Details





Titel:

28 DECEMBER 2018. - Ministerieel besluit houdende algemene bepalingen inzake de energieprestatieregelgeving,[energieprestatiecertificaten, de certificering] van aannemers en installateurs [en de renovatieverplichting](NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-01-2019 en tekstbijwerking tot 08-11-2024)



Inhoudstafel:

Titel 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
Titel 2. - Opleiding, erkenning, certificering en permanente vorming
HOOFDSTUK 1. - Basisopleiding voor verslaggevers
Afdeling 1. - Opleidingsinstellingen en opleidingstraject
Art. 2-4
Afdeling 2. - Vrijstellingen
Art. 5-6
Afdeling 3. - Kwaliteitsborging
Art. 7
Afdeling 4. - Exameninstellingen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art. 8
Onderafdeling 2. - Kwaliteitsborging
Art. 9-10
HOOFDSTUK 2. - Permanente vorming voor verslaggevers
Afdeling 1. - Inhoud en duur van de permanente vorming
Art. 11-15
Afdeling 2. - Erkenning van de vormingsinstellingen
Art. 16-19
HOOFDSTUK 3. - Basisopleiding voor energiedeskundigen type A
Afdeling 1. - Opleidingsinstellingen en opleidingstraject
Art. 20-22
Afdeling 2.
Art. 23
Afdeling 3. - Kwaliteitsborging
Art. 24-25
Afdeling 4. [1 Centraal examen voor energiedeskundigen type A]1
Onderafdeling 1. [1 ...]1
Art. 26
Onderafdeling 2.
Art. 27-28
HOOFDSTUK 4. - Permanente vorming voor energiedeskundige type A
Art. 29
Afdeling 1. - Inhoud en duur van de permanente vorming
Art. 30-33
Afdeling 2. - Erkenning van de vormingsinstelling
Art. 34-37
HOOFDSTUK 5. [1 Centraal examen voor energiedeskundigen type D]1
Afdeling 1.
Art. 38
Afdeling 2.
Art. 39-40
Afdeling 3.
Art. 41
HOOFDSTUK 6. - Basisopleiding voor energiedeskundigen type C
Afdeling 1. - Opleidingsinstellingen en opleidingstraject
Art. 42
Afdeling 2. - Kwaliteitsborging opleiding energiedeskundige type C
Art. 43-44
Afdeling 3. - Exameninstellingen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art. 45
Onderafdeling 2. - Kwaliteitsborging
Art. 46-47
HOOFDSTUK 7. - Gecertificeerde aannemers en installateurs
Afdeling 1. - Basisopleiding
Art. 48
Afdeling 2. - Certificering
Onderafdeling 1. - Certificeringsorgaan
Art. 49
Onderafdeling 2. - Certificering van aannemers en installateurs
Art. 50
Onderafdeling 3. [1 Verlenging]1
Art. 50/1
Afdeling 3. - Exameninstellingen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art. 51
Titel 3. - Methodiek
HOOFDSTUK 1. - Algemene methodiek [1 EPB]1
Art. 52-61
HOOFDSTUK 2. - Vaststelling van de gelijkwaardigheid van innovatieve systemen, bouwconcepten of technologieën in het kader van de energieprestatieregelgeving
Afdeling 1. - Beoordeling van innovatieve systemen
Art. 62-63
Afdeling 2. - Beoordeling van innovatieve gebouwen
Art. 64-65
Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 66-67
HOOFDSTUK 3. - Externe warmtelevering
Art. 68, 68/0
HOOFDSTUK 4. [1 - Haalbaarheidsstudie voor alternatieve energiesystemen]1
Art. 68/1. [1 Een haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd voor de technologieën aangeduid in functie van de gebouwbestemming en de bruikbare vloeroppervlakte, zoals gevoegd als bijlage 18/1.]1
Art. 68/2. [1 Het [2 VEKA ]2 kan voor bepaalde technologieën standaard berekeningsmethodes of richtwaarden voorstellen.]1
Art. 68/3. [1 Het [2 VEKA]2 stelt via een webapplicatie een rapporteringsformulier, zoals gevoegd als bijlage 18/2, ter beschikking. Via dit formulier worden de resultaten van de haalbaarheidsstudie gerapporteerd. Dit rapporteringsformulier geldt als bewijs dat een haalbaarheidsstudie werd uitgevoerd.
HOOFDSTUK 5. [1 - Algemene methodiek EPC]1
Art. 68/4, 68/5, 68/6, 68/7, 68/8, 68/9
Titel 4. - Vorm en inhoud startverklaring, EPB-aangifte en EPC
HOOFDSTUK 1. - Startverklaring
Art. 69
HOOFDSTUK 2. - EPB-Aangifte
Art. 70-71
HOOFDSTUK 2. - EPC bij de bouw
Art. 72
HOOFDSTUK 3. - Energieprestatiecertificaat voor residentiële gebouwen bij verkoop en verhuur
Art. 73
HOOFDSTUK 4. - Energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen
Art. 74
HOOFDSTUK 5. [1 - Energieprestatiecertificaat voor kleine niet-residentiële gebouwen]1
Art. 74/1
HOOFDSTUK 6. [1 - Energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen]1
Art. 74/2
HOOFDSTUK 7. [1 - Energieprestatiecertificaat voor niet-residentiële eenheden]1
Art. 74/2/1
Titel 4/1. [1 - Geldigheid van het EPC gemeenschappelijke delen]1
Art. 74/3
Titel 5. - Verklaring op erewoord voor verslaggevers, energiedeskundigen type A en [1 type D]1
Art. 75-78
Titel 6. - Energieprestatiedatabank en software
HOOFDSTUK 1. - Opname van gegevens in de databank en de minimale voorwaarden waaraan de energieprestatiedatabank dient te voldoen
Art. 79-83
HOOFDSTUK 2. - Indienen van de EPB-Startverklaring
Art. 84-86
HOOFDSTUK 3. - Indienen van de EPB-aangifte
Art. 87-88
HOOFDSTUK 4. - [1Toegang tot de energieprestatiedatabank]1
Art. 88/1
Titel 7. - Energieprestatiecertificatendatabank
HOOFDSTUK 1. - Hergebruik van gegevens bij de opmaak van een energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen
Art. 89-90
HOOFDSTUK 2. - Gegevens voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen
Art. 91-92
HOOFDSTUK 3. - Nadere regels met betrekking tot het bij te houden gemeten globaal energieverbruik en het gebruik van tellers in het kader van de berekening van het kengetal van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen
Art. 93
Titel 7/1. [1 Renovatieverplichting ]1
Art. 93/1
Titel 8. - Opheffingsbepalingen
Art. 94
Titel 9. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 95-102
BIJLAGEN.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2006035128  2006036789  2007035645  2007035918  2007036919  2008035097  2008035646  2008200896  2009205695  2013202175  2014035123  2014036901  2016036523 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Titel 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° alternatieve berekeningsmethode: methode die gebruikt wordt om de verbetering van de energieprestatie door het toepassen van een innovatief bouwconcept of technologie te bepalen.
  2° ATG-E: Verslag van energetische karakterisering die is afgeleverd in het kader van de vzw Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de Bouw (BUtgb);
  3° Energiebesluit: het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid;
  4° energie-intensieve bewaring van plantaardige producten: het bewaren van plantaardige producten zoals aardappelen, wortelen en ajuinen, waarvoor een constante temperatuur vereist is;
  5° energie-intensieve productie van plantaardige producten: het laten groeien of forceren van plantaardige producten zoals witloof en champignons, waarvoor een constante temperatuur vereist is;
  6° energiescherm: een beweegbare of vaste flexibele scheidingswand, al dan niet doorzichtig, die in serres de luchtbeweging tussen de teeltruimte en de ruimte onder het dak van de serre onderbreekt tijdens de koude periodes;
  7° epb-file: het elektronisch bestand waarin door middel van de "EPB-software Vlaanderen" de thermische isolatie, de energieprestatie en de ventilatie van het gebouw werd berekend;
  8° EPB-software 3 Gewesten: de software die door het [1VEKA ]1 ter beschikking wordt gesteld aan de verslaggevers en gebruikt wordt voor de opmaak en het indienen van de EPB-aangifte;
  9° EPB-Software Vlaanderen: de software die door het [1VEKA ]1 ter beschikking wordt gesteld aan de verslaggevers en gebruikt wordt voor de opmaak en het indienen van de EPB-aangifte;
  10° geldende berekeningsmethode: reglementaire berekeningsmethode van de energieprestatie, zoals bedoeld in de bijlage V en VI van het Energiebesluit;
  11° groepswoningbouw: bouwproject waarbij de wooneenheden in het kader van hetzelfde lastenboek door dezelfde bouwheer werden gebouwd.
  12° innovatief bouwconcept of technologie: technologie of concept zoals vermeld in artikel 9.1.29 van het Energiebesluit waarop de geldende berekeningsmethode niet kunnen worden toegepast of waarvoor in de geldende berekeningsmethode voorzien is dat een gelijkwaardigheid kan aangevraagd worden;
  13° innovatief gebouw: gebouw waarin een innovatief bouwconcept of technologie wordt toegepast;
  14° innovatief systeem: innovatief bouwconcept of technologie die beschikt over een ATG-E;
  15° [2 landbouwgebouw met lage energiebehoefte: elk gebouw of gebouwdeel van een landbouwbedrijf dat geen EPW-eenheid, EPN-eenheid, serre voor warme teelten, gebouw voor energie-intensieve productie-, bewaring en/of primaire behandeling van plantaardige producten, varkensstal of pluimveestal is;]2
  16° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid;
  17° peb-file: het elektronisch bestand waarin door middel van de "EPB-software 3 Gewesten" de thermische isolatie, de energieprestatie en de ventilatie van het gebouw werd berekend.
  18° primaire behandeling van plantaardige producten: het wassen, snijden of inpakken van land- en tuinbouwproducten zoals witloof, champignons en groenten;
  19° publieke website: de publieke website www.energiesparen.be;
  20° stavingsnota: nota waarin de bijkomende primaire energiebesparing in een innovatief gebouw volgens de alternatieve berekeningsmethode berekend wordt en minstens volgende gegevens bevat:
  a) de op het gebouw toegepaste algemene hypothesen. Indien de berekeningen betreffende het innovatieve bouwconcept of technologie het noodzakelijk maken om deze hypothesen aan te passen, zal een bewijsvoering van de aanpassingen bijgevoegd worden;
  b) de naam van de gebruikte evaluatie-instrument(en);
  c) de resultaten verkregen met de evaluatie-instrument(en) zonder gebruik van het innovatieve bouwconcept of technologie;
  d) de resultaten verkregen met de evaluatie-instrument(en), met gebruik van het innovatieve bouwconcept of technologie;
  e) de vergelijking van de resultaten met en zonder het gebruik van het innovatieve bouwconcept of technologie, en de primaire energiebesparing voor elk deel van het gebouw waarop het innovatieve bouwconcept of technologie van toepassing is.
  21° warme teelten: teelten met een stooktemperatuur van minimum 12 ° C, ongeacht de teeltperiode. Het betreft voornamelijk de vruchtgroenten paprika, tomaat, komkommer en aubergine, warme kasplanten en snijbloemen.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 50, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2023-11-27/03, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Titel 2. - Opleiding, erkenning, certificering en permanente vorming
HOOFDSTUK 1. - Basisopleiding voor verslaggevers
Afdeling 1. - Opleidingsinstellingen en opleidingstraject
Art.2.Om door het [1 VEKA ]1 te worden erkend als opleidingsinstelling voor een opleiding tot verslaggever, moet de opleidingsinstelling minstens voldoen aan de volgende voorwaarden:
  1° beschikken over lesgevers die belast worden met het theoretische en praktische onderricht en die kennis hebben over het lesdomein in kwestie om de cursisten te onderrichten;
  2° aangeven hoe ze omgaan met het behandelen van klachten en hoe het opleidingstraject zal worden geëvalueerd;
  3° beschikken over [2 een plan van aanpak voor]2 het inrichten van een opleidingstraject verslaggever.
  Als de opleidingsinstelling over een of meerdere systemen, vermeld in het eerste lid, 2°, beschikt, geeft het in de aanvraag een korte omschrijving en informatie over de aanpak weer.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 51, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2021-12-22/09, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.3.[2 § 1.]2 Het opleidingstraject verslaggever waarover de opleidingsinstelling moet beschikken, vermeld in artikel 2, eerste lid, 3°, voldoet aan de volgende voorwaarden:
  1° het opleidingstraject omvat minstens de opleidingsonderdelen en -aspecten zoals beschreven in bijlage 1;
  2° [1 de totale tijdsduur van het opleidingstraject (onderdeel 1 tot en met 9) bedraagt minstens 95 uren, waarbij de indicatieve tijdsduur per opleidingsonderdeel is vastgelegd in bijlage 1;]1
  3° het omvat enerzijds de in bijlage 1 vereiste theorie, en anderzijds oefeningen en voorbeelden waarin het praktisch toepassen van de theorie in de dagelijkse bouwpraktijk aan bod komt, en waarbij de opleidingsinstelling zelf de wijze van lesgeven (theorie, oefening, opdracht) voor de verschillende onderdelen vastlegt.
  [3 4° beschikken over een interactieve werkwijze voor het stellen en beantwoorden van vragen over de basisopleiding voor verslaggever, vermeld in titel 2, hoofdstuk 1 van dit besluit, en het terugkoppelen van de resultaten van oefeningen;]3
  [3 5° beschikken over een werkwijze om op te volgen dat alle opleidingsonderdelen gevolgd zijn;]3
  [2 § 2. De aanvraag voor erkenning van een getuigschrift betreffende de opleiding tot verslaggever wordt elektronisch ingediend bij het VEKA. Deze aanvraag bevat minstens de volgende gegevens:
   1° de gegevens van de aanvrager (officiële naam, adres, telefoon- en telefaxnummer);
   2° de inhoud van het getuigschrift;
   3° het gedetailleerde programma van de modules;
   4° de beschrijving van de praktische oefeningen en de demo;
   De aanvrager is ertoe gehouden alle door het VEKA in het kader van haar onderzoek gevraagde aanvullende inlichtingen en documenten te verstrekken.
   § 3. Het VEKA onderzoekt de aanvraag en doet binnen de 60 dagen bij besluit van het hoofd van het agentschap uitspraak over de aanvraag.]2
  ----------
  (1)<MB 2019-12-05/10, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<MB 2021-12-22/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<MB 2024-10-29/02, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 18-11-2024>

Art.4.Minstens de verantwoordelijke voor het opleidingstraject tot verslaggever of [2 minstens één van de lesgevers]2 per vestiging van de opleidingsinstelling, zoals opgegeven in de aanvraag, neemt op vraag van het [1 VEKA ]1 deel aan een specifiek overleg met betrekking tot de [2 opleiding]2.
  [2 De lesgevers volgen de train-de-trainersessies georganiseerd door of namens het VEKA over de permanente vorming met verplichte inhoud of ze volgen de voor hen relevante delen van de permanente vorming met verplichte inhoud voor verslaggevers, zoals vastgelegd in artikel 8.6.3 van het Energiebesluit van 19 november 2010.]2
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2021-12-22/09, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Afdeling 2. - Vrijstellingen
Art.5. Kandidaat-verslaggevers die in een reguliere of andere opleidingsinstelling een bouwkundig master- of bachelordiploma (Architect, Master of Science in de architectuur, Burgerlijk Ingenieur-Architect, Master of Science in de ingenieurswetenschappen - architectuur, Burgerlijk Ingenieur bouwkunde, Master of Science in de ingenieurswetenschappen - bouwkunde, Industrieel Ingenieur bouwkunde, Master of Science in de industriële wetenschappen - bouwkunde, Graduaat bouw, Architect-Assistent, Bachelor bouw of Bachelor in de Toegepaste Architectuur of Interieurarchitect) hebben behaald, worden vrijgesteld van het opleidingsonderdeel 3.

