14 MAART 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement
Art. 1-11
Artikel 1. In artikel 1 van koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 12 maart 2011, 25 mei 2011, 7 mei 2015 en 21 november 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de eerste zin worden de woorden "Voor de toepassing van dit besluit ter omzetting van richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en - normen voor passagiersschepen, gewijzigd bij richtlijn 2010/36/EU van de Europese Commissie van 1 juni 2010 en bij richtlijn 2016/844/EU van de Europese Commissie van 27 mei 2016 en bij richtlijn 2003/75/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 2003" vervangen door de woorden "Voor de toepassing van dit besluit ter omzetting van richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen, gewijzigd bij richtlijn 2010/36/EU van de Europese Commissie van 1 juni 2010, bij richtlijn 2016/844/EU van de Europese Commissie van 27 mei 2016 en bij richtlijn 2017/2108 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017";
2° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt:
"1° "internationale verdragen": de actuele versies van de volgende verdragen, met inbegrip van de protocollen en wijzigingen daarvan:
i) het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 (het SOLAS-verdrag van 1974), en
ii) het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966;";
3° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt:
"2° "Intact Stability Code": de "Code inzake de stabiliteit in onbeschadigde toestand voor alle onder de IMO-instrumenten vallende scheepstypen", als vervat in Resolutie A.749(18) van de algemene vergadering van de IMO van 4 november 1993, of de "Internationale Code inzake de stabiliteit in onbeschadigde toestand, 2008", als vervat in IMO-Resolutie MSC.267(85) van 4 december 2008, in hun bijgewerkte versies;";
4° in 8° worden de woorden "hun maximumsnelheid als gedefinieerd in voorschrift 1.4.30 van de High Speed Craft Code van 1994 en voorschrift 1.4.37 van de High Speed Craft code van 2000, is minder dan 20 knopen;" vervangen door de woorden: "hun maximumsnelheid als gedefinieerd in voorschrift 1.4.30 van de High Speed Craft Code van 1994 en voorschrift 1.4.1938 van de High Speed Craft code van 2000, is minder dan 20 knopen;"
5° de bepaling onder 13° wordt vervangen als volgt:
"13° "boeghoogte": de boeghoogte als gedefinieerd in voorschrift 39 van het Internationaal Verdrag inzake de uitwatering van schepen van 1966;";
6° onder 18° wordt de eerste alinea vervangen als volgt:
"zeegebied": een zeegebied of zeeroute als vastgesteld volgens artikel 3;";
7° de bepaling onder 19° wordt vervangen als volgt:
"19° "havengebied": een gebied als omschreven door de lidstaat dat er jurisdictie over heeft, dat niet op grond van artikel 3 als zeegebied is aangewezen en zich uitstrekt tot aan de buitenste permanente havenwerken die een integrerend deel vormen van de haven, of tot aan de grenzen die zijn bepaald door natuurlijke geografische elementen die een estuarium of een soortgelijk beschermd gebied beschutten;";
8° de bepaling onder 20° wordt opgeheven;
9° de bepaling onder 22° wordt vervangen als volgt:
"22° "havenstaat": een lidstaat naar of vanuit welks haven(s) een onder een andere vlag dan die van die lidstaat varend schip of vaartuig binnenlandse reizen onderneemt;";
10° de bepaling onder 23° wordt vervangen als volgt:
"23° "erkende organisatie": een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties erkende organisatie;";
11° de bepaling onder 32° wordt vervangen als volgt:
"32° "personen met verminderde mobiliteit": personen voor wie het gebruik van het openbaar vervoer bijzondere moeilijkheden meebrengt, met inbegrip van ouderen, personen met een handicap, personen met zintuiglijke beperkingen, rolstoelgebruikers, zwangere vrouwen, en personen die kleine kinderen begeleiden;";
12° in artikel 1 van hetzelfde besluit worden de volgende bepalingen toegevoegd:
"33° "zeilschip": een schip dat door zeilen wordt voortgestuwd, zelfs indien het over een mechanische nood- of hulpkrachtbron beschikt;
