11 JANUARI 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering inzake de herziening of de opheffing van stedenbouwkundige voorschriften van algemene en bijzondere plannen van aanleg en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, met toepassing van artikel 7.4.4/1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-02-2019 en tekstbijwerking tot 10-09-2024)
Art. 1, 1/1, 2-3, 3/1, 4-6
Artikel. 1. [1 In dit besluit wordt verstaan onder digitaal platform: het digitale platform, vermeld in artikel 1, 3А, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende het geяntegreerde planningsproces voor ruimtelijke uitvoeringsplannen, planmilieueffectrapportage, ruimtelijke veiligheidsrapportage en andere effectbeoordelingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/40, art. 60, 006; Inwerkingtreding : 20-09-2024>
Art. 1/1. De gemeente laadt de voorgenomen herziening of opheffing, vermeld in artikel 7.4.4/1, § 1 en 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, alsook het voorafgaand advies van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar of de gemeentelijke omgevingsambtenaar en de documenten waaruit blijkt dat voldaan is aan de verplichtingen inzake milieueffectrapportage, op in het digitale platform uiterlijk op de dag van de eerste adviesvraag conform artikel 7.4.4/1, § 4, eerste lid, van voormelde codex.
De gemeente laadt het besluit van de gemeenteraad tot herziening of opheffing, vermeld in artikel 7.4.4/1, § 10, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening op in het digitale platform na de beslissing van de gemeenteraad en voor de herziening of opheffing van kracht wordt.
[1 ...]1.
----------
(1)<BVR 2024-07-19/40, art. 61, 006; Inwerkingtreding : 20-09-2024>
Art.2.§ 1. De instanties waaraan de gemeente conform artikel 7.4.4/1, § 4, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening advies vraagt over de voorgenomen herziening of opheffing zijn de volgende:
1° de deputatie;
2° het departement Omgeving;
3° de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening;
4° het Agentschap Onroerend Erfgoed als de gronden of de constructies waarop de herziening of opheffing betrekking heeft:
a) geheel of gedeeltelijk beschermd zijn als monument;
b) geheel of gedeeltelijk beschermd zijn als cultuurhistorisch landschap, dorps- of stadsgezicht;
c) geheel of gedeeltelijk deel uitmaken van een afgebakend erfgoedlandschap of geheel of gedeeltelijk opgenomen zijn in de vastgestelde landschapsatlas;
d) geheel of gedeeltelijk beschermd zijn als archeologische site;
e) geheel of gedeeltelijk bestemd zijn als woongebied met cultuurhistorische waarde of gemengd open ruimtegebied met cultuurhistorische waarde;
5° het Agentschap Innoveren en Ondernemen als de gronden waarop de herziening of opheffing betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk bestemd zijn als industriegebied, bedrijventerrein of een daarmee vergelijkbaar gebied;
6° het Agentschap Wegen en Verkeer als de gronden waarop de herziening of opheffing betrekking heeft, grenzen aan een gewestweg;
7° het Directoraat-Generaal Luchtvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de herziening of opheffing heeft tot gevolg dat een grotere bouwhoogte dan voorheen kan worden vergund;
b) de vergunbare bouwhoogte overschrijdt een van de volgende hoogtes:
1) zestig meter boven het maaiveld;
2) een hoogte die per gemeente of per duidelijk omschreven gebied ten opzichte van het maaiveld is bepaald met toepassing van artikel 35, § 16, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;
8° [2 het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap]2;
9° het Agentschap [3 Wonen in Vlaanderen]3 als de gronden waarop de herziening of opheffing betrekking heeft:
a) geheel of gedeeltelijk zijn bestemd als woonuitbreidingsgebied, woonreservegebied, of een daarmee vergelijkbaar gebied;
b) bestemd zijn als woongebied of een daarmee vergelijkbaar gebied en een oppervlakte hebben van ten minste één hectare;
10° de Vlaamse Waterweg nv, het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust of het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, telkens binnen hun werkgebied, als:
a) er bevaarbare waterlopen of waterwegen liggen op de gronden waarop de herziening of opheffing betrekking heeft, of binnen een afstand van 50 meter van deze gronden;
b) de gronden of constructies waarop de herziening of opheffing betrekking heeft, in overstromingsgebieden liggen die met de waterlopen of waterwegen verbonden zijn en die op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven zijn;
c) de gronden waarop de herziening of opheffing betrekking heeft, een deel van het strand of de duinen en beschermde duingebieden en voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden die noodzakelijk zijn voor de kustverdediging, omvatten of eraan grenzen;
d) de gronden waarop de herziening of opheffing betrekking heeft, zeewaarts van de veiligheidslijn liggen of een landwaartse zone palend aan deze veiligheidslijn betreffen. Onder veiligheidslijn en landwaartse zone worden verstaan de veiligheidslijn en de landwaartse zone, vermeld in punt 1.9, 4°, van bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende het geïntegreerde planningsproces, voor ruimtelijke uitvoeringsplannen, planmilieueffectrapportage, ruimtelijke veiligheidsrapportage en andere effectbeoordelingen;
e) de gronden waarop de herziening of opheffing betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk afstromen naar een bevaarbare waterloop, naar een waterweg of naar het strand en beschermde duingebieden en voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden, of als ze geheel of gedeeltelijk [4 binnen een zone liggen waarvoor de Vlaamse Waterweg nv, het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust of het Departement Mobiliteit en Openbare Werken als adviesinstantie is aangewezen op de advieskaart watertoets]4 in bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in [1 artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018]1;