Art.6.§ 1. Opleidingsinstellingen die de opleiding tot verslaggever als verplicht of als vrij onderdeel wensen te integreren in hun opleidingstraject dat leidt tot een van de diploma's zoals opgesomd in artikel 10.1.3 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, kunnen een aanvraag indienen om af te wijken van artikel 3, 2°.
  Zij onderbouwen hun aanvraag door aan te geven welke opleidingsonderdelen en aspecten van de opleiding tot verslaggever, zoals beschreven in bijlage 1, al aan bod komen in hun opleidingstraject dat leidt tot een van de diploma's zoals opgesomd in artikel 10.1.3 van het Energiedecreet van 8 mei 2009. De aanvraag omvat een overzicht en de precieze omschrijving van de inhoud en de tijdsduur van de resterende opleidingsonderdelen verslaggever, die op het moment van de aanvraag niet vervat zijn in hun opleidingstraject dat leidt tot een van de vermelde diploma's. Zij beschrijven in hun aanvraag hoe en waar in het opleidingstraject de resterende opleidingsonderdelen verslaggever zullen worden toegevoegd.
  Het [1 VEKA ]1 onderzoekt de aanvraag en doet binnen de zestig kalenderdagen na ontvangst, bij besluit van het hoofd van het agentschap, uitspraak over de aanvraag.
  § 2. Opleidingsinstellingen die aanvullende postacademische of gespecialiseerde opleidingen inrichten waartoe toegang is via één van de diploma's, vermeld in artikel 10.1.3 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, kunnen een aanvraag indienen om af te wijken van artikel 3, 2°.
  Zij onderbouwen hun aanvraag door aan te geven welke opleidingsonderdelen en aspecten van de opleiding tot verslaggever, zoals beschreven in bijlage 1, al aan bod komen in het diploma dat toegang geeft tot de aanvullende opleiding tot verslaggever. De aanvraag omvat een overzicht en de precieze omschrijving van de inhoud en de tijdsduur van de opleidingsonderdelen tot verslaggever, die op het moment van de aanvraag al vervat zijn in het afgelegde opleidingstraject dat leidt tot een van de vermelde diploma's.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 53, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Afdeling 3. - Kwaliteitsborging
Art.7.Een erkende opleidingsinstelling met erkende opleiding tot verslaggever:
  1° bezorgt minstens een maand voor de start van de opleiding het lessenrooster met de geplande opleidingsonderdelen en de lesgevers aan het [1VEKA ]1;
  2° laat een medewerker van het [1 VEKA ]1 toe tot de opleidingslokalen om een of meerdere lessen en oefeningen kosteloos bij te wonen;
  3° verstrekt de cursist een getuigschrift als hij/zij aan de door de opleidingsinstelling vastgelegde opleidingsvereisten heeft voldaan en als hij/zij de praktische oefening, zoals vermeld als opleidingsonderdeel 9 in bijlage 1, met vrucht heeft afgelegd;
  4° stuurt binnen de 14 kalenderdagen na het uitreiken van de getuigschriften de lijst van cursisten die een getuigschrift behaalden en de lesgevers, door naar het [1VEKA ]1, waarbij de wijze van doorsturen wordt bepaald bij besluit van het hoofd van het agentschap.
  5° bezorgt op vraag van het [1VEKA ]1, inzage en informatie over de expertise van de lesgevers, het aantal gestarte cursisten en het aantal en de gegevens van alle cursisten die dat jaar het getuigschrift, vermeld in 4°, behaalden alsook een digitaal of analoog exemplaar van de volledige opleidingscursus en een beschrijving van de praktische oefeningen, inclusief oefenfiles, voorbeelden, lesmateriaal;
  6° volgt de instructies vanwege het [1VEKA ]1 met betrekking tot de opleiding tot verslaggever (opleidingspakket, materiaal, lesgevers ...) op en past, indien gevraagd, de lesgevers, de inhoud en de vorm van de opleiding aan.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 54, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Afdeling 4. - Exameninstellingen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art.8.Om erkend te worden als exameninstelling voor een of meer types van opleidingen die aanleiding kunnen geven tot de erkenning als verslaggever vermeld in artikel 8.6.1 van het Energiebesluit van 19 november 2010 moet de opleidingsinstelling een erkenningsformulier indienen bij het [1 VEKA ]1 dat volgende gegevens bevat:
  1° Gegevens van de aanvrager
  2° Beschrijving van de aanpak en de opbouw van het examen, de inhoud van de examenvragen en de werkwijze voor de beoordeling;
  3° Opsomming van de faciliteiten en hulpmiddelen in overeenstemming met de gekozen aanpak;
  4° Voorbeeldexamen;
  5° Examenreglement;
  6° Werkwijze in geval van fraude, klachten en geschillen;
  Het examen voor verslaggevers peilt minstens naar de kennis over de inhoud van de verschillende lesonderdelen van de basisopleiding tot verslaggever zoals opgesomd in bijlage 1 bij dit besluit en naar het praktische gebruik van de EPB-software.
  De aanvraag voor erkenning tot exameninstelling wordt elektronisch ingediend bij het [1 VEKA]1.
  Het [1 VEKA ]1onderzoekt de aanvraag en doet binnen een termijn van 60 dagen bij besluit van het hoofd van het agentschap uitspraak over de aanvraag.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 55, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Onderafdeling 2. - Kwaliteitsborging
Art.9.§ 1. Elke wijziging in de gegevens die tot de erkenning van de exameninstelling geleid heeft, wordt zonder verwijl aan het [1 VEKA ]1 gemeld.
  § 2. Het [1 VEKA]1 mag steeds van rechtswege de examens bijwonen.
  § 3. Medewerkers van het [1 VEKA ]1 worden alle gevraagde inlichtingen meegedeeld en worden alle gevraagde documenten schriftelijk ter beschikking gesteld.
  § 4. Instructies vanwege de minister of het Vlaams Energieagentschap met betrekking tot het examen voor verslaggevers dienen opgevolgd te worden.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 56, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.10.Het [1 VEKA ]1 kan de erkenning van de exameninstelling intrekken in één van volgende gevallen:
  1° indien de exameninstelling niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden;
  2° indien de verplichtingen als vastgelegd in dit besluit niet nagekomen worden.
  De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt met redenen omkleed en wordt slechts genomen nadat de organisator van het examen werd gehoord.
  De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt bij besluit van het hoofd van het agentschap vastgelegd.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 57, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

HOOFDSTUK 2. - Permanente vorming voor verslaggevers
Afdeling 1. - Inhoud en duur van de permanente vorming
Art.11.De verslaggever volgt permanente vorming uit een erkend aanbod:
  1° voor de jaren 2017 en 2018 volgt de verslaggever jaarlijks een totaalpakket van 10 uur permanente vorming,
  2° vanaf 2019 volgt de verslaggever jaarlijks een totaalpakket van 6 uur permanente vorming.
  Het totaalpakket omvat een jaarlijks pakket aan verplichte inhoud overeenkomstig artikel 15 en een jaarlijks pakket aan vrij te kiezen relevante bijscholing over vaktechnische en beroepsondersteunende materies, vermeld in artikel 14. De minister kan de verhouding van het aantal uren van het pakket aan vrij in te vullen inhoud en het pakket aan verplichte inhoud jaarlijks invullen. Als vrij in te vullen inhoud komen, voor de looptijd van een kalenderjaar, de volgende activiteiten in aanmerking:
  1° het volgen van een vorming, studiedag of seminarie bij een erkende vormingsinstelling, over vaktechnische en beroepsondersteunende materies die direct en specifiek verband houden met de kerntaken van de verslaggever, vermeld in artikel 14;
  2° het volgen van informatiesessies voor verslaggevers, georganiseerd door of namens het [1 VEKA ]1;
  3° het deelnemen aan een werkgroep, georganiseerd door een erkende vormingsinstelling, waarbij kennisuitwisseling over inhoud zoals beschreven in artikel 14 centraal staat. Enkel de uren die gewijd worden aan de bespreking van de thema's die aansluiten bij de inhoud zoals beschreven in artikel 14 komen in aanmerking. Een werkgroep is hierbij een interactieve onderwijsvorm waaraan per sessie maximaal 20 verslaggevers actief deelnemen;
  4° het volgen van een [2 webinar of een]2 vorming op afstand via e-learning, georganiseerd door een erkende vormingsinstelling, waarbij aantoonbaar is dat de opleiding volledig is gevolgd en de deelnemers uniek identificeerbaar zijn via hun Rijksregisternummer.
  De activiteit telt mee als permanente vorming voor het aantal uren gevolgde les of kennisuitwisseling.
  De gevolgde basisopleiding tot verslaggever, zoals beschreven in bijlage 1, telt mee als permanente vorming voor het kalenderjaar waarin de verslaggever het getuigschrift tot het slagen van het examen heeft behaald.
  Om in aanmerking te komen als permanente vorming mag de verslaggever meerdere vormingen volgen over een zelfde thema, mits het gaat om verschillende, unieke vormingen. De vorming mag ook in aanmerking komen voor de permanente vorming van de architect of andere.
  In het geval de verslaggever meer uren permanente vorming met vrije inhoud volgde dan vereist in artikel 15, wordt het overschot aan uren overgedragen naar het volgende kalenderjaar. Het overschot wordt eenmalig opgeteld bij de uren vrije inhoud die gevolgd zijn in het eerstvolgende kalenderjaar.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 58, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2021-12-22/09, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.12. Het aantal uren verplichte inhoud is afgestemd op de belangrijkste wijzigingen in de EPB-regelgeving, de EPB-eisen, de berekeningsmethode en de EPB-software. De inhoud en duur van het pakket aan verplichte inhoud wordt vastgelegd door de minister in artikel 15.

Art.13.[1 Voor verslaggevers die opleidingen of vorming geven bij een erkende opleidings- of vormingsinstelling, komen naast de punten opgesomd in artikel 11, ook volgende activiteiten in aanmerking voor permanente vorming:
   1° het volgen of doceren van een train-de-trainer-sessie of werkgroep voor de lesgevers van verslaggevers, georganiseerd door of namens het VEKA, waarbij kennisuitwisseling over inhoud zoals beschreven in artikel 11, centraal staat;
   2° het doceren van opleidingsonderdelen van de basisopleiding tot verslaggever, zoals beschreven in bijlage 1 van dit besluit, door de lesgever van een erkende opleidingsinstelling;
   3° het doceren van een vorming voor artikel 11 derde lid, 1°, 2° en 4° door een lesgever van een erkende vormingsinstelling.]1
  Het doceren en/of volgen van een train-de-trainer-sessie komt per unieke les éénmalig in aanmerking als permanente vorming. De gedoceerde uren tellen dubbel mee als bijscholing zoals beschreven in artikel 11.
  ----------
  (1)<MB 2021-12-22/09, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.14. De activiteit van permanente vorming moet betrekking hebben op de kerntaken van de verslaggever zoals beschreven in artikel 11.1.11 en artikel 11.1.6/1, § 2 van het Energiedecreet van 8 mei 2009. De inhoud wordt ingevuld door vakgebieden opgesomd in bijlage 1 van dit besluit die bijdragen tot een versterking en groei van de kennis en inzichten van de verslaggever over de energieprestatie van gebouwen en het binnenklimaat in ruimere zin, zoals detailberekeningen van bouwknopen, dynamische simulaties van het energieverbruik van een gebouw en innovatieve energiebesparende technieken.

Art.15.Overeenkomstig artikel 11 volgt de verslaggever:
  1° tijdens het kalenderjaar 2017 een totaalpakket van 10 uur permanente vorming die bestaat uit 4 uur vrij te kiezen inhoud en 6 uur vorming met verplichte inhoud;
  2° tijdens het jaar 2018 een totaalpakket van 10 uur permanente vorming die bestaat uit 4 uur vrij te kiezen inhoud;
  3° vanaf het kalenderjaar 2019 minstens 6 uur permanente vorming met vrij te kiezen inhoud.
  [1 4° tijdens het kalenderjaar 2024 minstens 3 uur vorming met verplichte inhoud over de warmtepomp, de invoer van eigentijdse technieken in de EPB-software en veelgemaakte fouten uit EPB-aangiften en 3 uur vorming met vrije inhoud. ]1
  [2 5° tijdens het kalenderjaar 2025 minstens 6 uur permanente vorming met vrij te kiezen inhoud.]2
  ----------
  (1)<MB 2024-04-17/01, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 03-05-2024>
  (2)<MB 2024-10-29/02, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 18-11-2024>

Afdeling 2. - Erkenning van de vormingsinstellingen
Art.16.Om door het [1VEKA ]1 te worden erkend als vormingsinstelling, moet de vormingsinstelling minstens voldoen aan de volgende voorwaarden:
  1° beschikken over lesgevers die kennis hebben over energieprestatieregelgeving en die belast worden met het inhoudelijk vorm geven van de permanente vorming;
  2° beschikken over een systeem voor het behandelen van klachten en een systeem voor het evalueren van de permanente vorming. De aanvraag geeft een korte omschrijving en informatie over de aanpak weer;
  3° beschikken over een plan van aanpak wat betreft het inrichten van een aanbod permanente vorming voor verslaggevers.
  [3 ...]3
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 59, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2023-11-27/03, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (3)<MB 2024-04-17/01, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 03-05-2024>

Art.17.Minstens de verantwoordelijke voor de permanente vorming overeenkomstig artikel 11, tweede lid, 1°, 3° en 4°, artikel 12, of een van de lesgevers van de vormingsinstelling, zoals opgegeven in de aanvraag, neemt op vraag van het [1 VEKA ]1 deel aan een specifiek overleg met betrekking tot permanente vorming.
  [2 De lesgevers van de vormingen met verplichte inhoud volgen de train-de-trainersessies van de permanente vorming met verplichte inhoud georganiseerd door of namens het VEKA of ze volgen de permanente vorming met verplichte inhoud voor verslaggevers, zoals vastgelegd in artikel 8.6.3 van het Energiebesluit van 19 november 2010, voordat zij die zelf doceren.]2
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 60, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2021-12-22/09, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.18. De vormingsinstelling moet zich onafhankelijk opstellen van fabrikanten en installateurs. Dit houdt minstens het volgende in:
  1° de vormingsinstelling is niet actief als producent, verdeler of installateur van materialen, producten of technieken die impact hebben op de (berekening van de) energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw;
  2° de vormingsinstelling onthoudt zich van het inrichten van permanente vorming die zich louter richt op het promoten van merken en doet geen commerciële voorstellen met betrekking tot de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen of met betrekking tot de te realiseren maatregelen om te voldoen aan de EPB-eisen.

Art.19.Een erkende vormingsinstelling:
  1° bezorgt ten laatste veertien dagen voor de start van de activiteit van permanente vorming overeenkomstig artikel 11, eerste lid, 1° en artikel 12, de volgende gegevens aan het [1 VEKA ]1:
  a) het gedetailleerde programma van de geplande vorming;
  b) de identiteit van de lesgever(s);
  c) plaats en datum van de geplande vorming;
  d) het effectief aantal uren dat aan vorming wordt besteed;
  2° bezorgt ten laatste veertien dagen voor de start van de activiteit van permanente vorming overeenkomstig artikel 11, eerste lid, 3°, de volgende gegevens aan het [1 VEKA ]1:
  a) de onderwerpen die op de werkgroepen zullen worden besproken;
  b) de identiteit van de begeleider(s);
  c) plaats en datum van de geplande vorming;
  d) het effectief aantal uren dat aan vorming wordt besteed;
  3° bezorgt ten laatste veertien dagen voor de start van de activiteit van permanente vorming overeenkomstig artikel 11, eerste lid, 4°, de volgende gegevens aan het [1 VEKA ]1:
  a) het gedetailleerde programma van de geplande vorming;
  b) de identiteit van de lesgever(s) die het lesmateriaal opstelde(n);
  c) het systeem van digitale leeromgeving;
  d) het effectief aantal uren dat de e-learning duurt;
  4° bezorgt binnen de 14 kalenderdagen na de activiteit van permanente vorming de gegevens van de aanwezige deelnemers (naam, EP-code, Rijksregisternummer) en de lesgevers (naam, Rijksregisternummer en EP-code als de lesgever ook verslaggever is) en het effectief aantal gevolgde vormingsuren aan het [1 VEKA ]1, waarbij de wijze van doorsturen wordt bepaald bij besluit van het hoofd van het agentschap;
  5° bezorgt elke drie maand aan het [1 VEKA ]1 de verslagen van de werkgroepen;
  6° laat een medewerker van het [1 VEKA ]1 kosteloos toe tot elke activiteit van permanente vorming;
  7° bevraagt minstens jaarlijks haar deelnemers over welke onderwerpen meest relevant zijn voor toekomstige bijscholing, vermeld in artikel 6/1, eerste lid, 1° , 3° en 4° ;
  8° bezorgt op vraag van het [1 VEKA ]1, inzage en informatie over de expertise van de lesgevers en begeleiders en een digitaal of analoog exemplaar van het lesmateriaal gebruikt voor vormingen overeenkomstig artikel 11, tweede lid, 1°, 3° en 4° en artikel 12;
  9° volgt de instructies vanwege het [1 VEKA ]1 met betrekking tot de permanente vorming (lesmateriaal, lesgevers, begeleiders, aanpak werkgroepen ...) op en past, indien gevraagd, de lesgevers, de inhoud en de vorm van de vorming, de werkgroepen of de begeleiding aan.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 61, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

HOOFDSTUK 3. - Basisopleiding voor energiedeskundigen type A
Afdeling 1. - Opleidingsinstellingen en opleidingstraject
Art.20.§ 1. [1 Het opleidingstraject energiedeskundige type A waarover de opleidingsinstelling moet beschikken voldoet aan de volgende voorwaarden:
   1° het opleidingstraject omvat minstens de opleidingsonderdelen - en aspecten zoals beschreven in bijlage 1/1;
   2° de totale tijdsduur van het bovenstaande deel in het opleidingstraject bedraagt minstens [4 100]4 uren, waarbij de [4 minimale]4 tijdsduur per opleidingsonderdeel is vastgelegd in bijlage 1/1;
   3° [4 het omvat enerzijds de in bijlage 1/1 vereiste theorie en anderzijds oefeningen en demo's over de toepassing van de theorie in de opleidingsonderdelen over het toepassingsgebied, het inspectieprotocol, de werking van de certificatiesoftware en de energieprestatiecertificatendatabank, de oppervlaktebepaling én oefeningen met plaatsbezoeken waarbij minstens een energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen en een energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen of kleine niet-residentiële gebouwen wordt opgemaakt]4.]1
  § 2. De aanvraag voor erkenning van een getuigschrift betreffende de opleiding tot energiedeskundige type A wordt [3 elektronisch]3 ingediend bij het [2 VEKA ]2. Deze aanvraag bevat minstens de volgende gegevens:
  1° de gegevens van de aanvrager (officiële naam, adres, telefoon- en telefaxnummer);
  2° de inhoud van het getuigschrift;
  3° het gedetailleerde programma van de modules;
  4° [4 voor de opleidingsonderdelen met oefeningen in bijlage 1/1: de beschrijving van het verloop van deze oefeningen of demo's en een aantal voorbeelden]4;
  [4 5° een voorbeeld van minstens 3 uur opleidingsmateriaal van één van de opleidingsonderdelen.]4
  § 3. Het [2 VEKA ]2 onderzoekt de aanvraag en doet [3 binnen de 60 dagen]3 bij besluit van het hoofd van het agentschap uitspraak over de aanvraag.
  ----------
  (1)<MB 2019-12-05/10, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<MB 2020-12-19/04, art. 62, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<MB 2021-12-22/09, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (4)<MB 2024-04-17/01, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2025>

Art.21.Om door het [1 VEKA ]1te worden erkend als opleidingsinstelling voor een opleiding tot energiedeskundige type A, moet de opleidingsinstelling minstens voldoen aan de volgende voorwaarden:
  1° beschikken over lesgevers die belast worden met het theoretische en praktische onderricht en die kennis hebben over het lesdomein in kwestie om de cursisten te onderrichten;
  [1° /1 beschikken over lesgevers die zelf over een erkenning als energiedeskundige type A beschikken wanneer ze opleidingsonderdelen gerelateerd aan het inspectieprotocol voor energiedeskundigen type A, de certificatiesoftware en de energieprestatiecertificatendatabank doceren]3;
  2° aangeven hoe ze omgaan met het behandelen van klachten en hoe het opleidingstraject zal worden geëvalueerd;
  3° beschikken over een plan van aanpak voor het inrichten van een opleidingstraject energiedeskundige type A;
  [3 3° /1 beschikken over een interactieve werkwijze voor het stellen en beantwoorden van vragen over de basisopleiding voor energiedeskundige type A, vermeld in titel 2, hoofdstuk 3 van dit besluit, en het terugkoppelen van de resultaten van oefeningen ;]3
  [3 3° /2 beschikken over een werkwijze om op te volgen dat alle opleidingsonderdelen gevolgd zijn;]3
  [2 4° de cursist een getuigschrift verstrekken als hij/zij aan de door de opleidingsinstelling vastgelegde opleidingsvereisten heeft voldaan.]2
  Als de opleidingsinstelling over een of meerdere systemen, vermeld in het eerste lid, 2°, beschikt, geeft het in de aanvraag een korte omschrijving en informatie over de aanpak weer.
  [2 In geval van opleidingen op afstand wordt aangetoond dat [3 ...]3 de deelnemers uniek identificeerbaar zijn.
  [3 Het getuigschrift van een opleiding tot energiedeskundige type A mag alleen uitgereikt worden als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
   1° de kandidaten hebben alle e-learnings over de opleidingsonderdelen gevolgd op zelfgekozen tijdstippen binnen een bepaalde periode;
   2° de kandidaten hebben 80% van de lessen over de opleidingsonderdelen bijgewoond. Die lessen kunnen zowel fysiek als online plaatsvinden op vastgelegde tijdstippen]3.]2
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 63, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2021-12-22/09, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<MB 2024-04-17/01, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2025>