34° "gelijkwaardig materiaal": aluminiumlegering of elk ander niet-brandbaar materiaal waarvan de kenmerken inzake materiaalstructuur en -integriteit - hetzij uit zichzelf, hetzij dankzij de aanwezige isolatie - aan het einde van de van toepassing zijnde standaardbrandproef gelijkwaardig zijn aan die van staal;
35° "standaardbrandproef": een proef waarbij gedeelten van de betrokken schotten of dekken in een proefoven worden blootgesteld aan temperaturen die ongeveer overeenkomen met de standaard tijdtemperatuurkromme overeenkomstig de testmethode die gespecificeerd is in de International Code for Application of Fire Test Procedures, vervat in de meest recente versie van IMO-resolutie MSC.307(88) van 3 december 2010;
36° "traditioneel schip": elk type historisch passagiersschip dat voor 1965 is ontworpen, alsmede replica's daarvan, die hoofdzakelijk met de originele materialen zijn gebouwd, waaronder schepen die zijn ontworpen ter ondersteuning en promotie van traditionele ambachten en zeemanschap, die samen fungeren als levend cultureel erfgoed en worden geëxploiteerd overeenkomstig de traditionele zeemanstechnieken en -beginselen;
37° "plezierjacht of pleziervaartuig": vaartuig dat niet voor handelsdoeleinden wordt gebruikt, ongeacht de voortstuwingsmiddelen;
38° "tender": een door een schip vervoerde boot die wordt gebruikt voor de overbrenging van meer dan 12 passagiers tussen een schip dat voor anker ligt en de wal, en terug;
39° "offshoredienstschip": een schip dat wordt gebruikt om industrieel personeel te vervoeren en te herbergen dat aan boord geen werk verricht dat essentieel is voor de exploitatie van het schip;
40° "offshoredienstvaartuig": een vaartuig dat wordt gebruikt om industrieel personeel te vervoeren en te herbergen dat aan boord geen werk verricht dat essentieel is voor de exploitatie van het vaartuig;
41° "ingrijpende reparaties, aanpassingen en wijzigingen": een van de volgende ingrepen:
- elke wijziging waardoor de afmetingen van een schip aanzienlijk worden gewijzigd, zoals de verlenging door de toevoeging van een extra middenstuk,
- elke wijziging waardoor de passagierscapaciteit van een schip aanzienlijk wordt gewijzigd, zoals de ombouw van een voertuigdek tot passagiersaccommodatie,
- elke wijziging die de levensduur van een schip aanzienlijk verlengt, zoals het vernieuwen van de passagiersaccommodatie op een volledig dek,
- elke ombouw van een willekeurig type schip tot passagiersschip;
42° "de administratie": het Directoraat-generaal Scheepvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;
43° "de richtlijn": richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van richtlijn 96/98/EG van de Raad.".
Art.2. Artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 mei 2011, wordt vervangen als volgt:
"Art. 2. § 1. Dit besluit is van toepassing op:
1° nieuwe en bestaande passagiersschepen van 24 meter of meer;
2° hogesnelheidspassagiersvaartuigen.
Passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen, die varen onder de vlag van een staat die geen lidstaat is, moeten volledig aan de eisen van dit besluit voldoen voordat zij mogen worden gebruikt voor binnenlandse reizen in België."
§ 2. Dit besluit is niet van toepassing op:
1° passagiersschepen zijnde:
i) oorlogsschepen en troepentransportschepen;
ii) zeilschepen;
iii) schepen zonder mechanische voortstuwingsmiddelen;
iv) uit ander materiaal dan staal of gelijkwaardig materiaal vervaardigde vaartuigen die niet onder de normen voor hogesnelheidsvaartuigen (Resolutie MSC 36 (63) of MSC.97 (73)) of dynamisch ondersteunde vaartuigen (Resolutie A.373 (X)) vallen;
v) houten schepen van primitieve bouw;
vi) traditionele schepen;
vii) plezierjachten;
viii) uitsluitend in havengebieden gebruikte schepen;
ix) offshoreserviceschepen, of
x) tenders;
2° hogesnelheidspassagiersvaartuigen zijnde:
i) vaartuigen voor oorlogsdoeleinden en troepentransport;
ii) pleziervaartuigen;
iii) uitsluitend in havengebieden gebruikte vaartuigen, of
iv) offshoredienstvaartuigen.".
