bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 tot vaststelling van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tussenkomsten in de individuele materiële bijstand voor de sociale integratie van personen met een handicap;
   5° hij beschikt over een tegemoetkoming voor een manuele rolstoel, een elektronische rolstoel (voor gebruik binnenshuis of binnen- en buitenshuis) of een elektronische binnenscooter, elektronische binnen/buitenscooter of elektronische buitenscooter, verleend conform de bepalingen van boek 2, deel 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming. De tegemoetkoming moet verleend zijn voor de aankoop van het mobiliteitshulpmiddel of binnen het systeem van huur voor gebruikers met een snel degeneratieve aandoening.]2]1
  ----------
  (1)<MB 2024-01-22/06, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<MB 2022-12-14/18, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 17-03-2025>

Art.4. Een gebruiker wordt geacht ernstige gedragsstoornissen te vertonen in de zin van bijlage 2, 3° van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018, als hij een score van 1 tot 4 haalt op de storend gedragsschaal van het zorgzwaarte-instrument, vermeld in artikel 1, 24° van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget.

Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 19 oktober 2018.