Art.22.Minstens de verantwoordelijke voor het opleidingstraject tot energiedeskundige type A of minstens één van de lesgevers [2 per vestiging]2 van de opleidingsinstelling, zoals opgegeven in de aanvraag, neemt op vraag van het [1 VEKA ]1 deel aan een specifiek overleg met betrekking tot de opleiding.
  [2 De lesgevers volgen de train-de-trainersessies georganiseerd door of namens het VEKA van de permanente vorming met verplichte inhoud of ze volgen de voor hen relevante delen van de permanente vorming met verplichte inhoud voor energiedeskundigen type A, zoals vastgelegd in artikel 8.1.1/2 van het Energiebesluit van 19 november 2010.]2
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 64, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2021-12-22/09, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Afdeling 2.   
Art.23.
  <Opgeheven bij MB 2020-12-10/18, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Afdeling 3. - Kwaliteitsborging
Art.24.§ 1. Elke wijziging in de gegevens die tot de erkenning van het getuigschrift betreffende de opleidingen energiedeskundige type A geleid heeft, wordt zonder verwijl aan het [1 VEKA ]1 gemeld.
  § 2. Het [1 VEKA ]1 dient tenminste één maand voor de start van de opleiding ingelicht te worden over de geplande modules en de praktische oefeningen.
  § 3. Het [1VEKA ]1 mag steeds van rechtswege [2 de basisopleiding voor energiedeskundigen type A, vermeld in titel 2, hoofdstuk 3 van dit besluit,]2 bijwonen.
  § 4. Aan het [1 VEKA ]1p worden alle gevraagde inlichtingen meegedeeld en worden alle gevraagde documenten ter beschikking gesteld.
  § 5. Instructies vanwege het [1VEKA ]1 met betrekking tot de opleiding type A energiedeskundige dienen opgevolgd te worden.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 65, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2024-04-17/01, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.25.Het [1 VEKA]1 kan de erkenning van het getuigschrift betreffende de opleidingen energiedeskundige type A intrekken in één van volgende gevallen:
  1° indien de opleiding niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden;
  2° indien de verplichtingen als vastgelegd in dit besluit niet nagekomen worden.
  De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt met redenen omkleed en wordt slechts genomen nadat de organisator van de opleiding werd gehoord. De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt bij besluit van het hoofd van het [1 VEKA ]1 vastgelegd.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 66, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Afdeling 4. [1 Centraal examen voor energiedeskundigen type A]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 ...]1   ----------   (1)   ----------   (1)
Art.26.[1 De onderdelen van het centraal examen voor kandidaat-energiedeskundige type A, energiedeskundigen type A en geschorste energiedeskundigen type A, vermeld in artikel 8.3.1, § 3 van het Energiebesluit van 19 november 2010, zijn de volgende:
   1° werkwijze voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen en/of het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen;
   2° werkwijze voor de opmaak .van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen]1.
  ----------
  (1)<MB 2024-04-17/01, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Onderafdeling 2.   
Art.27.
  <Opgeheven bij MB 2024-04-17/01, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.28.
  <Opgeheven bij MB 2024-04-17/01, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK 4. - Permanente vorming voor energiedeskundige type A
Art.29.De energiedeskundige type A volgt per kalenderjaar een totaalpakket van minstens 6 uur permanente vorming. Het totaalpakket omvat een aantal uren vorming met verplichte inhoud, zoals vermeld in het tweede lid, en een aantal uren vrij in te vullen permanente vorming, zoals vermeld in het derde lid. De minister bepaalt per kalenderjaar het aantal uren vorming met verplichte inhoud en het aantal uren vrij in te vullen permanente vorming.
  De vorming met verplichte inhoud is afgestemd op de belangrijkste wijzigingen in de energieprestatiecertificatenregelgeving, het inspectieprotocol residentieel en de certificatiesoftware residentieel. De inhoud wordt vastgelegd door de minister.
  [2 [3 De inhoud van de vrij in te vullen permanente vorming wordt ingevuld door vaktechnische en beroepsondersteunende materies, die bijdragen tot een versterking en groei van de kennis en inzichten van de energiedeskundige type A over de energieprestatie van gebouwen en het binnenklimaat én die direct en specifiek verband houden met de taken van de energiedeskundige en de onderwerpen zoals opgesomd in bijlage 1/1 van dit besluit]3].-2
  De energiedeskundige type A is vrijgesteld van het volgen van permanente vorming in het kalenderjaar waarin hij het getuigschrift [3 van de opleiding]3 heeft behaald.
  ----------
  (1)<MB 2019-12-05/10, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<MB 2021-12-22/09, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<MB 2024-04-17/01, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 1. - Inhoud en duur van de permanente vorming
Art.30.Als permanente vorming komen, voor de looptijd van een kalenderjaar, de volgende activiteiten in aanmerking:
  1° het volgen van een vorming, studiedag of seminarie bij een erkende vormingsinstelling, [2 ...]2 vermeld in artikel 29, derde lid;
  2° het volgen van informatiesessies voor energiedeskundigen, georganiseerd door of namens het [1 VEKA]1;
  3° het deelnemen aan een werkgroep, georganiseerd door een erkende vormingsinstelling, waarbij kennisuitwisseling over inhoud zoals beschreven in artikel 29, derde lid, centraal staat. Enkel de uren die gewijd worden aan de bespreking van de thema's die aansluiten bij de inhoud zoals beschreven in artikel 29, komen in aanmerking. Een werkgroep is hierbij een interactieve onderwijsvorm waaraan per sessie maximaal 20 energiedeskundigen actief deelnemen;
  4° het volgen van een vorming op afstand via [2 webinar of]2 e-learning, georganiseerd door een erkende vormingsinstelling, waarbij aantoonbaar is dat de opleiding volledig is gevolgd en de deelnemers uniek identificeerbaar zijn via hun Rijksregisternummer.
  De activiteit telt mee als permanente vorming voor het aantal uren gevolgde les of kennisuitwisseling.
  Om in aanmerking te komen als permanente vorming mag de energiedeskundige meerdere vormingen volgen over een zelfde thema, mits het gaat om verschillende, unieke vormingen. De vorming mag ook in aanmerking komen voor de permanente vorming van architect of andere beroepen.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 70, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2021-12-22/09, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.31.§ 1. [3 Overeenkomstig artikel 29 volgt de energiedeskundige type A:
   1° tijdens het kalenderjaar 2021 minstens 2 uur permanente vorming met verplichte inhoud over de veelgemaakte fouten en tips bij de opmaak van een EPC gemeenschappelijke delen en het toepassingsgebied en 4 uur permanente vorming met vrije inhoud;
   2° [4 tijdens het kalenderjaar 2024 minstens 3 uur vorming met verplichte inhoud over de wijzigingen in het inspectieprotocol en de veelgemaakte fouten en 3 uur vorming met vrije inhoud.]4]3
  [5 3° tijdens het kalenderjaar 2025 minstens 2,5 uur vorming met verplichte inhoud over de wijzigingen in het inspectieprotocol, de definities gebouweenheden en gebouw en de veelgemaakte fouten en 3,5 uur vorming met vrije inhoud.]5
  § 2. De wijzigingen aan het inspectieprotocol worden vooraf door het [2 VEKA ]2 toegelicht via een overleg waaraan erkende vormingsinstellingen verplicht deelnemen.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-10/18, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2020-12-19/04, art. 71, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<MB 2021-12-22/09, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (4)<MB 2023-11-27/03, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (5)<MB 2024-10-29/02, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 18-11-2024>

Art.32.[2 Voor energiedeskundigen type A die opleidingen of vorming geven bij een erkende opleidings- of vormingsinstelling komen volgende activiteiten in aanmerking voor permanente vorming:
   1° het volgen of doceren van een train-de-trainer-sessie of werkgroep voor de lesgevers van energiedeskundigen type A, georganiseerd door of namens het VEKA, waarbij kennisuitwisseling over inhoud zoals beschreven in artikel 29, derde lid, centraal staat;
   2° het doceren van opleidingsonderdelen van de basisopleiding tot energiedeskundige type A, zoals beschreven in bijlage 1/1 van dit besluit, door de lesgever van een erkende opleidingsinstelling;
   3° het doceren van een vorming voor artikel 30, 1°, 2° en 4° door een lesgever van een erkende vormingsinstelling.]2
  Het doceren en/of volgen van een train-de-trainer-sessie komt per unieke les éénmalig in aanmerking als permanente vorming.
  ----------
  (1)<MB 2019-12-05/10, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<MB 2021-12-22/09, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.33. De energiedeskundige type A mag een overschot aan uren vrij in te vullen permanente vorming éénmalig overdragen naar het eerstvolgende kalenderjaar voor wat betreft de uren vrij in te vullen permanente vorming.

Afdeling 2. - Erkenning van de vormingsinstelling
Art.34.Om door het [1VEKA ]1 te worden erkend als vormingsinstelling voor permanente vorming, moet de vormingsinstelling minstens voldoen aan de volgende voorwaarden:
  1° beschikken over lesgevers die kennis hebben over energieprestatiecertificatenregelgeving en die belast worden met het inhoudelijk vorm geven van de permanente vorming;
  2° beschikken over een systeem voor het behandelen van klachten en een systeem voor het evalueren van de permanente vorming. De aanvraag geeft een korte omschrijving en informatie over de aanpak weer;
  3° beschikken over een plan van aanpak wat betreft het inrichten van een aanbod permanente vorming voor energiedeskundigen.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 72, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.35.Minstens de verantwoordelijke voor de permanente vorming overeenkomstig artikel 29, tweede lid, artikel 30, 1°, 3° en 4°, of een van de lesgevers van de vormingsinstelling, zoals opgegeven in de aanvraag, neemt op vraag van het [1 Vlaams Energieagentschap ]1 deel aan een specifiek overleg met betrekking tot permanente vorming.
  [2 De lesgevers van de vormingen met verplichte inhoud volgen de train-de-trainersessies van de permanente vorming met verplichte inhoud georganiseerd door of namens het VEKA of ze volgen de permanente vorming met verplichte inhoud voor energiedeskundigen type A, zoals vastgelegd in artikel 8.1.1/2 van het Energiebesluit van 19 november 2010, voordat zij die zelf doceren.]2
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 73, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2021-12-22/09, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.36. De vormingsinstelling voor permanente vorming moet zich onafhankelijk opstellen van fabrikanten en installateurs. Dit houdt minstens het volgende in:
  1° de vormingsinstelling is niet actief als producent, verdeler of installateur van materialen, producten of technieken die impact hebben op de (berekening van de) energieprestatie en het binnenklimaat van een gebouw;
  2° de vormingsinstelling onthoudt zich van het inrichten van permanente vorming die zich louter richt op het promoten van merken en doet geen commerciële voorstellen met betrekking tot de energieprestatie van het gebouw en het binnenklimaat van gebouwen.

Art.37.Een erkende vormingsinstelling voor activiteiten van permanente vorming:
  1° bezorgt ten laatste [2 een maand]2 voor de start van de activiteit van permanente vorming overeenkomstig artikel 29, tweede lid en artikel 30, 1°, de volgende gegevens aan het [VEKA ]1:
  a) het gedetailleerde programma van de geplande vorming;
  b) de identiteit van de lesgever(s);
  c) plaats en datum van de geplande vorming;
  d) het effectief aantal uren dat aan vorming wordt besteed;
  2° bezorgt ten laatste veertien dagen voor de start van de activiteit van permanente vorming overeenkomstig artikel 30, 3°, de volgende gegevens aan het [1 VEKA ]1:
  a) de onderwerpen die op de werkgroepen zullen worden besproken;
  b) de identiteit van de begeleider(s);
  c) plaats en datum van de geplande vorming;
  d) het effectief aantal uren dat aan vorming wordt besteed;
  3° bezorgt ten laatste veertien dagen voor de start van de activiteit van permanente vorming overeenkomstig artikel 30, tweede lid, 4°, de volgende gegevens aan het [1 VEKA ]1:
  a) het gedetailleerde programma van de geplande vorming;
  b) de identiteit van de lesgever(s) die het lesmateriaal opstelde(n);
  c) het systeem van digitale leeromgeving;
  d) het effectief aantal uren dat de e-learning duurt;
  4° bezorgt binnen de veertien kalenderdagen na de activiteit van permanente vorming de gegevens van de aanwezige deelnemers (naam, EP-code, Rijksregisternummer) en de lesgevers (naam, Rijksregisternummer en EP-code als de lesgever ook energiedeskundige is) en het effectief aantal gevolgde vormingsuren aan het [1 VEKA ]1, waarbij de wijze van doorsturen wordt bepaald bij besluit van het hoofd van het agentschap;
  5° bezorgt elke drie maand aan het [1 VEKA]1 de verslagen van de werkgroepen;
  6° laat een medewerker van het [1VEKA ]1 kosteloos toe tot elke activiteit van permanente vorming;
  7° bevraagt minstens jaarlijks haar deelnemers over welke onderwerpen meest relevant zijn voor toekomstige bijscholing, vermeld in artikel 30, 1°, 3° en 4° ;
  8° bezorgt op vraag van het [1 VEKA ]1 inzage en informatie over de expertise van de lesgevers en begeleiders en een digitaal of analoog exemplaar van het lesmateriaal gebruikt voor vormingen overeenkomstig artikel 29, tweede lid en artikel 30, eerste lid, 1°, 3° en 4° ;
  9° volgt de instructies vanwege het [1VEKA ]1 met betrekking tot de permanente vorming (lesmateriaal, lesgevers, begeleiders, aanpak werkgroepen ...) op en past, indien gevraagd, de lesgevers, de inhoud en de vorm van de vorming, de werkgroepen of de begeleiding aan.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 74, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2024-04-17/01, art. 11, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK 5. [1 Centraal examen voor energiedeskundigen type D]1   ----------   (1)
Afdeling 1.   
Art.38.[1 [3 De onderdelen van het centraal examen voor kandidaat-energiedeskundigen type D, energiedeskundigen type D en geschorste energiedeskundigen type D, vermeld in artikel 8.3.1, § 4]3 van het Energiebesluit van 19 november 2010, zijn de volgende:
   1° regelgevend kader en toepassingsgebied van het energieprestatiecertificaat niet-residentiële gebouwen
   2° de energiescore, als indicator voor de theoretische energieprestatie
   3° [2 de indicator voor de langetermijndoelstelling ILTD]2, op basis van metingen. ]1
  ----------
  (1)<MB 2022-07-18/01, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 06-08-2022>
  (2)<MB 2023-11-27/03, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (3)<MB 2024-04-17/01, art. 12, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 2.   
Art.39.
  <Opgeheven bij MB 2020-12-10/18, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.40.
  <Opgeheven bij MB 2020-12-10/18, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Afdeling 3.   
Art.41.
  <Opgeheven bij MB 2020-12-10/18, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