Art.3. Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 mei 2011, wordt vervangen als volgt:
"Art. 3. § 1. Zeegebieden worden in de volgende categorieën onderverdeeld:
"Gebied A": een zeegebied buiten de zeegebieden B, C en D.
"Gebied B": een zeegebied waarvan de geografische coördinaten op geen enkel punt meer dan 20 mijl van de kustlijn verwijderd zijn, gerekend bij een gemiddelde tijhoogte, maar dat buiten de gebieden C en D ligt.
"Gebied C": een zeegebied waarvan de geografische coördinaten op geen enkel punt meer dan 5 mijl van de kustlijn verwijderd zijn, gerekend bij een gemiddelde tijhoogte, maar buiten zeegebied D, indien aanwezig. Voorts bedraagt de kans op een significante golfhoogte van meer dan 2,5 meter minder dan 10 % gedurende een periode van één jaar voor een schip dat het hele jaar door in de vaart is, of gedurende een specifieke periode voor een schip dat slechts een deel van het jaar, bijvoorbeeld in de zomer, in de vaart is.
"Gebied D": een zeegebied waarvan de geografische coördinaten op geen enkel punt meer dan 3 mijl van de kustlijn verwijderd zijn, gerekend bij een gemiddelde tijhoogte. Voorts bedraagt de kans op een significante golfhoogte van meer dan 1,5 meter minder dan 10 % gedurende een periode van één jaar voor een schip dat het hele jaar door in de vaart is, of gedurende een specifieke periode voor een schip dat slechts een deel van het jaar, bijvoorbeeld in de zomer, in de vaart is.
§ 2. De administratie:
1° stelt een lijst op van de zeegebieden onder zijn jurisdictie, en actualiseert deze indien nodig;
2° bepaalt de binnengrens van het zeegebied dat het dichtst bij zijn kustlijn ligt;
3° maakt de lijst bekend op de website van de administratie;
4° stelt de Commissie in kennis van de plaats waar de informatie zich bevindt, en van eventuele wijzigingen van de lijst.
§ 3. Passagiersschepen worden, naargelang van het zeegebied waarin ze mogen varen, ingedeeld in de volgende klassen:
"Klasse A": passagiersschip dat wordt gebruikt voor binnenlandse reizen in de gebieden A, B, C en D.
"Klasse B": passagiersschip dat wordt gebruikt voor binnenlandse reizen in de gebieden B, C en D.
"Klasse C": passagiersschip dat wordt gebruikt voor binnenlandse reizen in de gebieden C en D.
"Klasse D": passagiersschip dat wordt gebruikt voor binnenlandse reizen in gebied D.
§ 4. Voor hogesnelheidspassagiersvaartuigen gelden de categorieën van hoofdstuk 1 (1.4.10) en (1.4.11) van de High Speed Craft Code van 1994, dan wel van hoofdstuk 1 (1.4.12) en (1.4.13) van de High Speed Craft Code van 2000.".
Art.4. In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 2 wordt de tweede alinea vervangen door:
"Het veiligheidscertificaat voor hogesnelheidsvaartuigen en de exploitatievergunning die door een andere lidstaat wordt afgegeven voor hogesnelheidspassagiersvaartuigen, wanneer zij worden gebruikt voor binnenlandse reizen, of het in artikel 13 van de richtlijn bedoelde veiligheidscertificaat voor passagiersschepen dat door een andere lidstaat wordt afgegeven voor passagiersschepen, wanneer zij worden gebruikt voor binnenlandse reizen, worden in België erkend.";
2° § 3 wordt opgeheven;
3° § 4 wordt vervangen als volgt:
" § 4. Uitrusting van zeeschepen die voldoet aan de overeenkomstig aan de richtlijn vastgestelde eisen, wordt geacht te voldoen aan de vereisten van deze richtlijn."