f) de gronden waarop de herziening of opheffing betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk waterwegen omvatten of reservatie- of erfdienstbaarheidsgebieden die aan die infrastructuur verbonden zijn;
g) de herziening of opheffing betrekking heeft op de realisatie of wijziging van een jachthaven;
11° de Vlaamse Milieumaatschappij als:
a) er onbevaarbare waterlopen van eerste categorie liggen op de gronden waarop de herziening of opheffing betrekking heeft;
b) de gronden of constructies waarop de herziening of opheffing betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk in overstromingsgebieden liggen die met die waterlopen verbonden zijn en die op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven zijn;
c) de opheffing of herziening betrekking heeft op nieuwe infrastructuren die gevolgen hebben op de behandeling, de collectering en de zuivering van afvalwater;
d) de gronden waarop de opheffing of herziening betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk [4 binnen een zone liggen waarvoor de Vlaamse Milieumaatschappij op de advieskaart watertoets is aangewezen]4;
e) de gronden waarop de opheffing of herziening betrekking heeft, zich bevinden in een zone waar een overschrijding van 90% van de luchtkwaliteitsdoelstellingen voor fijnstof of NO2 plaatsvindt;
f) de gronden waarop de opheffing of herziening betrekking heeft, zich bevinden in een industriële hotspot;
12° de bevoegde provinciale administratie als:
a) er onbevaarbare waterlopen van tweede categorie liggen op de gronden waarop de opheffing of herziening betrekking heeft;
b) de gronden waarop de opheffing of herziening betrekking heeft, in overstromingsgebieden liggen die met die waterlopen verbonden zijn en die op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven zijn;
c) de gronden waarop de opheffing of herziening betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk [4 binnen een zone liggen waarvoor de bevoegde provinciale administratie als adviesinstantie is aangewezen op de advieskaart watertoets]4;
13° het polderbestuur of het bestuur van de watering, als de gronden waarop de opheffing of herziening betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk in het werkingsgebied van het polderbestuur of het bestuur van de watering liggen en als:
a) er onbevaarbare waterlopen van tweede of derde categorie op deze gronden;
b) deze gronden geheel of gedeeltelijk in overstromingsgebieden liggen die met die waterlopen, vermeld in punt a) verbonden zijn en die op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven zijn;
c) deze gronden geheel of gedeeltelijk [4 binnen een zone liggen waarvoor het polderbestuur of het bestuur van de watering als adviesinstantie is aangewezen op de advieskaart watertoets]4.
De gemeente kan naast de instanties, vermeld in het eerste lid, op elk moment andere instanties raadplegen waarvan ze het advies nuttig acht.
[4 De advieskaart watertoets is de advieskaart die is opgenomen in bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstanties en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018.]4
§ 2. Door de documenten, vermeld in artikel 1, eerste lid, op te laden verstuurt het digitale platform, vermeld in artikel 1, derde lid, automatisch een adviesvraag naar de instanties overeenkomstig artikel 7.4.4/1, § 4, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
De bevraagde instanties laden hun advies op in het digitale platform, vermeld in artikel 1, derde lid.
----------
(1)<BVR 2019-04-26/48, art. 148, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BVR 2020-12-11/07, art. 193, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(3)<BVR 2022-11-10/07, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(4)<BVR 2022-11-25/07, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.3. De gemeente onderwerpt de voorgenomen herziening of opheffing aan een openbaar onderzoek dat minstens wordt aangekondigd door:
1° een bericht in het gemeentelijke infoblad of, bij gebreke aan een dergelijk infoblad of aan een tijdige verschijning ervan, een aanplakking of digitale affichage van het bericht op de gebruikelijke aanplakplaatsen;
2° een bericht in het Belgisch Staatsblad;
3° een bericht op de website van de gemeente.
De aankondiging bevat een beknopte toelichting en vermeldt minstens:
1° waar de voorgenomen herziening of opheffing geraadpleegd kan worden;
2° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;
3° hoe, waar en wanneer opmerkingen bezorgd kunnen worden.
Tijdens het openbaar onderzoek ligt de voorgenomen herziening of opheffing ter inzage in het gemeentehuis en kan ze geraadpleegd worden op de website van de gemeente.
Art. 3/1. [1 De gemeente laadt het besluit van de gemeenteraad tot herziening of opheffing van de voorschriften op in het digitale platform.
Door het besluit, vermeld in het eerste lid, op te laden verstuurt het digitale platform automatisch een bericht aan het departement en naar de deputatie, overeenkomstig artikel 7.4.4/1, Ї 7, en Ї 10, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Dit bericht geldt als beveiligde zending als vermeld in artikel 7.4.4/1, Ї 7, en Ї 10, tweede lid, van de voormelde codex.
De Vlaamse Regering en de deputatie laden het schorsings- of vernietigingsbesluit, vermeld in artikel 7.4.4/1, Ї 8, van de voormelde codex op in het digitale platform. Door dit document op te laden verstuurt het digitale platform automatisch een bericht naar de bevoegde overheid. Dit bericht geldt als beveiligde zending als vermeld in artikel 7.4.4/1, Ї 8, van de voormelde codex.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/40, art. 62, 006; Inwerkingtreding : 20-09-2024>
Art.4. In afwijking van artikel 1 en artikel 2, § 2, van dit besluit wat betreft het gebruik van het digitaal platform, vermeld in artikel 1, derde lid, verloopt de advisering over de voorgenomen herziening of opheffing analoog, tot de datum vermeld in het tweede lid.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, bepaalt de datum vanaf wanneer voorgenomen herzieningen of opheffingen via het digitaal platform, vermeld in artikel 1, derde lid, digitaal behandeld worden.
Art.5. Artikel 101 van het decreet van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.