HOOFDSTUK 6. - Basisopleiding voor energiedeskundigen type C
Afdeling 1. - Opleidingsinstellingen en opleidingstraject
Art.42.§ 1. Om voor erkenning in aanmerking te komen, voldoet de opleiding energiedeskundige type C aan volgende minimumvoorwaarden:
  1° een inhoudelijke opleiding, die tenminste de volgende punten bevat:
  a) het wetgevend kader, met tenminste toelichting van het Energiebesluit van 19 november 2010;
  b) de bepaling van het kengetal van het gebouw als uitdrukking van de energieprestatie van het gebouw, met tenminste toelichting bij de berekeningsmethodiek van de bruikbare vloeroppervlakte, inclusief praktische oefeningen én bepaling van jaarlijkse energieverbruiken;
  c) de mogelijke aanbevelingen voor kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw met tenminste toelichting van de auditlijsten zoals gepubliceerd op de website van het [1 VEKA ]1;
  d) de werking van de webapplicatie van de energieprestatiedatabank, met tenminste toelichting van de erkenningsprocedure als energiedeskundige type C en opmaak van een energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen, inclusief praktische oefeningen.
  2° het geven van tenminste één demo waarbij er gebruik wordt gemaakt van de webapplicatie om de erkenningsprocedure als energiedeskundige type C en de opmaak van een energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen toe te lichten.
  § 2. De aanvraag voor erkenning van een getuigschrift betreffende de opleiding tot energiedeskundige type C wordt met een aangetekende zending ingediend bij het [1 VEKA ]1. Deze aanvraag bevat minstens de volgende gegevens : de gegevens van de aanvrager (officiële naam, adres, telefoon- en telefaxnummer), de inhoud van het getuigschrift, het gedetailleerde programma van de lessen en de beschrijving van de praktische oefeningen.
  De aanvrager is ertoe gehouden alle door het [1 VEKA ]1 in het kader van haar onderzoek gevraagde aanvullende inlichtingen en documenten te verstrekken.
  § 3. Het [1 VEKA ]1 onderzoekt de aanvraag en doet bij besluit van het hoofd van het agentschap uitspraak over de aanvraag.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 78, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Afdeling 2. - Kwaliteitsborging opleiding energiedeskundige type C
Art.43.§ 1. Elke wijziging in de gegevens die tot de erkenning van het getuigschrift betreffende de opleiding externe energiedeskundige voor publieke gebouwen geleid heeft, wordt zonder verwijl aan het [1 VEKA ]1 gemeld.
  § 2. Het [1 VEKA ]1 dient tenminste één maand voor de start van de lessenreeks ingelicht te worden over de geplande lessen en praktische oefeningen.
  § 3. Het [1 VEKA ]1 mag steeds van rechtswege de lessen en de praktische oefeningen bijwonen.
  § 4. Aan het [1 VEKA]1 worden alle gevraagde inlichtingen meegedeeld en worden alle gevraagde documenten ter beschikking gesteld.
  § 5. Instructies vanwege de minister of het [1 VEKA]1 met betrekking tot de opleiding externe energiedeskundige voor publieke gebouwen dienen opgevolgd te worden.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 79, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.44.Het [1 VEKA ]1 kan de erkenning van een getuigschrift betreffende de opleiding energiedeskundige type C intrekken in één van volgende gevallen:
  1° indien de opleiding niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden;
  2° indien de verplichtingen als vastgelegd in dit besluit niet nagekomen worden.
  De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt met redenen omkleed en wordt slechts genomen nadat de organisator van de opleiding werd gehoord.
  De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt bij besluit van het hoofd van het agentschap vastgelegd.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 80, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Afdeling 3. - Exameninstellingen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art.45.Om erkend te worden als exameninstelling voor een opleiding die aanleiding kan geven tot erkenning als energiedeskundige type C, moet de opleidingsinstelling een aanvraag indienen bij het [1VEKA ]1 dat volgende gegevens bevat:
  1° Gegevens van de aanvrager
  2° Beschrijving van de aanpak en de opbouw van het examen, de inhoud van de examenvragen en de werkwijze voor de beoordeling;
  3° Opsomming van de faciliteiten en hulpmiddelen in overeenstemming met de gekozen aanpak;
  4° Voorbeeldexamen;
  5° Examenreglement;
  6° Werkwijze in geval van fraude, klachten en geschillen;
  Het examen peilt minstens naar de kennis over de onderwerpen zoals opgenomen in artikel 42, § 1, 1° van dit besluit.
  De aanvraag voor erkenning tot exameninstelling wordt elektronisch ingediend bij het [1 VEKA ]1.
  Het [1 VEKA ]1 onderzoekt de aanvraag en doet binnen een termijn van 60 dagen bij besluit van het hoofd van het agentschap uitspraak over de aanvraag.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 81, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Onderafdeling 2. - Kwaliteitsborging
Art.46.§ 1. Elke wijziging in de gegevens die tot de erkenning van de exameninstelling geleid heeft, wordt zonder verwijl aan het [1 VEKA]1 gemeld.
  § 2. Medewerkers van het [1 VEKA]1 mogen steeds van rechtswege de examens bijwonen.
  § 3. Aan het [1 VEKA]1 worden alle gevraagde inlichtingen meegedeeld en worden alle gevraagde documenten schriftelijk ter beschikking gesteld.
  § 4. Instructies vanwege de minister of het [1VEKA ]1 met betrekking tot het examen voor energiedeskundigen dienen opgevolgd te worden.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 82, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.47.Het [1VEKA ]1 kan de erkenning van de exameninstelling intrekken in één van volgende gevallen:
  1° indien de exameninstelling niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden;
  2° indien de verplichtingen als vastgelegd in dit besluit niet nagekomen worden.
  De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt met redenen omkleed en wordt slechts genomen nadat de organisator van het examen werd gehoord.
  De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt bij besluit van het hoofd van het agentschap vastgelegd.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 83, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

HOOFDSTUK 7. - Gecertificeerde aannemers en installateurs
Afdeling 1. - Basisopleiding
Art.48.§ 1. In de aanvraag voor de erkenning als opleidingsinstelling moet de kandidaat-opleidingsinstelling gedetailleerd beschrijven in welke mate aan de kwaliteitsvereisten en de inhoud van de opleidingen, als vermeld in bijlage 2, is oldaan.
  Een erkende opleidingsinstelling moet bij het geven van de opleiding gebruik maken van de aanbevelingen, de praktische ondersteuning en het lesmateriaal die het certificeringsorgaan ter beschikking stelt. Een erkende opleidingsinstelling mag het verstrekte handboek niet aanpassen of wijzigen.
  Een erkende opleidingsinstelling maakt bij het geven van de opleiding geen gebruik van de examenvragen.
  § 2. In afwijking van § 1 bezorgen organisaties die hun bestaande opleiding conform artikel 12.3.5 van het Energiebesluit van 19 november 2010 als gelijkwaardig wensen te laten erkennen uiterlijk tegen 1 september 2014 aan het [1VEKA ]1 een dossier waarin gedetailleerd wordt beschreven in welke mate de inhoud van hun opleiding overeenkomt met de categorie die ze als gelijkwaardig willen laten beschouwd worden.
  Het [1 VEKA]1 beslist of de opleiding gelijkwaardig is aan de in bijlage 2 vermelde inhoud.
  § 3. Om de erkenning als opleidingsinstelling te behouden moet minstens één opleider aanwezig zijn tijdens de train-de-trainer opleidingen die het [1VEKA ]1 organiseert.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 84, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Afdeling 2. - Certificering
Onderafdeling 1. - Certificeringsorgaan
Art.49.De tijdelijke vereniging RESCert,[2 ...]2 wordt gemachtigd om als certificeringsorgaan het certificaat van bekwaamheid en het certificaat van bekwaamheid als aspirant te beheren en uit te reiken.
  In afwijking van het eerste lid wordt het [1 VEKA ]1 gemachtigd om voor de categorie vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8° van het Energiebesluit van 19 november 2010, als certificeringsorgaan het certificaat van bekwaamheid en het certificaat van bekwaamheid als aspirant te beheren en uit te reiken.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 85, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2023-11-27/03, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 2. - Certificering van aannemers en installateurs
Art.50. Om een getuigschrift van een opleidingsinstelling voor een bepaalde categorie, vermeld in artikel 8.5.1, § 1 van het Energiebesluit van 19 november 2010, te krijgen, moet de kandidaat alle modules van de voor die categorie van toepassing zijnde opleiding hebben gevolgd.
  In afwijking van het eerste lid moet een kandidaat om een getuigschrift van een opleidingsinstelling voor de categorie, vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8° van het Energiebesluit van 19 november 2010, te krijgen, minstens volgende modules van de opleiding hebben gevolgd:
  1° module over wettelijk kader, subsidieregeling en essentiële aspecten bij de plaatsing van binnenmuurisolatie, in minimaal 1 lesuur;
  2° alle modules, indien een deelnemer de opleiding moet volgen alvorens opnieuw te kunnen deelnemen aan het examen, zoals vermeld in artikel 8.5.1, § 5, vijfde lid van het Energiebesluit van 19 november 2010, in minimaal 7 lesuren.
  Om het certificaat van bekwaamheid of het certificaat van bekwaamheid als aspirant te verkrijgen voor de categorie, vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 3° van het Energiebesluit van 19 november 2010, moet de kandidaat reeds een getuigschrift hebben behaald voor het slagen voor het examen voor de categorie, vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 2° van het Energiebesluit van 19 november 2010.
  Om het certificaat van bekwaamheid of het certificaat van bekwaamheid als aspirant voor de categorie, vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 6° van het Energiebesluit van 19 november 2010, te verkrijgen, komen de volgende basisberoepen in aanmerking:
  1° Elektrotechnische activiteiten;
  2° Installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair;
  3° Installateur-frigorist.
  De beroepservaring, vermeld in artikel 8.5.1, § 3, 3° van het Energiebesluit van 19 november 2010, betreft volgende ervaring:
  1° voor de categorie vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 1° : elektrotechnische activiteiten of dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten;
  2° voor de categorie vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 2° : installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair of dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten;
  3° voor de categorie vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 3° : installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair;
  4° voor de categorie vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 5° : installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair;
  5° voor de categorie vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 6° : elektrotechnische activiteiten of installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair of installateur-frigorist;
  6° voor de categorie vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 7° : boorder of geologie;
  7° voor de categorie vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8° : binnenmuurisolatiewerkzaamheden.

Onderafdeling 3. [1 Verlenging]1   ----------   (1)
Art. 50/1.[1 De verplichte inhoud voor de bijscholing zoals vermeld in artikel 8.5.1, § 7 van het Energiebesluit van 19 november 2010, voor de categorieën vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 1° tot en met 7° van het Energiebesluit van 19 november 2010, wordt ter beschikking gesteld op de website van het Vlaams Energie en Klimaatagentschap.
  [2 De verplichte inhoud voor de bijscholing, zoals vermeld in artikel 8.5.1, § 7, van het Energiebesluit van 19 november 2010, voor de categorie vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, wordt ter beschikking gesteld aan de erkende opleidings- en exameninstellingen.
   De verplichte inhoud, zoals vermeld in het derde lid, bestaat uit minstens 1 uur bijscholing over de volgende onderdelen:
   1° evolutie in de regelgeving sinds 1 januari 2017;
   2° evolutie in de technologie sinds 1 januari 2017;
   3° opfrissing goede praktijken in de technologie.]2
   De verplichte inhoud zoals vermeld in lid 1, bestaat voor iedere categorie uit minstens 3 uur bijscholing over de volgende onderdelen:
   1° evolutie in de regelgeving in de betreffende categorie sinds 1 januari 2014
   2° evolutie in de technologie in de betreffende categorie sinds 1 januari 2014
   3° opfrissing goede praktijken in de technologie in de betreffende categorie
   4° veiligheid op de werf voor de technologie in de betreffende categorie
   Over de verplichte inhoud [2 , voor de categorieën vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 1° tot en met 7° van het Energiebesluit van 19 november 2010,]2 wordt een gesloten boek examen afgelegd waarop de deelnemer minstens een score van 60% moet behalen.]1
  [2 Over de verplichte inhoud, voor de categorieën vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8° van het Energiebesluit van 19 november 2010, wordt een gesloten boek examen afgelegd waarop de deelnemer minstens een score van 60% moet behalen per module.]2[3 Bij dit examen is geen jury vereist.]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2020-12-10/18, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2023-05-17/04, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 11-08-2023>
  (3)<MB 2023-11-27/03, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 3. - Exameninstellingen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art.51.§ 1. In de aanvraag voor de erkenning als exameninstelling moet de kandidaat-exameninstelling gedetailleerd beschrijven in welke mate aan de kwaliteitsvereisten en de inhoud van de examens, als vermeld in bijlage 3, is voldaan.
  Een erkende exameninstelling voorziet dat het examen gebaseerd is op de aanbevelingen en praktische ondersteuning die het certificeringsorgaan ter beschikking stelt.
  § 2. Een erkende exameninstelling dient minstens tien dagen voordat een examen zal plaatsvinden, de datum hiervan[1 en de samenstelling van de jury]1 door te geven aan het certificeringsorgaan.
  De examenvragen worden telkens door het certificeringsorgaan voor het examen plaatsvindt ter beschikking gesteld aan de erkende exameninstelling. Een erkende exameninstelling ziet erop toe dat tijdens de examens de installateurs de examenvragen niet meenemen of kopiëren.
  Een erkende exameninstelling laat enkel deelnemers toe die over een getuigschrift beschikken van een opleiding voor de desbetreffende categorie, als vermeld in artikel 8.5.1 van het Energiebesluit van 19 november 2010.
  In afwijking van het derde lid kunnen kandidaten die voor die relevante categorie beschikken over een getuigschrift van een gelijkwaardige opleiding, volgens artikel 1, § 2, gegeven door een andere opleidingsinstelling dan de opleidingsinstellingen, vermeld in artikel 8.4.1, § 1, tot 1 september 2014 rechtstreeks deelnemen aan het examen.
  Na deliberatie hebben de erkende exameninstellingen 15 werkdagen om aan het certificeringsorgaan lijsten met geslaagde en niet geslaagde kandidaten te bezorgen. Een template voor die lijsten wordt door het certificeringsorgaan aan de exameninstellingen bezorgd.
  § 3. Een erkende exameninstelling, voor de categorie vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 1° tot en met 7° van het Energiebesluit van 19 november 2010, stelt een examenjury samen, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1° de jury bestaat uit drie specialisten in de onderwezen vakken;
  2° minstens één jurylid is onafhankelijk van de instelling die het examen organiseert.
  Een erkende exameninstelling, voor de categorie vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8° van het Energiebesluit van 19 november 2010, stelt een examenjury samen, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1° de jury bestaat uit specialisten in de onderwezen vakken en bestaat uit minstens één jurylid per 30 deelnemers, met een maximum van drie juryleden;
  2° minstens één jurylid mag niet opgetreden hebben als lesgever van de te examineren deelnemers.
  § 4. De maximale duur van het examen, voor de categorie vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8° van het Energiebesluit van 19 november 2010, bedraagt 1 uur. Tijdens het examen is het gebruik van lesmateriaal niet toegelaten.
  ----------
  (1)<MB 2023-11-27/03, art. 7, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Titel 3. - Methodiek
HOOFDSTUK 1. - Algemene methodiek [1 EPB]1   ----------   (1)
Art.52.De nadere specificaties, zoals bedoeld in de bijlage V tot en met XIII van het Energiebesluit van 19 november 2010, worden vastgelegd in bijlage 4 tot en met [2 18/0]2 bij dit besluit.
  Het hoofd van het [1 VEKA ]1 kan technische richtsnoeren vastleggen met betrekking tot de praktische toepassing van deze nadere specificaties.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 86, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2021-12-22/09, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.53. De volgende ruimtes worden vrijgesteld van de ventilatie-eisen, zoals bepaald door bijlage X van het Energiebesluit van 19 november 2010:
  1° verblijfsruimtes voor dieren;
  2° ruimtes voor energie-intensieve bewaring van plantaardige producten;
  3° ruimtes voor energie-intensieve productie van plantaardige producten.

Art.54. Landbouwgebouwen met lage energiebehoefte zijn vrijgesteld van de geldende EPB-eisen, vermeld in het Energiebesluit van 19 november 2010.

Art.55.In afwijking van de EPB-eisen, opgenomen in het Energiebesluit van 19 november 2010, wordt in een algemene vrijstelling voorzien op het minimaal [2 systeemrendement]2 voor ruimteverwarming, vermeld in [2 tabel 1 van hoofdstuk 5]2 van bijlage XII van het Energiebesluit van 19 november 2010, wanneer aan elk van onderstaande voorwaarden is voldaan:
  1° het betreft een renovatie of functiewijziging waarbij de bestaande [2 warmtepomp of ketel op gasvormige of vloeibare brandstof]2 behouden blijft;
  2° de [2 warmtepomp of ketel op gasvormige of vloeibare brandstof]2 is op het moment van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning niet ouder dan [1 15 jaar]1;
  3° de vloeroppervlakte die verwarmd wordt door de nieuwe/vernieuwde afgifte-elementen, bedraagt minder dan 25 % van de totale vloeroppervlakte.
  ----------
  (1)<MB 2019-05-21/03, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 07-09-2019>
  (2)<MB 2022-11-15/02, art. 1 , 009; Inwerkingtreding : 19-12-2022>

Art.56. In afwijking van de EPB-eisen, opgenomen in het Energiebesluit van 19 november 2010, voldoen nieuw op te richten tennishallen vervaardigd uit zeildoeken enkel aan de volgende eisen:
  1° ze beschikken over ventilatievoorzieningen, vermeld in bijlage X van het Energiebesluit van 19 november 2010;
  2° de binnentemperatuur:
  a) kan niet hoger ingesteld worden dan 13 ° C;
  b) wordt 's nachts automatisch verlaagd naar maximaal 5 ° C;
  c) wordt automatisch teruggeregeld naar 5 ° C door middel van aanwezigheidsdetectie als er gedurende 15 minuten geen spelers aanwezig zijn op de terreinen;
  3° de wanden zijn minstens dubbelwandig of de U-waarde van de wanden is kleiner dan of gelijk aan 2,8 W/m2K.
  In geval van luchthallen dienen de luchtlekken tussen de verwarmde binnenruimte en de buitenomgeving beperkt te worden door het verwezenlijken van een continue verbinding van de zeilen aan de grond.

Art.57. In afwijking van de EPB-eisen, opgenomen in het Energiebesluit van 19 november 2010, gelden bij de nieuwbouw, renovatie en functiewijziging van serres voor warme teelten, waarbij na de functiewijziging in tegenstelling tot voordien energie verbruikt wordt om een specifieke binnentemperatuur te verkrijgen, de volgende eisen:
  1° er is minimaal 1 energiescherm geïnstalleerd;
  2° het binnenklimaat wordt automatisch geregeld voor minstens de parameters temperatuur en luchtvochtigheid.

Art.58. In afwijking van de EPB-eisen, opgenomen in het Energiebesluit van 19 november 2010, voldoen nieuw op te richten gebouwen voor energie-intensieve productie-, bewaring of primaire behandeling van plantaardige producten en varkens- en pluimveestallen waarvoor de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd of de melding wordt gedaan vanaf 1 januari 2015, aan de volgende eisen:
  1° daken en plafonds, vermeld in punt 1.2.1 van bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010, hebben een U-waarde die kleiner dan of gelijk is aan 0,40 W/m2K;
  2° muren niet in contact met de grond, vermeld in punt 1.2.2 van bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010, hebben een U-waarde die kleiner dan of gelijk is aan 0,40 W/m2K;
  3° transparante scheidingsconstructies voldoen aan de eisen zoals vastgelegd in bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010;
  4° deuren en poorten voldoen aan de eisen zoals vastgelegd in bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010;
  5° de ventilatie-eisen, zoals bepaald door bijlage X van het Energiebesluit van 19 november 2010.

Art.59. In afwijking van de EPB-eisen, opgenomen in het Energiebesluit van 19 november 2010, gelden bij de renovatie van gebouwen voor energie-intensieve productie-, bewaring of primaire behandeling van plantaardige producten en varkens- en pluimveestallen waarvoor de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd of de melding wordt gedaan vanaf 1 januari 2015, de volgende eisen:
  1° de nieuwe en vernieuwde daken en plafonds, vermeld in punt 1.2.1 van bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010, hebben een U-waarde die kleiner dan of gelijk is aan 0,40 W/m2K;
  2° de nageïsoleerde daken en plafonds, vermeld in punt 4.1.1 van bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010, hebben een U-waarde die kleiner dan of gelijk is aan 0,40 W/m2K;
  3° de nieuwe en vernieuwde muren niet in contact met de grond, vermeld in punt 1.2.2 van bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010, hebben een U-waarde die kleiner dan of gelijk is aan 0,40 W/m2K;
  4° de nieuwe en vernieuwde transparante scheidingsconstructies voldoen aan de eisen zoals vastgelegd in bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010;
  5° de nieuwe en vernieuwde deuren en poorten voldoen aan de eisen zoals vastgelegd in bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010;
  6° de ventilatie-eisen, zoals bepaald door bijlage X van het Energiebesluit van 19 november 2010.