Art.5. In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 februari 2006, wordt als volgt gewijzigd:
1° in § 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
i) de bepaling onder 1° wordt vervangen door:
"1° romp, hoofd- en hulpwerktuigen en elektrische en automatische installaties dienen te worden gebouwd en onderhouden volgens de classificatienormen vervat in de voorschriften van een erkende organisatie, of daaraan gelijkwaardige voorschriften die door een administratie worden toegepast overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties";
ii) de bepaling onder 3° wordt opgeheven;
2° in § 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
i) de bepaling onder punt b wordt opgeheven;
ii) de bepaling onder punt c wordt aangepast als volgt:
"c) niettegenstaande het bepaalde in punt a), worden nieuwe passagiersschepen van klasse D vrijgesteld van de eis inzake de minimumboeghoogte van het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966;";
3° in § 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
i) de bepalingen onder 3° en 4° worden vervangen als volgt:
"3° bestaande passagiersschepen van de klassen C en D dienen te voldoen aan de specifieke relevante eisen van dit besluit en, wat betreft zaken die niet onder deze eisen vallen, aan de regels van de administratie van de vlaggenstaat. Die regels dienen te voorzien in een veiligheidsniveau dat gelijkwaardig is aan dat van bijlage I, hoofdstukken II-1 en II-2, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke plaatselijke bedrijfsomstandigheden in de zeegebieden waarin schepen van deze klassen mogen varen. Alvorens bestaande passagiersschepen van de klassen C en D voor geregelde binnenlandse reizen in een staat van ontvangst kunnen worden gebruikt, dient de aangestelde ambtenaar de instemming van de staat van ontvangst met die regels te verkrijgen;
4° wanneer de aangestelde ambtenaar van mening is dat de door de administratie van de havenstaat op grond van punt c) voorgeschreven regels onredelijk zijn, wordt de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis gesteld.";
ii) de bepalingen onder 5° en 6° worden opgeheven;
4° in § 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
i) in de bepaling onder 1° wordt het derde streepje vervangen door:
"- het vaartuig volledig voldoet aan de eisen van de Code of Safety for Dynamically Supported Craft (DSC-code), als vervat in de meest actuele versie van IMO-Resolutie A.373(10);";
ii) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt:
"3° bij de bouw en het onderhoud van hogesnelheidspassagiersvaartuigen en hun uitrusting dient te worden voldaan aan de voorschriften voor classificatie van hogesnelheidsvaartuigen van een erkende organisatie of aan daarmee gelijkwaardige voorschriften die door een administratie worden toegepast overeenkomstig artikel 11, lid 2, van richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties.";
5° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen § 7 en § 8, luidende:
" § 7. Bij ingrijpende reparaties, verbouwingen en wijzigingen van nieuwe en bestaande schepen en de bijbehorende installaties dient te worden voldaan aan de voor nieuwe schepen geldende eisen, zoals uiteengezet in lid 2, punt a); verbouwingen van een schip die uitsluitend tot doel hebben een hogere overleefbaarheidsnorm te bereiken, worden niet als ingrijpende wijzigingen beschouwd.
§ 8. Schepen die vóór 20 december 2017 uit een gelijkwaardig materiaal zijn vervaardigd, dienen uiterlijk 22 december 2025 aan de eisen van dit besluit te voldoen."
Art.6. Artikel 5bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 mei 2011, wordt als volgt gewijzigd:
1° de bepaling onder 1° wordt vervangen door:
"1. Ro-ro-passagiersschepen van klasse C, waarvan de kielen werden gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk bouwstadium bevond op of na 1 oktober 2004, en alle ro-ro passagiersschepen van de klassen A en B voldoen aan de artikelen 5, 7 en 8 van het koninklijk besluit van 21 november 2005 betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen.".
2° de bepaling onder 2° wordt opgeheven.