Art.60. In afwijking van de EPB-eisen, opgenomen in het Energiebesluit van 19 november 2010, gelden bij een functiewijziging van gebouwen voor energie-intensieve productie-, bewaring of primaire behandeling van plantaardige producten en varkens- en pluimveestallen waarbij na de functiewijziging in tegenstelling tot voordien energie verbruikt wordt om een specifieke binnentemperatuur te verkrijgen, en waarvoor de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd of de melding wordt gedaan vanaf 1 januari 2015, de volgende eisen:
  1° de nieuwe en vernieuwde daken en plafonds, vermeld in punt 1.2.1 van bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010, hebben een U-waarde die kleiner dan of gelijk is aan 0,40 W/m2K;
  2° de nageïsoleerde daken en plafonds, vermeld in punt 4.1.1 van bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010, hebben een U-waarde die kleiner dan of gelijk is aan 0,40 W/m2K;
  3° de nieuwe en vernieuwde muren niet in contact met de grond, vermeld in punt 1.2.2 van bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010, hebben een U-waarde die kleiner dan of gelijk is aan 0,40 W/m2K;
  4° de nieuwe en vernieuwde transparante scheidingsconstructies voldoen aan de eisen zoals vastgelegd in bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010;
  5° de nieuwe en vernieuwde deuren en poorten voldoen aan de eisen zoals vastgelegd in bijlage VII van het Energiebesluit van 19 november 2010;
  6° de ventilatie-eisen, zoals bepaald door bijlage X van het Energiebesluit van 19 november 2010.

Art.61. De aangifteplichtige zal in de gevallen, vermeld in artikel 57 tot en met artikel 60 gebruik kunnen maken van de financiële ondersteuningsmaatregelen waarvoor hij voor de naleving van de EPB-eisen in aanmerking komt, in het bijzonder van de steunmaatregelen van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, zoals voorzien in het Besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw.

HOOFDSTUK 2. - Vaststelling van de gelijkwaardigheid van innovatieve systemen, bouwconcepten of technologieën in het kader van de energieprestatieregelgeving
Afdeling 1. - Beoordeling van innovatieve systemen
Art.62.§ 1. De aanvraag voor het beoordelen van innovatieve systemen in het kader van de energieprestatieregelgeving, wordt door middel van een gedateerd ontvangstbewijs of per aangetekende brief bij het [1VEKA ]1 ingediend.
  Het aanvraagdossier is als volgt samengesteld:
  1° de technische beschrijving van het innovatief systeem;
  2° de ATG-E.
  § 2. Het [1 VEKA ]1 deelt binnen de zestig kalenderdagen haar beslissing betreffende het beoordelen van de aanvraag, vermeld in § 1, per aangetekend schrijven mee aan de aanvrager.
  Als aanvullende informatie betreffende de in § 1, tweede lid, 1°, vermelde technische beschrijving wordt opgevraagd, wordt de in het vorige lid vermelde termijn voor het nemen van de beslissing opgeschort. De aanvrager wordt van de opschorting van die termijn per brief op de hoogte gesteld. Na ontvangst van de gevraagde informatie loopt de termijn verder. De aanvrager wordt daar eveneens per brief over geïnformeerd.
  Indien het [1 VEKA ]1 oordeelt dat het innovatief systeem minstens gelijkwaardig is met de prestaties bekomen door het Energiebesluit, legt zij de alternatieve berekeningsmethode voor het betreffende innovatieve systeem vast. Bij het vaststellen van de alternatieve berekeningsmethode baseert het [1 VEKA ]1 zich op:
  1° de ATG-E, vermeld in artikel 2, § 1, tweede lid, 2° ;
  2° de positieve effecten van het toepassen van het innovatief systeem op de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen.
  § 3. Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de betekening van de beslissing van het [1 VEKA ]1 kan de aanvrager beroep aantekenen bij de minister. De minister, of zijn gemachtigde beslist binnen een termijn van dertig kalenderdagen die ingaat de dag waarop het beroep is ontvangen.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 87, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.63. Het Vlaams Energieagentschap, respectievelijk de minister bepaalt de geldigheidsduur van de op grond van artikel 62, § 2 en § 3 erkende innovatieve systemen.
  In afwijking van het eerste lid kan deze alternatieve berekeningsmethode door de verslaggever niet meer worden gebruikt bij het opstellen van de EPB-aangifte eens op grond van artikel 62, §§ 2 en 3, erkende innovatieve systemen en de alternatieve berekeningsmethode, worden opgenomen in de geldende berekeningsmethode van de energieprestaties van gebouwen, zoals vastgelegd door de Vlaamse Regering.

Afdeling 2. - Beoordeling van innovatieve gebouwen
Art.64.§ 1. De aanvraag voor het beoordelen van innovatieve gebouwen, wordt door de aangifteplichtige door middel van een gedateerd ontvangstbewijs of per aangetekende brief bij het [1 VEKA ]1 ingediend.
  De aanvraag, vermeld in het eerste lid, kan enkel tot op het moment van het indienen van de startverklaring worden ingediend en enkel voor zover de werken nog niet gestart zijn.
  In het geval dat meerdere innovatieve concepten of technologieën in hetzelfde gebouw toegepast worden, wordt een enkele aanvraag ingediend.
  § 2. De aanvraag kan ingediend worden voor elk innovatief gebouw dat voldoet aan volgend eisenpakket:
  1° het gebouw voldoet zonder het inrekenen van het innovatieve bouwconcept of technologie aan alle EPB-eisen;
  2° het gebouw heeft een beschermd volume groter dan of gelijk aan 3 000 m3;
  3° de primaire energiebesparing ten gevolge van het innovatieve bouwconcept of technologie bedraagt minstens 8 %.
  § 3. Het aanvraagdossier bestaat uit:
  1° de naam, voornaam en woonplaats van de aangifteplichtige of indien het gaat om een rechtspersoon, de juridische vorm, de naam of handelsnaam, de maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag;
  2° de ligging van het bouwproject en indien reeds gekend, het energieprestatiedossiernummer;
  3° de plannen van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning;
  4° een beschrijving van de technische en energetische eigenschappen van het innovatieve bouwconcept of technologie;
  5° de naam en de beschrijving van de delen van het gebouw waarin het innovatieve bouwconcept of technologie wordt toegepast;
  6° het resultaat en het elektronische bestand van de officiële software van de berekening van de energieprestatie van de verschillende delen van het innovatief gebouw volgens de meest gunstige geldende berekeningsmethode;
  7° het bewijs dat het innovatieve gebouw voldoet aan de voorwaarden opgenomen in § 2 en dat het bouwconcept of de technologie conform is met de geldende EPB-eisen;
  8° de berekening van de bijkomende primaire energiebesparing ten gevolge van het gebruik van het innovatieve bouwconcept of technologie volgens de alternatieve berekeningsmethode met een stavingsnota;
  9° het dossier van de auteur van de stavingsnota, te weten:
  a) de naam, voornaam en woonplaats of indien het gaat om een rechtspersoon, de juridische vorm, de naam of handelsnaam, de maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de ondertekenaar van het dossier;
  b) de beschrijving van de technische beheersing in het domein van het innovatieve bouwconcept of de technologie;
  c) de beschrijving van de bekwaamheid van de auteur om de energieprestaties van het innovatief gebouw te evalueren, met behulp van aangepaste evaluatie-instrumenten.
  10° desgevallend, een selectie van gelijkwaardige gevallen zoals technische informatie en bibliografie.
  De in punt 8° bedoelde bijkomende primaire energiebesparing wordt bepaald op een van de volgende wijzen:
  1° aan de hand van simulaties van het bouwproject, zowel zonder als met het innovatieve bouwconcept of technologie;
  2° aan de hand van een berekeningsinstrument dat ter beschikking gesteld wordt door het [1VEKA ]1 op de publieke website.
  § 4. De bij de simulaties te hanteren hypotheses en de voorwaarden waaraan de te gebruiken evaluatie-instrumenten moeten voldoen, worden door het [1 VEKA ]1 vastgelegd in een goedkeuringsleidraad. Deze goedkeuringsleidraad wordt gepubliceerd op de publieke website.
  § 5. Het [1 VEKA]1p beslist binnen de honderdtwintig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag over de gelijkwaardigheid. Als aanvullende informatie betreffende de inhoud van het aanvraagdossier, vermeld in § 3, wordt opgevraagd of als het aanvraagdossier onvolledig is, wordt de in het vorige lid vermelde termijn voor het nemen van de beslissing opgeschort. De aanvrager wordt van de opschorting van die termijn per brief op de hoogte gesteld. Na ontvangst van de gevraagde informatie loopt de termijn verder.
  § 6. Na de ingebruikname wordt door de aangifteplichtige bij het [1 VEKA ]1 een definitieve nota ingediend die rekening houdt met de wijzigingen die tijdens de uitvoering zijn aangebracht in het project.
  Het dossier dat ingediend wordt na de ingebruikname bevat een verklaring dat de as-built situatie overeenstemt met het ontwerpdossier of indien dit niet het geval is, een dossier met dezelfde samenstelling als het aanvraagdossier, vermeld in § 3, maar dan aangepast aan de as-builtsituatie.
  De definitieve beslissing van het [1 VEKA ]1 wordt als bijlage bij de EPB-aangifte gevoegd.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 89, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.65.Het [1 VEKA ]1 bepaalt vanaf wanneer de primaire energiebesparing van een innovatief gebouw, berekend aan de hand van een berekeningsinstrument dat ter beschikking gesteld wordt door het [1 VEKA ]1 op de publieke website, door de verslaggever mag worden gebruikt bij het opstellen van de EPB-aangifte.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 90, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art.66.Het [1 VEKA ]1 kan technische richtsnoeren vastleggen met betrekking tot hoe de in dit ministerieel besluit bedoelde gelijkwaardigheid en de resultaten van de alternatieve berekeningsmethode dienen te worden ingevoerd in de EPB-software, die ter beschikking wordt gesteld door het [1 VEKA ]1op de publieke website.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 91, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.67. § 1. De lijst met innovatieve systemen, bouwconcepten of technologieën die in het kader van dit ministerieel besluit kunnen worden gebruikt, wordt gepubliceerd op de publieke website.
  § 2. Van zodra een innovatief systeem, bouwconcept of technologie wordt opgenomen in de geldende berekeningsmethode van de energieprestaties van gebouwen, zoals vastgelegd door de Vlaamse Regering of bij delegatie door de minister, verliest deze haar innoverende karakter en komt zij niet meer in aanmerking voor erkenning op basis van gelijkwaardigheid. In dat geval wordt het innovatieve systeem, bouwconcept of technologie van de in § 1 vermelde lijst geschrapt.