Art.7. In artikel 7, gewijzigd bij KB van 23 mei 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° § 1 wordt vervangen door:
" § 1. Elk passagiersschip moet door de administratie van de vlaggenstaat worden onderworpen aan de in de bepalingen a), b) en c) vermelde onderzoeken:
1° een eerste onderzoek voordat het schip in bedrijf wordt gesteld;
2° een periodiek onderzoek om de twaalf maanden, en
3° aanvullende onderzoeken, indien nodig.";
2° § 2 wordt opgegeven.
Art.8. In artikel 8 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° § 1 wordt vervangen door:
" § 1. Alle nieuwe en bestaande passagiersschepen die aan de eisen van dit besluit voldoen, moeten beschikken over een certificaat van deugdelijkheid voor passagiersschepen dat strookt met dit besluit. Dit certificaat dient de in bijlage II vastgelegde vorm te hebben. Dit certificaat wordt afgegeven door de administratie van de vlaggenstaat nadat het eerste onderzoek als omschreven in artikel 7, § 1, punt 1°, heeft plaatsgevonden.";
2° in § 3 wordt de derde alinea vervangen door:
"Voordat zij de exploitatievergunning afgeeft voor hogesnelheidspassagiersvaartuigen die worden gebruikt voor binnenlandse reizen in een havenstaat, overlegt de administratie van de vlaggenstaat met de havenstaat over eventuele operationele voorwaarden waaronder de exploitatie van dat vaartuig in die staat moet plaatsvinden. Deze voorwaarden moeten door de administratie van de vlaggenstaat worden vermeld op de exploitatievergunning.".
Art.9. In Bijlage I van dit besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in hoofdstuk II-2, deel A, punt 13.1, wordt de eerste alinea vervangen door:
"Aan boord van elk passagiersschip moeten ter instructie van de scheepsofficieren algemene plannen permanent zijn opgehangen op daarvoor in aanmerking komende plaatsen waarop voor elk dek duidelijk zijn aangegeven de controlestations, de verschillende brandsecties omgeven door schotten van klasse A, de secties omgeven door schotten van klasse B, alsmede aanwijzingen betreffende de brandontdekkingsinstallaties, de brandalarminstallaties, de sprinklerinstallatie, de brandblusmiddelen, de toegangen tot de verschillende compartimenten, dekken enz. en het ventilatiesysteem met inbegrip van bijzonderheden omtrent de plaatsen waar de ventilatoren kunnen worden bediend, de plaatsen van de brandkleppen en de nummers van de ventilatoren die elke sectie bedienen. In plaats daarvan mogen de genoemde details zijn opgenomen in een boekje, waarvan een exemplaar moet worden verstrekt aan iedere officier, terwijl één exemplaar steeds aan boord op een toegankelije plaats beschikbaar moet zijn. Plannen en boekjes moeten goed worden bijgehouden door veranderingen zo spoedig mogelijk daarbij in aan te brengen. De beschrijving van die plannen en boekjes dienen in de officiële taal van de vlaggenstaat gesteld te zijn. Indien deze taal Engels noch Frans is, moet er een vertaling in één van deze talen worden toegevoegd. Indien het schip wordt gebruikt voor binnenlandse reizen in een andere lidstaat, moet een vertaling in de officiële taal van die havenstaat, indien het om een andere taal dan Engels of Frans gaat, worden toegevoegd.";
2° in hoofdstuk III, punt 2, wordt het inleidende deel van voetnoot 1 bij de tabel vervangen door:
"Groepsreddingsmiddelen kunnen bestaan uit reddingsboten of reddingsvlotten of een combinatie daarvan, in overeenstemming met voorschrift III/2.2. De administratie van de vlaggenstaat kan, wanneer dat gerechtvaardigd is op grond van de beschutte aard van de reizen en/of de gunstige klimatologische omstandigheden in het vaargebied, en op voorwaarde dat de havenlidstaat dit niet afwijst, met betrekking tot de aanbevelingen van IMO MSC/Circ.1046 het volgende aanvaarden:".
Art.10. Dit besluit treedt in werking op 21 december 2019.
Art. 11. De minister bevoegd voor de maritieme mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.