HOOFDSTUK 3. - Externe warmtelevering
Art.68.[1 § 1. De afwijking, vermeld in artikel 9.1.29/1, eerste lid, van het Energiebesluit van 19 november 2010, wordt door middel van een stavingsdossier bij de EPB-aangifte gevoegd.
   § 2. Het stavingsdossier bestaat uit:
   1° de ligging van het uniek systeem van externe warmtelevering, te weten:
   a) de ligging van alle warmteopwekkingsinstallaties, ook de eventuele afkoppelingseenheden van bovenliggende systemen van externe warmtelevering, en dit door middel van een aanduiding en nummering op plan;
   b) de ligging van alle warmtedistributie-elementen, waaronder de verschillende leidingsegmenten, circulatiepompen, buffervaten en warmtewisselaars, en dit door middel van een aanduiding en nummering op plan;
   c) de ligging van alle warmtevragers, zowel bestaande warmtevragers, als nieuw te realiseren warmtevragers en ook eventuele afkoppelingsunits naar onderliggende systemen van externe warmtelevering, en dit door middel van een aanduiding en nummering op plan;
   2° de eigenschappen van de warmteopwekkers, te weten:
   a) een lijst met de uniek genummerde warmteopwekkers;
   b) voor elke warmteopwekker wordt minimaal het soort opwekker, het type van brandstof en het nominaal thermisch vermogen beschreven;
   c) desgevallend, per warmteopwekker wordt het elektrisch vermogen voor pompen, motoren en hulpfuncties van de warmteopwekker vermeld indien het hulpenergieverbruik in detail wordt berekend;
   d) desgevallend, indien beschikbaar, worden dimensioneringsnota's, technische schema's en technische fiches van de individuele warmteopwekkers of de volledige opwekkingsinstallatie toegevoegd;
   3° de eigenschappen van de warmtedistributie-elementen, te weten:
   a) een lijst met de uniek genummerde leidingsegmenten;
   b) desgevallend, de netwerktemperatuur en per leidingsegment de lengte, omgeving, leidingconfiguratie en isolatiegraad indien de warmteverliezen in detail worden berekend;
   c) desgevallend, per buffervat of warmtewisselaar de isolatiegraad indien de warmteverliezen in detail worden berekend;
   d) desgevallend, per circulatiepomp het elektrische vermogen indien het hulpenergieverbruik in detail wordt berekend en aanduiding welke pompen voor reservestelling dubbel zijn uitgevoerd;
   e) desgevallend, indien beschikbaar, worden dimensioneringsnota's, technische schema's en technische fiches van de individuele leidingsegmenten of het volledige warmtedistributiesysteem toegevoegd;
   6° de eigenschappen van de warmtevragers, te weten:
   a) een lijst met de uniek genummerde warmtevragers;
   b) per warmtevrager wordt vermeld of deze bestaand is of nieuw te realiseren, in het laatste geval wordt ook de voorziene timing van realisatie opgegeven en of er voor de warmtevrager een E-peileis geldt;
   c) per warmtevrager de bestemming;
   d) desgevallend, het resultaat op vlak van de EPB-eisen en het elektronische bestand van de officiële software van de berekening van de energieprestatie volgens de geldende berekeningsmethode en mits in acht name van het resultaat van de berekeningen uitgevoerd volgens de methode opgenomen in bijlage 18 bij dit besluit voor elke EPB-eenheid waarvan de warmtevraag wordt bepaald op basis van EPB-waarden;
   e) desgevallend, de grondplannen voor elke warmtevrager waarvan de warmtevraag wordt bepaald op basis van de bruto vloeroppervlakte;
   f) per nieuw te realiseren EPB-eenheid waarvoor een E-peileis geldt, de vermelding van hoe de warmte aan elke warmtevrager wordt geleverd (bijvoorbeeld via een afleverset ...) en waarvoor de warmte in de warmtevrager wordt gebruikt. Volgend gebruik van warmte wordt onderscheiden : warmte voor ruimteverwarming, warm tapwater, bevochtiging en koeling door middel van een thermisch aangedreven koelmachine;
   g) per nieuw te realiseren EPB-eenheid waarvoor een E-peileis geldt, de begrenzing van het uniek systeem van externe warmtelevering. Er wordt voor elke EPB-eenheid vermeld of er een warmtemeter is en waar die warmtemeter geplaatst is. Indien er meerdere warmtemeters in serie zijn geplaatst, wordt vermeld welke warmtemeter wordt gebruikt voor de warmtekostenafrekening. Indien er geen warmtemeter is, wordt vermeld of er een onderstation is en waar het onderstation is geplaatst. Indien er geen onderstation is, wordt vermeld waar het warmtenet zijn doorgang tot het gebouw vindt. Op basis van de definitie van de begrenzing wordt verduidelijkt of er nog een berekening van een combilus of een circulatieleiding noodzakelijk is. De grenzen van het uniek systeem van externe warmtelevering kunnen ook worden aangeduid op plannen of een schema.
   7° een stavingsnota met berekeningen uitgevoerd volgens de methode opgenomen in bijlage 18 bij dit besluit. Desgevallend, indien de berekening gebeurt op basis van meetgegevens, dan worden de meetgegevens bezorgd als stavingsstuk bij de berekening en wordt vermeld welke gegevens worden gemeten, waar de meters staan opgesteld en welke meettoestellen voor elke meting worden gebruikt. Desgevallend, indien de berekening gebeurt op basis van factuurgegevens, worden de factuurgegevens bezorgd als stavingsstuk bij de berekening;
   8° de gegevens van de auteurs van de stavingsnota, te weten:
   a) de naam, voornaam en woonplaats of indien het gaat om een rechtspersoon, de juridische vorm, de naam of handelsnaam, de maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de auteurs van het dossier;
   b) de beschrijving van de technische beheersing en bekwaamheid van de auteurs op vlak van warmtenetten en technische installaties in gebouwen.
   § 3. De hypotheses te hanteren bij de berekening en de voorwaarden aan de evaluatie-instrumenten, worden door het VEKA vastgelegd in bijlage 18 bij dit besluit.]1
  ----------
  (1)<MB 2022-11-15/02, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 68/0.[1 § 1. De afwijking op basis van een detailberekening, vermeld in het tweede en derde lid van artikel 9.1.29/1 van het Energiebesluit van 19 november 2010, wordt bij het VEKA ingediend.
   § 2 Het aanvraagdossier bestaat uit:
   1° de gegevens van de aanvrager van de afwijking, te weten:
   a) de naam, voornaam en woonplaats van de aanvrager of indien het gaat om een rechtspersoon, de juridische vorm, de naam of handelsnaam, de maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag;
   b) de relatie van de aanvrager tot het systeem van externe warmtelevering. Volgende relaties worden beschouwd : aangifteplichtige, warmtenetbeheerder, projectontwikkelaar en andere. In geval van andere is de relatie verder te verduidelijken.
   2° de naam en beschrijving van het systeem van externe warmtelevering.
   3° de ligging van het uniek systeem van externe warmtelevering dat wordt gerealiseerd binnen de vijf jaar na de eerste vergunningsaanvraag van een gebouw dat aangesloten wordt op het systeem van externe warmtelevering en waarvoor een afwijking wordt aangevraagd, te weten:
   a) de ligging van alle warmteopwekkingsinstallaties, ook de eventuele afkoppelingseenheden van bovenliggende systemen van externe warmtelevering, en dit door middel van een aanduiding en nummering op plan;
   b) de ligging van alle warmtedistributie-elementen, waaronder de verschillende leidingsegmenten, circulatiepompen, buffervaten en warmtewisselaars, en dit door middel van een aanduiding en nummering op plan;
   c) de ligging van alle warmtevragers, zowel bestaande warmtevragers, als nieuw te realiseren warmtevragers en ook eventuele afkoppelingsunits naar onderliggende systemen van externe warmtelevering, en dit door middel van een aanduiding en nummering op plan;
   4° de eigenschappen van de warmteopwekkers, te weten:
   a) een lijst met de uniek genummerde warmteopwekkers;
   b) per warmteopwekker wordt vermeld of deze bestaand is of nieuw te realiseren, in het laatste geval wordt ook de voorziene timing van realisatie opgegeven;
   c) voor elke warmteopwekker wordt minimaal het soort opwekker, het type van brandstof en het nominaal thermisch vermogen beschreven;
   d) desgevallend, per warmteopwekker wordt het elektrisch vermogen voor pompen, motoren en hulpfuncties van de warmteopwekker vermeld indien het hulpenergieverbruik in detail wordt berekend;
   e) desgevallend, indien beschikbaar, worden dimensioneringsnota's, technische schema's en technische fiches van de individuele warmteopwekkers of de volledige opwekkingsinstallatie toegevoegd;
   f) desgevallend, de contracten van de gefaseerd te realiseren warmteopwekker(s) met daarin een resultaatsverbintenis voor de gefaseerde uitbouw, de energetische en bouwtechnische details van deze uitbouw en de tijdsplanning ervan;
   5° de eigenschappen van de warmtedistributie-elementen, te weten:
   a) een lijst met de uniek genummerde leidingsegmenten;
   b) per leidingsegment wordt vermeld of het bestaand is of nieuw te realiseren, in het laatste geval wordt ook de voorziene timing van realisatie opgegeven;
   c) desgevallend, de netwerktemperatuur en per leidingsegment de lengte, omgeving, leidingconfiguratie en isolatiegraad indien de warmteverliezen in detail worden berekend;
   d) desgevallend, per buffervat of warmtewisselaar de isolatiegraad indien de warmteverliezen in detail worden berekend;
   e) desgevallend, per circulatiepomp het elektrische vermogen indien het hulpenergieverbruik in detail wordt berekend en aanduiding welke pompen voor reservestelling dubbel zijn uitgevoerd;
   f) desgevallend, indien beschikbaar, worden dimensioneringsnota's, technische schema's en technische fiches van de individuele leidingsegmenten of het volledige warmtedistributiesysteem toegevoegd;
   g) desgevallend, de contracten van de gefaseerd uitgevoerde warmtedistributie-elementen met daarin een resultaatsverbintenis voor de gefaseerde uitbouw, de energetische en bouwtechnische details van deze uitbouw en de tijdsplanning ervan;
   6° de eigenschappen van de warmtevragers, te weten:
   a) een lijst met de uniek genummerde warmtevragers;
   b) per warmtevrager wordt vermeld of deze bestaand is of nieuw te realiseren, in het laatste geval wordt ook de voorziene timing van realisatie opgegeven en of er voor de warmtevrager een E-peileis geldt;
   c) per warmtevrager de bestemming;
   d) desgevallend, het resultaat op vlak van de EPB-eisen en het elektronische bestand van de officiële software van de berekening van de energieprestatie volgens de geldende berekeningsmethode en mits in acht name van het resultaat van de berekeningen uitgevoerd volgens de methode opgenomen in bijlage 18 bij dit besluit voor elke EPB-eenheid waarvan de warmtevraag wordt bepaald op basis van EPB-waarden;
   e) desgevallend, de grondplannen voor elke warmtevrager waarvan de warmtevraag wordt bepaald op basis van de bruto vloeroppervlakte;
   f) per nieuw te realiseren EPB-eenheid waarvoor een E-peileis geldt, de ligging aan de hand van het adres en de kadastrale gegevens en indien reeds gekend, het/de energieprestatiedossiernummer(s);
   g) per nieuw te realiseren EPB-eenheid waarvoor een E-peileis geldt, de vermelding van hoe de warmte aan elke warmtevrager wordt geleverd (bijvoorbeeld via een afleverset ...) en waarvoor de warmte in de warmtevrager wordt gebruikt. Volgend gebruik van warmte wordt onderscheiden : warmte voor ruimteverwarming, warm tapwater, bevochtiging en koeling door middel van een thermisch aangedreven koelmachine;
   h) per nieuw te realiseren EPB-eenheid waarvoor een E-peileis geldt, de begrenzing van het uniek systeem van externe warmtelevering. Er wordt voor elke EPB-eenheid vermeld of er een warmtemeter is en waar die warmtemeter geplaatst is. Indien er meerdere warmtemeters in serie zijn geplaatst, wordt vermeld welke warmtemeter wordt gebruikt voor de warmtekostenafrekening. Indien er geen warmtemeter is, wordt vermeld of er een onderstation is en waar het onderstation is geplaatst. Indien er geen onderstation is, wordt vermeld waar het warmtenet zijn doorgang tot het gebouw vindt. Op basis van de definitie van de begrenzing wordt verduidelijkt of er nog een berekening van een combilus of een circulatieleiding noodzakelijk is. De grenzen van het uniek systeem van externe warmtelevering kunnen ook worden aangeduid op plannen of een schema.
   i) per nieuw te realiseren EPB-eenheid waarvoor een E-peileis geldt, een beschrijving van de fase waarin de EPB-eenheid op moment van de aanvraag verkeert en een projectie van de timing van de volgende fasen. Volgende worden als fasen beschouwd : het indienen van de verkavelingsaanvraag, het aanvragen van de bouwvergunning, het verlenen van de bouwvergunning, het indienen van de startverklaring, het uitvoeren van de werken, het aansluiten van een gebouw op het systeem van externe warmtelevering, de ingebruikname van het gebouw en het indienen van de EPB-aangifte;
   j) desgevallend, de contracten van de gefaseerd uitgevoerde warmtevrager(s) met daarin een resultaatsverbintenis voor de gefaseerde uitbouw, de energetische en bouwtechnische details van deze uitbouw en de tijdsplanning ervan;
   7° een stavingsnota met berekeningen uitgevoerd volgens de methode opgenomen in bijlage 18 bij dit besluit. Desgevallend, indien de berekening gebeurt op basis van meetgegevens, dan worden de meetgegevens bezorgd als stavingsstuk bij de berekening en wordt vermeld welke gegevens worden gemeten, waar de meters staan opgesteld en welke meettoestellen voor elke meting worden gebruikt. Desgevallend, indien de berekening gebeurt op basis van factuurgegevens, worden de factuurgegevens bezorgd als stavingsstuk bij de berekening;
   8° de gegevens van de auteurs van de stavingsnota, te weten:
   a) de naam, voornaam en woonplaats of indien het gaat om een rechtspersoon, de juridische vorm, de naam of handelsnaam, de maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de auteurs van het dossier;
   b) de beschrijving van de technische beheersing en bekwaamheid van de auteurs op vlak van warmtenetten en technische installaties in gebouwen;
   9° desgevallend, een beschrijving en een projectie van de timing van toekomstige ontwikkelingen die geen deel uitmaken van de aanvraag maar die wel betrekking hebben tot hetzelfde systeem van externe warmtelevering.
   Het VEKA kan nadere regels bepalen over de samenstelling van dit aanvraagdossier.]1
  [2 § 3. De hypotheses te hanteren bij de berekening en de voorwaarden aan de evaluatie-instrumenten, worden vastgelegd in bijlage 18 bij dit besluit.
   § 4. Het VEKA beslist binnen de honderdtwintig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag over de afwijking. Als de aanvraag onontvankelijk of ongegrond is, brengt het VEKA de aanvrager daarvan via aangetekende zending schriftelijk op de hoogte. Bij die kennisgeving worden de redenen vermeld waarom de aanvraag onontvankelijk of ongegrond is. Ontvankelijke en gegronde aanvragen worden via een beslissing van de administrateur-generaal bekendgemaakt op de website van het VEKA.
   Als aanvullende informatie betreffende de inhoud van het aanvraagdossier, vermeld in § 2, wordt opgevraagd of als het aanvraagdossier onvolledig is, wordt de termijn voor het nemen van de beslissing, vermeld in het eerste lid, opgeschort. De aanvrager wordt van de opschorting van die termijn per brief op de hoogte gesteld. Na ontvangst van de gevraagde informatie loopt de termijn verder.
   De beslissing over de afwijking blijft geldig zolang er in de as-builtsituatie van het systeem van externe warmtelevering niet wordt afgeweken van de gegevens van het aanvraagdossier, vermeld in § 2, 3°, 4°, 5°, 6° en 7°, en de bij het aanvraagdossier gevoegde contracten.
   § 5. De aanvrager stelt het VEKA onmiddellijk in kennis van elke afwijking tussen de as-builtsituatie van de warmtelevering, de warmteopwekkingsinstallatie(s) en de warmtedistributie-elementen van het systeem van externe warmtelevering en de gegevens van het aanvraagdossier, vermeld in § 2, 3°, 4°, 5°, 6° en 7°. De aanvrager stelt het VEKA onmiddellijk in kennis van niet naleving van de bij de aanvraag gevoegde contracten.
   Het VEKA beslist binnen de zestig kalenderdagen na ontvangst van de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, of een nieuwe stavingsnota met berekeningen uitgevoerd volgens de methode opgenomen in bijlage 18 bij dit besluit op basis van de as-builtsituatie moet worden bezorgd. Als aanvullende informatie betreffende de afwijkingen, vermeld in het eerste lid, wordt opgevraagd, wordt de termijn voor het nemen van de beslissing, als vermeld in dit lid, opgeschort. De aanvrager wordt van de opschorting van die termijn per brief op de hoogte gesteld. Na ontvangst van de gevraagde informatie loopt de termijn verder.
   De aanvrager bezorgt de nieuwe stavingsnota, vermeld in het tweede lid, binnen de zestig kalenderdagen na de beslissing, vermeld in het tweede lid, aan het VEKA. Als het resultaat van de op basis van de as-builtsituatie gemaakte berekening in de nieuwe stavingsnota niet overeenstemt met het resultaat van de berekening in het aanvraagdossier, vermeld in § 2, 7°, kan het VEKA binnen de zestig kalenderdagen na ontvangst van de nieuwe stavingsnota haar beslissing, vermeld in § 4, herzien. Na het verstrijken van deze termijn is de beslissing echter definitief.
   De definitieve beslissing van het VEKA wordt als bijlage bij de EPB-aangifte gevoegd.
   § 6. Als de aanvraag, vermeld in § 1, wordt ingediend door een derde partij namens de aangifteplichtige, dan bezorgt deze derde partij de definitieve beslissing van het VEKA aan de aangifteplichtige.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2022-11-15/02, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (2)<MB 2023-05-17/04, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 11-08-2023>

HOOFDSTUK 4. [1 - Haalbaarheidsstudie voor alternatieve energiesystemen]1   ----------   (1)
Art. 68/1. [1 Een haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd voor de technologieën aangeduid in functie van de gebouwbestemming en de bruikbare vloeroppervlakte, zoals gevoegd als bijlage 18/1.]1   ----------   (1)
Art. 68/2. [1 Het [2 VEKA ]2 kan voor bepaalde technologieën standaard berekeningsmethodes of richtwaarden voorstellen.]1   ----------   (1)   (2)
Art. 68/3. [1 Het [2 VEKA]2 stelt via een webapplicatie een rapporteringsformulier, zoals gevoegd als bijlage 18/2, ter beschikking. Via dit formulier worden de resultaten van de haalbaarheidsstudie gerapporteerd. Dit rapporteringsformulier geldt als bewijs dat een haalbaarheidsstudie werd uitgevoerd.    De bouwheer houdt de haalbaarheidsstudie waarvoor hij het rapporteringsformulier indiende gedurende drie jaar ter beschikking. Op eenvoudige vraag van het [2 VEKA]2p maakt hij de haalbaarheidsstudie over aan het Vlaams Energieagentschap. De bouwheer en de uitvoerder van de haalbaarheidsstudie ondertekenen de haalbaarheidsstudie.]1   ----------   (1)   (2)
HOOFDSTUK 5. [1 - Algemene methodiek EPC]1   ----------   (1)
Art. 68/4. [1 De berekeningsmethode voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat voor residentiële gebouwen wordt bepaald in bijlage 18/3 bij dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2021-12-22/09, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art. 68/5. [1 Het inspectieprotocol voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat voor residentiële gebouwen wordt bepaald in bijlage 18/4 bij dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2021-12-22/09, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art. 68/6. [1 De berekeningsmethode voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat voor kleine niet-residentiële gebouwen wordt bepaald in bijlage 18/3 bij dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2021-12-22/09, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art. 68/7. [1 Het inspectieprotocol voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat voor kleine niet-residentiële gebouwen wordt bepaald in bijlage 18/4 bij dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2021-12-22/09, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art. 68/8. [1 De berekeningsmethode voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat niet-residentiële gebouwen wordt bepaald in bijlage 18/5 bij dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2022-11-15/02, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 09-12-2022>


Art. 68/9. [1 Het inspectieprotocol voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat niet-residentiële gebouwen wordt bepaald in bijlage 18/6 bij dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2022-11-15/02, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 09-12-2022>


Titel 4. - Vorm en inhoud startverklaring, EPB-aangifte en EPC
HOOFDSTUK 1. - Startverklaring
Art.69. De startverklaring, zoals gevoegd als bijlage 19 bij dit besluit, bevat de volgende onderdelen:
  1° de ondertekende papieren afdruk van het formulier van de startverklaring;
  2° het elektronische bestand (de epb-file of de peb-file) waarin de beoogde prestaties op het vlak van de thermische isolatie, de energieprestatie en de ventilatie van het gebouw voor de start van de werken werden berekend, zoals opgemaakt door de verslaggever in uitvoering van artikel 11.1.6/1, § 2 van het Energiedecreet van 8 mei 2009;
  3° de elektronische versie van de startverklaring (epbs-file), welke uit de epb-file of de peb-file werd gegenereerd en digitaal werd verzonden aan de energieprestatiedatabank;
  4° de plannen van het ontworpen gebouw, minstens op schaal 1/100. Die omvatten minimaal:
  a) een grondplan van elk niveau;
  b) alle gevels;
  c) doorsneden waarbij elk verschillende hoogteprofiel zichtbaar is aangegeven;
  d) de oriëntatie van het gebouw;
  5° de rapportering in 1°, 2° en 3° over het opgemaakte ventilatievoorontwerp, conform de STS-P 73-1, haar informatieve bijlage 5.1 en het STS-werkgroepdocument ventilatievoorontwerp.

HOOFDSTUK 2. - EPB-Aangifte
Art.70.De EPB-aangifte bevat de volgende onderdelen:
  1° [2 de ondertekende EPB-aangifte en haar bijlagen, indien van toepassing;]2;
  2° het elektronisch bestand (epb-file of de peb-file) waarin de thermische isolatie, de energieprestatie en de ventilatie van het gebouw werd berekend;
  3° de elektronische versie van de EPB-aangifte (epba-file) welke uit de epb-file of de peb-file werd gegenereerd en digitaal verzonden werd aan de energieprestatiedatabank;
  4° de plannen van het gebouw as-built, minstens op schaal 1/100. Die omvatten minimaal:
  a) een grondplan van elk niveau met per lokaal een unieke code die overeenstemt met de codering in het ventilatieformulier, de voornaamste afmetingen en de aanduiding van de toevoer- en afvoervoorzieningen voor ventilatie;
  b) alle gevels;
  c) doorsneden waarbij elk verschillende hoogteprofiel zichtbaar is aangegeven;
  d) de oriëntatie van het gebouw;
  e) plannen van de HVAC-installatie bij collectieve woongebouwen [1 en niet-residentiële gebouwen]1 waarvoor een E-peil berekend wordt;
  f) plannen van de verlichting bij [1 niet-residentiële gebouwen]1 waarvoor een E-peil berekend wordt;
  5° de stavingsstukken die horen bij de resultaten die via directe invoer zijn ingebracht in de EPB-software.
  6° de rapportering in 1°, 2° en 3° van de EPB-gerelateerde prestaties van de as-built ventilatie-installatie uit het prestatieverslag, conform de STS-P 73-1 en haar informatieve bijlage 5.2, informatieve bijlage 5.3, informatieve bijlage 5.4, met uitzondering van de punten 5.4.4 en 5.4.5 en conform met het STS-werkgroepdocument prestatieverslag. Het prestatieverslag bevat naast de opgesomde prestaties conform de STS-P 73-1 ook de unieke code van de EPW-eenheid. De STS-P 73-1 bevat ook een informatieve bijlage 5.5 waarin een kwaliteitskader wordt beschreven voor de evaluatie van de prestaties van residentiële ventilatie-installaties. De informatieve bijlage 5.5 moet verplicht worden gevolgd, opdat de behaalde prestaties van de ventilatie-installatie uit het prestatieverslag kunnen worden gebruikt in het kader van de energieprestatieregelgeving.
  ----------
  (1)<MB 2022-11-15/02, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 19-12-2022>
  (2)<MB 2023-11-27/03, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.71.[1 Elke EPB-aangifte bevat een hoofdformulier met als bijlagen een formulier opdeling bouwproject en een transmissieformulier.
   Het model van het hoofdformulier en het model van de bijlagen bij de EPB-aangifte zijn respectievelijk als bijlage 20 tot en met 22 bij dit besluit gevoegd.
   In afwijking van het eerste lid, is de EPB-aangifte voor de nieuwbouw en ingrijpende energetische renovatie van EPW-eenheden, samengevoegd met het energieprestatiecertificaat bij de bouw waarvan het model als bijlage 23/1 bij dit besluit is gevoegd. De EPB-aangifte voor de renovatie van EPW-eenheden bestaat uit één samengevoegd formulier waarvan het model als bijlage 23 bij dit besluit is gevoegd ]1.
  ----------
  (1)<MB 2024-04-17/01, art. 13, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2024>

HOOFDSTUK 2. - EPC bij de bouw
Art.72.[1 § 1. Het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw voor EPW-eenheden is als bijlage 23/1 bij dit besluit gevoegd.
   § 2. Het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw voor EPN-eenheden is als bijlage 24 bij dit besluit gevoegd.]1
  ----------
  (1)<MB 2019-12-05/10, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

HOOFDSTUK 3. - Energieprestatiecertificaat voor residentiële gebouwen bij verkoop en verhuur
Art.73. Het energieprestatiecertificaat voor residentiële gebouwen bij verkoop en verhuur, zoals gevoegd als bijlage 25 bij dit besluit, bevat de volgende onderdelen:
  1° de datum van opmaak van het energieprestatiecertificaat;
  2° de identificatie van de energiedeskundige;
  3° de gebouwspecifieke gegevens, zoals het adres en de bestemming;
  4° de uitdrukking van de energieprestatie van het gebouw aan de hand van het kengetal en een label van A+ tot F, met aanduiding van referentiewaarden;
  5° de unieke code;
  6° de aanbevelingen voor een kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw, indien van toepassing.
  Het label van het energieprestatiecertificaat wordt aangeduid met volgende kleurcodes:
  1° A+: donkergroen
  2° A: groen
  3° B: lichtgroen
  4° C: geel
  5° D: lichtoranje
  6° E: oranje
  7° F: rood
  De labels van het energieprestatiecertificaat, vermeld in het tweede lid, hebben volgende grenswaarden:


F > 500 kWh/(m2 jaar)
500 kWh/(m2 jaar) >= E > 400 kWh/(m2 jaar)
400 kWh/(m2 jaar) >= D > 300 kWh/(m2 jaar)
300 kWh/(m2 jaar) >= C > 200 kWh/(m2 jaar)
200 kWh/(m2 jaar) >= B > 100 kWh/(m2 jaar)
100 kWh/(m2 jaar) >= A > 0 kWh/(m2 jaar)
0 kWh/(m2 jaar) >= A+
De kleur van de titel en de lijnen onder de kopteksten en boven de voetteksten gaan mee met de kleurcode van het label van het EPC.
  Bij een EPC met label A of A+ vallen volgende onderdelen weg:
  1° overzicht aanbevelingen;
  2° energielabel na uitvoering van de aanbevelingen.

HOOFDSTUK 4. - Energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen
Art.74. Het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen, zoals gevoegd als bijlage 26, bevat de volgende onderdelen:
  1° de identificatiegegevens van de publieke organisatie;
  2° de bestemming van het publiek gebouw;
  3° het kengetal van het publiek gebouw;
  4° de adviezen voor de gebruiker, indien van toepassing;
  5° de adviezen in verband met beheer en installatie;
  6° de identificatiegegevens van de energiedeskundige;
  7° de verklaring van de energiedeskundige, inclusief datum en handtekening van de energiedeskundige;
  8° de geldigheidsduur van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen.

HOOFDSTUK 5. [1 - Energieprestatiecertificaat voor kleine niet-residentiële gebouwen]1   ----------   (1)
Art. 74/1.[1 § 1. Het energieprestatiecertificaat voor kleine niet-residentiële gebouwen zoals gevoegd als bijlage [2 26/2]2 bij dit besluit, bevat de volgende onderdelen:
   1° de datum van opmaak van het energieprestatiecertificaat;
   2° de identificatie van de energiedeskundige;
   3° de gebouwspecifieke gegevens, zoals het adres en de bestemming;
   4° de uitdrukking van de energieprestatie van het gebouw aan de hand van het kengetal niet-residentieel voor de bestemmingen kantoor, handel, horeca, logeerfunctie en andere/onbekend, met vermelding van referentiewaarden;
   5° de unieke code;
   6° de aanbevelingen voor een kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw.
   Het label van het energieprestatiecertificaat wordt aangeduid met volgende kleurcodes:
   1° A+: donkergroen
   2° A: groen
   3° B: lichtgroen
   4° C: geel
   5° D: lichtoranje
   6° E: oranje
   7° F: rood
   De labels van het energieprestatiecertificaat, vermeld in het tweede lid, worden bepaald op basis van het kengetal voor de bestemming kantoor en hebben volgende grenswaarden:
   F > 575 kWh/(m2jaar)
   575 kWh/(m2jaar) >= E > 470 kWh/(m2jaar)
   470 kWh/(m2jaar) >= D > 365 kWh/(m2jaar)
   365 kWh/(m2jaar) >= C > 265 kWh/(m2jaar)
   265 kWh/(m2jaar) >= B > 160 kWh/(m2jaar)
   160 kWh/(m2jaar) >= A > 0 kWh/(m2jaar)
   0 kWh/(m2jaar) >= A+
   De kleur van de titel en de lijnen onder de kopteksten en boven de voetteksten gaan mee met de kleurcode van het label van het EPC.
   Bij een EPC met label A of A+ vallen volgende onderdelen weg:
   1° overzicht aanbevelingen;
   2° energielabel na uitvoering van de aanbevelingen.
   § 2. De energiedeskundige type A maakt gebruik van de certificatiesoftware residentieel voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen voor de bestemmingen kantoor, handel, horeca, logeerfunctie en andere/onbekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2019-12-05/10, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<MB 2023-05-17/04, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 6. [1 - Energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen]1   ----------   (1)
Art. 74/2.[1 Het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen, zoals gevoegd als bijlage [2 26/1 ]2 bij dit besluit, bevat de volgende onderdelen:
   1° de datum van opmaak van het energieprestatiecertificaat;
   2° de identificatie van de energiedeskundige;
   3° de gebouwspecifieke gegevens, zoals het adres;
   4° de uitdrukking van de energieprestatie van het gebouw aan de hand van een beoordeling van de karakteristieken van de schildelen en de installaties;
   5° de unieke code;
   6° de aanbevelingen voor een kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2019-12-05/10, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<MB 2023-05-17/04, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 7. [1 - Energieprestatiecertificaat voor niet-residentiële eenheden]1   ----------   (1)
Art. 74/2/1.[1 Het energieprestatiecertificaat voor niet-residentiële gebouwen zoals gevoegd als bijlage 26/3 bij dit besluit, bevat de volgende onderdelen:
   1° de datum van opmaak van het energieprestatiecertificaat;
   2° de identificatie van de energiedeskundige;
   3° de gebouwspecifieke gegevens, zoals het adres en de bestemming;
   4° de uitdrukking van het gemeten aandeel hernieuwbare energie;
   4° de uitdrukking van de theoretisch berekende energieprestatie van het gebouw aan de hand van het kengetal niet-residentieel;
   5° de unieke code;
   6° algemene aanbevelingen voor een verbetering van de energieprestatie van het gebouw.
   Het label van het energieprestatiecertificaat wordt aangeduid met volgende kleurcodes:
   1° A: donkergroen
   2° B: groen
   3° C: geel
   5° D: lichtoranje
   6° E: oranje
   7° F: rood
   8° X: lichtgrijs
   De labels van het energieprestatiecertificaat, vermeld in het tweede lid, worden bepaald op basis van [2 de gemeten indicator voor de langetermijndoelstelling ILTD]2 en hebben volgende grenswaarden:
   X = label onbepaald
   X = 0%
   0% < F <5%
   5% <= E < 10%
   10% <= D < 25%
   25% <= C < 50%
   50% <= B < 100%
   100% = A
   Indien de gemeten [2 de indicator voor de langetermijndoelstelling ILTD]2 niet kan opgemeten worden, wordt label onbepaald toegekend.
   De kleur van de titel en de lijnen onder de kopteksten en boven de voetteksten gaan mee met de kleurcode van het label van het energieprestatiecertificaat voor niet-residentiële gebouwen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2022-11-15/02, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 19-12-2022>
  (2)<MB 2023-11-27/03, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Titel 4/1. [1 - Geldigheid van het EPC gemeenschappelijke delen]1   ----------   (1)
Art. 74/3. [1 Het vervangen, bij- of naïsoleren van vensters, deuren en panelen van de privatieve kavels vallen niet onder de ingrepen, vermeld in artikel 9.2.5/1. § 5, 2e lid, 1° van het Energiebesluit van 19 november 2010.
   Het EPC gemeenschappelijke delen vervalt ook als volgende technische installaties van het gebouw vervangen of nieuw geplaatst worden:
   1° collectieve installaties voor ruimteverwarming;
   2° collectieve installaties voor sanitair warm water;
   3° collectieve installaties voor koeling;
   4° collectieve installaties voor ventilatie;
   5° alle fotovoltaïsche panelen en zonnecollectoren.
   Dit omvat niet de verlichtingsinstallaties.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2019-12-05/10, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Titel 5. - Verklaring op erewoord voor verslaggevers, energiedeskundigen type A en [1 type D]1   ----------   (1)
Art.75. De verslaggever onderschrijft op de website voor het indienen van de elektronische versies van de EPB-aangifte eenmalig een verklaring op eer, die als bijlage 27 is gevoegd.

Art.76. De inhoud van de verklaring op erewoord voor de energiedeskundige type A is als bijlage 28 bij dit besluit gevoegd.

Art.77.[1 De inhoud van de verklaring op erewoord voor de energiedeskundige type D is als bijlage 29 bij dit besluit gevoegd. ]1
  ----------
  (1)<MB 2022-07-18/01, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 06-08-2022>

Art.78. De inhoud van de verklaring op erewoord voor de energiedeskundige type C is als bijlage 30 bij dit besluit gevoegd.

Titel 6. - Energieprestatiedatabank en software
HOOFDSTUK 1. - Opname van gegevens in de databank en de minimale voorwaarden waaraan de energieprestatiedatabank dient te voldoen
Art.79.De vergunningverlenende overheid zendt maandelijks elektronisch naar het [1 VEKA]1 een overzicht van de aanvragen tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen die vergund, geweigerd, vernietigd of geschorst werden. De gemeente zendt tevens elektronisch een overzicht betreffende de meldingsplichtige handelingen die bij de gemeente in die betreffende periode werden aangemeld.
  Het overzicht bevat per aanvraag of melding de volgende gegevens:
  1° de gemeente waar het perceel gelegen is;
  2° het energieprestatiedossiernummer;
  3° de aard en het onderwerp van de werkzaamheden;
  4° de ligging;
  5° de gegevens van de aanvrager(s) of van de meldingsplichtige(n);
  6° de datum van de aanvraag van de vergunning of van de melding;
  7° de beslissingen betreffende de vergunning, weigering, schorsing en vernietiging door de bevoegde instantie en de bijhorende data van het dossier;
  8° de vaststelling door de gemeente dat de aangemelde meldingsplichtige handelingen toch vergunningsplichtig zouden zijn;
  9° de toepasselijkheid van de EPB-eisen en de aanwezigheid van de haalbaarheidsstudie;
  10° de betrokkenheid van een architect;
  11° het type van de dossiersamenstelling;
  12° de startdatum/data en einddatum/data van de werkzaamheden;
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 95, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.80. Bij het verlenen van de vergunning bezorgt de vergunningverlenende overheid de houder van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen het toegekende energieprestatiedossiernummer. Bij de aktename van de melding bezorgt het bevoegd bestuur de meldingsplichtige(n) het toegekende energieprestatiedossiernummer.
  Het energieprestatiedossiernummer wordt als volgt opgemaakt:
  1° Voor de provincies: 'energieprestatiedossiernummer = NIS-code van de hoofdgemeente waar het bouwproject gelegen is - A - intern dossiernummer van de provincie';
  2° Voor gemeenten: 'energieprestatiedossiernummer = NIS-code van de hoofdgemeente - G - intern dossiernummer van de gemeente of nummer van het vergunningenregister'.
  3° Voor Omgeving: 'energieprestatiedossiernummer = NIS-code van de hoofdgemeente waar het bouwproject gelegen is - A - intern dossiernummer van Omgeving'.

Art.81.Het overzicht, vermeld in artikel 79, wordt uiterlijk de vijftiende dag van de maand verstuurd via de website van de energieprestatiedatabank van het [1 VEKA ]1 en bevat de informatie van de kalendermaand die aan het verzenden vooraf gaat.
  De verzending gebeurt elektronisch onder xml-formaat. Het [1 VEKA]1 legt technische richtlijnen vast met specificaties waaraan het elektronisch databestand moet voldoen.
  De vergunningverlenende overheden die niet beschikken over een elektronisch dataopvolgingssysteem waarmee men automatisch het xml-overzicht kan genereren, dienen contact op te nemen met het [1 VEKA ]1 dat voor hen een alternatieve toepassing ter beschikking zal stellen waarbij per vergunning of per aanvraag de vergunningverlenende overheid een webformulier kan invullen op de energieprestatiedatabank.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 96, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.82. De vergunningverlenende overheid volgt de doorgestuurde xml-bestanden op via de webtoepassing van de energieprestatiedatabank. Wanneer een bestand nog vormelijke of inhoudelijke fouten bevat, verstuurt de vergunningverlenende overheid de informatie opnieuw tot de inhoud correct is en het volledige bericht als ontvankelijk wordt beschouwd.

Art.83. Voor bouwprojecten waarvoor een startverklaring werd ingediend, kan de bevoegde vergunningverlenende overheid, de gegevens over de startdatum van de werkzaamheden in de energieprestatiedatabank consulteren.

HOOFDSTUK 2. - Indienen van de EPB-Startverklaring
Art.84.De verslaggever dient in naam van de aangifteplichtige de startverklaring elektronisch in.
  Voor de opmaak en het indienen van de elektronische versie van de startverklaring wordt door de verslaggever de meest recente versie van de "EPB-Software 3 Gewesten" gebruikt die ter beschikking wordt gesteld door het [1 VEKA ]1p op de publieke website www.energiesparen.be.
  In afwijking van het tweede lid maakt de verslaggever voor de opmaak en het indienen van de elektronische versie van de startverklaring aangaande die dossiers waarvan de melding gedaan werd of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd werd voor 1 januari 2012 gebruik van de meest recente versie van de "EPB-software Vlaanderen". Als de melding gedaan werd of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd werd in de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 kan de verslaggever voor de opmaak en het indienen van de elektronische versie van de startverklaring kiezen tussen het gebruik van de meest recente versie "EPB-software Vlaanderen" en de meest recente versie van de "EPB-software 3 Gewesten".
  De startverklaring wordt ingediend via de website van de administratie. Nadat de startverklaring elektronisch werd ingediend, ontvangt de verslaggever een elektronisch bestand dat hij moet afdrukken als papieren versie van de starverklaring. Het model van de starverklaring is als bijlage 19 bij dit besluit gevoegd.
  Voor verslaggevers die niet kunnen beschikken over een elektronische identiteitskaart of een federaal token, legt de administratie een alternatieve procedure vast.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 97, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.85. De aangifteplichtige, de verslaggever en de architect ondertekenen de elektronisch ingediende startverklaring, vermeld in artikel 2, tweede lid. Die papieren versie wordt door de verslaggever bijgehouden en op eerste verzoek aan de administratie ter beschikking gesteld.

Art.86. Voor bouwprojecten waarvoor een startverklaring werd ingediend, kan de gemeente waarin het gebouw is gelegen, de gegevens over de startdatum van de werkzaamheden consulteren.

HOOFDSTUK 3. - Indienen van de EPB-aangifte
Art.87.Voor de opmaak en het indienen van de elektronische versie van de EPB-aangifte wordt door de verslaggever de meest recente versie van de "EPB-Software 3 Gewesten" gebruikt die ter beschikking wordt gesteld door het [1 VEKA ]1 op de publieke website www.energiesparen.be.
  In afwijking van het eerste lid maakt de verslaggever voor de opmaak en het indienen van de elektronische versie van de EPB-aangifte aangaande die dossiers waarvan de melding gedaan werd of de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd werd voor 1 januari 2012 gebruik van de meest recente versie van de "EPB-software Vlaanderen".[2 ...]2.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 98, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2024-04-17/01, art. 14, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2024>

Art.88.De verslaggever dient in naam van de aangifteplichtige de elektronische versie van de EPB-aangifte (epba-file) in.
  [2 De epba-file wordt ingediend via de website die hiervoor werd aangeduid door het VEKA. Vervolgens worden de volgende stavingsstukken opgeladen op diezelfde website. Deze hebben minstens betrekking op:
   1° de geometrische gegevens van het gebouw. Ze omvatten minimaal:
   a) plannen van het gebouw as-built, zoals omschreven onder artikel 70, 4° ;
   b) een oppervlakte- en volumeberekening van de EPB-eenheden, functionele delen en constructiedelen;
   2° de indeling en de werkelijke functie van de ruimtes. Hiervoor wordt een algemeen fotoverslag opgeladen dat minstens alle unieke ruimtes binnen het beschermd volume en elke technische ruimte omvat;
   3° de gerapporteerde isolatie in de constructiedelen, conform het bepaalde in bijlage VII bij het Energiebesluit. In voorkomend geval, hebben de stukken minimaal betrekking op:
   a) de toegepaste isolatie in de opake scheidingsconstructies;
   b) de gerapporteerde isolatiewaarde van de transparante scheidingsconstructies;
   4° de gerapporteerde prestaties van de installaties, conform het bepaalde in bijlage V, VI en XII bij het Energiebesluit. In voorkomend geval, hebben de stukken minimaal betrekking op:
   a) de opwekkers, inclusief buffervaten en opslagvaten;
   b) het afgiftesysteem voor verwarming;
   c) het afgiftesysteem voor warm tapwater, in het geval van een combilus of een circulatieleiding;
   5° het gerapporteerde ventilatiesysteem, conform het bepaalde in bijlage V, VI, IX en X bij het Energiebesluit. In voorkomend geval, hebben de stukken minimaal betrekking op:
   a) de ventilator(en) en een eventueel warmteterugwinapparaat, voor zover niet opgenomen in het ventilatieprestatieverslag;
   b) de gerapporteerde debieten, voor zover niet opgenomen in het ventilatieprestatieverslag;
   c) de gerapporteerde energetische parameters van het ventilatiesysteem, voor zover er niet werd gerekend met de waarde bij ontstentenis en voor zover niet opgenomen in het ventilatieprestatieverslag;
   6° volgende overige gerapporteerde maatregelen, indien van toepassing en indien niet gerekend met de waarde bij ontstentenis:
   a) de eigenschappen voor zonnewering en beschaduwing;
   b) de zonneboiler;
   c) de fotovoltaïsche installatie;
   d) de eigenschappen van de verlichting.]2
  [2 Nadat de epba-file en de bijhorende stavingsstukken elektronisch werden ingediend, ontvangt de verslaggever een of meerdere elektronische formulieren als onderdeel van de EPB-aangifte.]2
  Verslaggevers die niet kunnen beschikken over een elektronische identiteitskaart of een federaal token, delen dit onverwijld mee aan het [1 VEKA ]1. Na de noodzakelijke gegevens van de verslaggever te hebben gekregen, zorgt het [1 VEKA ]1 voor een manuele indiening van de EPB-aangifte in kwestie.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 99, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<MB 2022-11-15/02, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 19-12-2022>

HOOFDSTUK 4. - [1Toegang tot de energieprestatiedatabank]1   ----------   (1) Art. 88/1. [1 De eigenaar, die geen aangifteplichtige is, heeft toegang tot de bijlagen van de EPB-aangifte, zoals vermeld in artikel 71 van hetzelfde besluit.]1   ----------   (1)
Titel 7. - Energieprestatiecertificatendatabank

HOOFDSTUK 1. - Hergebruik van gegevens bij de opmaak van een energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen
Art.89. § 1. Gegevens met betrekking tot de samenstelling van de gebouwschil of de installaties die voor een bepaalde wooneenheid werden verzameld, kunnen door de energiedeskundige type A worden hergebruikt, voor :   1° wooneenheden gelegen in hetzelfde gebouw;   2° wooneenheden die integraal deel uitmaken van dezelfde groepswoningbouw.   Het hergebruik van de gegevens, vermeld in het eerste lid, is enkel toegelaten op voorwaarde dat ondubbelzinnig kan worden aangetoond dat de betreffende wooneenheden een identieke samenstelling van de gebouwschil hebben of over identieke installaties beschikken.   § 2. Gegevens met betrekking tot de bepaling van de verliesoppervlakte van de schildelen, het beschermde volume en de bruikbare vloeroppervlakte die voor een bepaalde wooneenheid werden verzameld, kunnen worden hergebruikt voor de wooneenheden, vermeld in § 1, eerste lid, op voorwaarde dat ondubbelzinnig kan worden aangetoond dat deze over een gelijksoortige geometrie, oppervlaktes, inclusief openingen, begrenzingen en gebouwindeling beschikken.   Als slechts een bepaald schildeel een gelijksoortige geometrie en oppervlaktes heeft, inclusief openingen, dan kunnen de gegevens van dit schildeel worden hergebruikt.
Art.90. Het hergebruik van de gegevens, vermeld in artikel 2, is enkel toegelaten als de wooneenheden geen latere aanpassingen of verbouwingen hebben ondergaan die betrekking hebben op de gebouwschil, de installaties of het volume van de wooneenheid.

HOOFDSTUK 2. - Gegevens voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen

Art.91.§ 1. De webapplicatie voor het opstellen van een energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen is toegankelijk via de energieprestatiedatabank, www.energieprestatiedatabank.be.   § 2. De energiedeskundigen type C en de interne energiedeskundigen voor publieke gebouwen verkrijgen toegang tot de energieprestatiedatabank via hun elektronische identiteitskaart of federaal token.   § 3. De volgende gegevens dienen via de webapplicatie elektronisch te worden bezorgd aan het [1 VEKA ]1:   1° de bestemming en categorie van het publiek gebouw;   2° de identificatiegegevens van de energiedeskundige;   3° de algemene gegevens van het publieke gebouw:   a) adres;   b) bouw- en/of verbouwjaar;   c) bruikbare vloeroppervlakte, met verrekening van eventueel leegstaande delen;   d) duur van leegstand indien van toepassing;   4° de bijkomende info van het publiek gebouw: dit zijn specifieke gegevens van het publiek gebouw in functie van de categorie van het gebouw;   5° de gemeten energieverbruiken voor een meetperiode van één jaar:   a) startmoment van de meting;   b) jaarverbruiken indien van toepassing van elektriciteit, aardgas, stookolie, steenkool, propaan, butaan, LPG, houtpellets en houtsnippers;   c) antwoord op de vraag of de verwarming van het gebouw voornamelijk met elektriciteit gebeurt;   6° het antwoord op de verplichte vragen van de auditlijst en de bijhorende effectgrootte;   7° eventueel het antwoord op de niet verplichte vragen en specifieke adviezen die optioneel in te vullen zijn door de energiedeskundige;   Het kengetal van het gebouw wordt berekend door de webapplicatie aan de hand van de gegevens, vermeld in punt 3° en 5°. De webapplicatie zal de aanbevelingen voor de kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw genereren aan de hand van de antwoorden op de vragen van de auditlijst, vermeld in punt 6° en 7°.   ----------   (1)
Art.92.§ 1. Energiedeskundigen type C en interne energiedeskundigen voor publieke gebouwen die niet kunnen beschikken over een elektronische identiteitskaart of een federaal token, sturen de gegevens onder artikel 91, § 3, per post naar het adres van het hoofdbestuur van het Vlaams Energieagentschap.
  § 2. Het [1 VEKA ]1 zal de gegevens in naam van de energiedeskundige ingeven in de webapplicatie via de energieprestatiedatabank. Aan de energiedeskundigen type C of aan de interne energiedeskundigen voor publieke gebouwen zal dan het elektronisch bestand van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen bezorgd worden, om af te drukken als papieren versie.
  ----------
  (1)<MB 2020-12-19/04, art. 101, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

HOOFDSTUK 3. - Nadere regels met betrekking tot het bij te houden gemeten globaal energieverbruik en het gebruik van tellers in het kader van de berekening van het kengetal van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen

Art.93. § 1. Het jaarverbruik van elektriciteit en aardgas wordt bepaald op basis van de registratie van de meterstanden van de elektriciteits- en aardgasmeter(s). Het gebruik van deelmeters/tussentellers voor elektriciteit en aardgas is toegestaan indien deze dezelfde nauwkeurigheid hebben als de hoofdmeter. De begin- en eindmeterstand van de meter(s) worden opgenomen onder de verantwoordelijkheid van de energiedeskundigen type C of van de interne energiedeskundigen voor publieke gebouwen. Tussen de begin- en de eindmeterstand ligt een periode van exact één jaar, teneinde effecten van zomer en winter in te calculeren in het verbruik.   § 2. Het jaarverbruik van stookolie wordt bepaald op basis van de registratie van de meterstanden van de stookoliedebietmeter(s). De begin- en eindmeterstand van de stookoliedebietmeter(s) worden opgenomen onder de verantwoordelijkheid van de energiedeskundigen type C of van de interne energiedeskundigen voor publieke gebouwen. Tussen de begin- en de eindmeterstand ligt een periode van exact één jaar, teneinde effecten van zomer en winter in te calculeren in het verbruik.   § 3. Gegevens over het jaarverbruik van andere energievectoren (steenkool, butaan, propaan, LPG, houtpellets en houtsnippers) die niet kunnen worden afgelezen van een meterstand, mogen op basis van de factuur bepaald worden.
Titel 7/1. [1 Renovatieverplichting ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2024-10-29/02, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 18-11-2024>


Art.93/1. [1 Tijdelijke verplaatsbare constructies die niet op permanente wijze met de grond verankerd zijn, zijn vrijgesteld van de renovatieverplichting voor niet-residentiële en residentiële gebouwen, vermeld in respectievelijk artikel 9.3.1 en 9.3.4 van het Energiebesluit van 19 november 2019. ]1   ----------   (1)
Titel 8. - Opheffingsbepalingen

Art.94. De volgende regelingen worden opgeheven:   1° het ministerieel besluit van 13 januari 2006 betreffende de vorm en de inhoud van de startverklaring;   2° het ministerieel besluit van 20 oktober 2006 betreffende het vaststellen van minimale voorwaarden bij de opname van gegevens in de Energieprestatiedatabank;   3° het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het Energieprestatiecertificaat bij de bouw;   4° het ministerieel besluit van 7 juni 2007 betreffende de opleiding energiedeskundige type C;   5° het ministerieel besluit van 12 oktober 2007 betreffende het vaststellen van nadere regels met betrekking tot het bij te houden gemeten globaal energieverbruik, de webapplicatie en de vorm en inhoud van het energieprestatiecertificaat voor publieke gebouwen;   6° het ministerieel besluit van 11 januari 2008 houdende het vaststellen van nadere regels met betrekking tot het invoeren van de haalbaarheidsstudie voor alternatieve energiesystemen;   7° het ministerieel besluit van 11 maart 2008 betreffende de opleidingen tot energiedeskundige type A en type B;   8° het ministerieel besluit van 13 juni 2008 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van het model van het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen bij verkoop en verhuur en de verklaring op erewoord;   9° het ministerieel besluit van 19 september 2008 met betrekking tot het hergebruik van gegevens bij de opmaak van een energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen;   10° het ministerieel besluit van 15 september 2009 betreffende de vaststelling van de gelijkwaardigheid van innovatieve systemen, bouwconcepten of technologieën;   11° het ministerieel besluit van 29 maart 2013 houdende het verlenen van algemene afwijkingen en algemene vrijstellingen van bepaalde EPB-eisen;   12° het ministerieel besluit van 20 januari 2014 houdende de erkenning van opleidings- en exameninstellingen voor de certificering van aannemers en installateurs en houdende de certificering van aannemers en installateurs;   13° het ministerieel besluit van 17 november 2014 betreffende de opleiding tot verslaggever en de opleidingsinstellingen;   14° het ministerieel besluit van 9 september 2016 betreffende externe warmtelevering;
Titel 9. - Overgangs- en slotbepalingen

Art.95. Artikel 6/1 van het ministerieel besluit van 17 november 2014 betreffende de opleiding tot verslaggever en de opleidingsinstellingen bedoeld in artikel 8.6.1 en 8.6.3 van het Energiebesluit van 19 november 2010, blijft van toepassing voor de jaren voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.
Art.96. Artikel 3/3 van het ministerieel besluit van 11 maart 2008 betreffende de opleidingen tot energiedeskundige type A en type B, blijft van toepassing voor de jaren voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.

Art.97. § 1. De beslissingen over de gelijkwaardigheid die door het Vlaams Energieagentschap in het kader van de procedure, vermeld in artikel 4/1 van ministerieel besluit van 15 september 2009 betreffende de vaststelling van de gelijkwaardigheid van innovatieve systemen, bouwconcepten of technologieën in het kader van de energieprestatieregelgeving, werden genomen blijven geldig zolang er in de as-builtsituatie niet wordt afgeweken van de gegevens van het aanvraagdossier vermeld in artikel 4/1, § 3, 3°, 4°, 5°, 10° en 11° van dat ministerieel besluit.
  De aanvrager verbindt er zich toe het Vlaams Energieagentschap onmiddellijk in kennis te stellen van elke afwijking tussen de as-builtsituatie van de warmtelevering, de warmteopwekkingsinstallatie(s) en de warmtedistributie-elementen van het systeem van externe warmtelevering en de gegevens van het aanvraagdossier vermeld in § 3, 3°, 4°, 5°, 10° en 11°.
  Het Vlaams Energieagentschap beslist binnen de zestig kalenderdagen na ontvangst van de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, of een nieuwe stavingsnota met berekeningen uitgevoerd volgens de methode opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit op basis van de as-builtsituatie moet worden bezorgd. Als aanvullende informatie betreffende de afwijkingen, vermeld in het eerste lid, wordt opgevraagd, wordt de in het vorige lid vermelde termijn voor het nemen van de beslissing opgeschort. De aanvrager wordt van de opschorting van die termijn per brief op de hoogte gesteld. Na ontvangst van de gevraagde informatie loopt de termijn verder.
  De aanvrager bezorgt de nieuwe stavingsnota, vermeld in het tweede lid, binnen de zestig kalenderdagen na de beslissing, vermeld in het tweede lid, aan het Vlaams Energieagentschap. Als het resultaat van de op basis van de as-builtsituatie gemaakte berekening in de nieuwe stavingsnota niet overeenstemt met het resultaat van de berekening in het aanvraagdossier, vermeld in § 3, 11°, kan het Vlaams Energieagentschap binnen de zestig kalenderdagen na ontvangst van de nieuwe stavingsnota haar beslissing, vermeld in § 5, herzien. Na het verstrijken van deze termijn is de beslissing echter definitief.
  De definitieve beslissing van het Vlaams Energieagentschap wordt als bijlage bij de EPB-aangifte gevoegd.
  Als de aanvraag werd ingediend door de warmtenetbeheerder of de projectontwikkelaar, dan bezorgt deze de definitieve beslissing van het Vlaams Energieagentschap aan de aangifteplichtige.

Art.98. Voor dossiers met betrekking tot nieuwe EPW-eenheden en de ingrijpende energetische renovatie van EPW-eenheden, waarbij de melding werd gedaan, of de stedenbouwkundige vergunning werd aangevraagd voor 1 januari 2016, en waarvan de EPB-aangifte wordt ingediend vanaf 1 januari 2019, blijft bijlage VII van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning.

Art.99. Voor dossiers waarbij de melding werd gedaan, of de stedenbouwkundige vergunning werd aangevraagd voor 1 januari 2017, blijft bijlage XV van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning.

Art.100. Voor dossiers waarbij de melding werd gedaan, of de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen werd aangevraagd voor 1 januari 2019, en waarvan de EPB-aangifte wordt ingediend vanaf 1 januari 2019, gelden in afwijking van bijlage 1, 5 tot en met 18 van dit besluit de volgende voorwaarden:
  1° bijlage IV van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  2° bijlage V van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  3° bijlage VI van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  4° bijlage VIII van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  5° bijlage IX van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  6° bijlage X van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  7° bijlage XI van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  8° bijlage XII van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  9° bijlage XIV van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  10° bijlage XVI van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  11° bijlage XVII van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  12° bijlage XVIII van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  13° bijlage 1 van het ministerieel besluit van 15 september 2009 betreffende de vaststelling van de gelijkwaardigheid van innovatieve systemen, bouwconcepten of technologieën in het kader van de energieprestatieregelgeving, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  14° bijlage 2 van het ministerieel besluit van 15 september 2009 betreffende de vaststelling van de gelijkwaardigheid van innovatieve systemen, bouwconcepten of technologieën in het kader van de energieprestatieregelgeving, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  15° bijlage 1 van het ministerieel besluit van 9 september 2016 betreffende externe warmtelevering en houdende de wijziging van diverse ministeriële besluiten in het kader van de energieprestatieregelgeving, blijft van kracht in de lezing zoals van toepassing op het moment van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
  In afwijking van het eerste lid, 3° zijn de wijzigingen aangebracht door artikel 10 van het ministerieel besluit van 18 mei 2014 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 13 januari 2006 betreffende de vorm en inhoud van de startverklaring, het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, het ministerieel besluit van 11 januari 2008 houdende het vaststellen van nadere regels met betrekking tot het invoeren van de haalbaarheidsstudie voor alternatieve energiesystemen en het ministerieel besluit van 15 september 2009 betreffende de vaststelling van de gelijkwaardigheid van innovatieve systemen, bouwconcepten of technologieën in het kader van de energieprestatieregelgeving aan bijlage VI van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, voor het eerst van toepassing op luchtdichtheidstesten uitgevoerd vanaf 1 januari 2015.
  In afwijking van het eerste lid, 4°, zijn de wijzigingen ingevoegd door artikel 1, artikel 2 en artikel 4, 7°, 10°, 12°, 13°, 14°, 15° en 17°, van het ministerieel besluit van 25 januari 2018 houdende de wijziging van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw en van het ministerieel besluit van 9 september 2016 betreffende externe warmtelevering, aan bijlage 1 van het ministerieel besluit van 9 september 2016 betreffende externe warmtelevering en houdende de wijziging van diverse ministeriële besluiten in het kader van de energieprestatieregelgeving, voor het eerst van toepassing op dossiers waarvan de EPB-aangifte wordt ingediend vanaf 20 februari 2018.
  In afwijking van het eerste lid, 7° is bijlage XI van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, ingevoegd door artikel 12 van het ministerieel besluit van 18 mei 2014 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 13 januari 2006 betreffende de vorm en inhoud van de startverklaring, het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw, het ministerieel besluit van 11 januari 2008 houdende het vaststellen van nadere regels met betrekking tot het invoeren van de haalbaarheidsstudie voor alternatieve energiesystemen en het ministerieel besluit van 15 september 2009 betreffende de vaststelling van de gelijkwaardigheid van innovatieve systemen, bouwconcepten of technologieën in het kader van de energieprestatieregelgeving, voor het eerst van toepassing op dossiers waarvan de EPB-aangiftes worden ingediend vanaf 1 juni 2014.
  In afwijking van het eerste lid, 8°, kunnen de reductiefactoren voor ventilatie voor vraaggestuurde systemen, freduc,vent,heat,seci, freduc,vent,cool,seci en freduc,vent,overh,seci, die zijn vastgesteld op datum van 31 december 2014 conform de procedures beschreven in titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 1, nog worden gebruikt voor dossiers met aanvraagdatum van de stedenbouwkundige vergunning of meldingsdatum tot 31 december 2015.
  In afwijking van het eerste lid, 15°, zijn de wijzigingen ingevoegd door artikel 4, 1°, 2°, 3°, 4°, 5° en 6° van het ministerieel besluit van 25 januari 2018 houdende de wijziging van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het energieprestatiecertificaat bij de bouw en van het ministerieel besluit van 9 september 2016 betreffende externe warmtelevering, aan bijlage 1 van het ministerieel besluit van 9 september 2016 betreffende externe warmtelevering en houdende de wijziging van diverse ministeriële besluiten in het kader van de energieprestatieregelgeving, voor het eerst van toepassing op dossiers waarvan de EPB-aangifte wordt ingediend vanaf 20 februari 2018 en waarvan de melding of de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning of een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt ingediend vanaf 1 januari 2017.

Art.101. Artikelen 69, 5° en 70, 6° zijn van toepassing op nieuwe EPW-eenheden en de ingrijpende energetische renovatie van EPW-eenheden, waarvan de melding wordt gedaan of de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd vanaf 1 januari 2016.
  In afwijking van het eerste lid, wordt artikel 70, 6° pas voor het eerst toegepast op nieuwe EPW-eenheden en de ingrijpende energetische renovatie van EPW-eenheden, waarvan de melding wordt gedaan of de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt aangevraagd vanaf 1 januari 2016, maar waarvan de EPB-aangifte wordt ingediend vanaf 1 juli 2017.

Art.102. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

BIJLAGEN.

Art. N.(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 29-01-2019, p. 9353)   Gewijzigd door:      MB 2020-12-10/18, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>   MB 2020-12-10/18, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>   MB 2020-12-10/18, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>   MB 2020-12-10/18, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>   MB 2020-12-10/18, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>   MB 2020-12-10/18, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>   MB 2020-12-10/18, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>   MB 2020-12-10/18, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>   MB 2020-12-10/18, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>   MB 2020-12-10/18, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>   MB 2020-12-10/18, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>   MB 2020-12-10/18, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>   MB 2020-12-10/18, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>   MB 2020-12-10/18, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>