19 JULI 2019. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie dat de bevoegdheidsverdeling tussen de leden van het College van de Franse Gemeenschapscommissie regelt
Art. 1-10
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "bijzondere wet": de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988 tot hervorming der instellingen, door de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en gewesten, door de bijzondere wet van 16 januari 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen;
2° "decreet": het decreet van 4 april 2014 betreffende de bevoegdheden van Franse Gemeenschap die overgeheveld zijn naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie.
Art.2. Mevr. Barbara Trachte, Minister-Voorzitter van het College, belast met de Promotie van de Gezondheid, het Gezin, de Begroting en het Openbaar Ambt is bevoegd voor:
- het secretariaat en de Kanselarij;
- de coördinatie van het beleid van het College;
- het aanbrengen van zaken voor het Overlegcomité "Federale regering - Regering van de gemeenschappen en de gewesten";
- de betrekkingen met de Franse Gemeenschap en met het Waalse gewest;
- de promotie van de gezondheid;
- het gezinsbeleid;
- het openbaar ambt;
- de begroting.
Art.3. De heer Rudi Vervoort, Minister, Collegelid, belast met het beleid inzake Onderwijs, Crèches, Cultuur, Personen met een Handicap, Toerisme en Schoolvervoer is bevoegd voor:
- het onderwijs binnen de beperkingen van artikel 60 tot 62 van de bijzondere wet van 12 januari 1989, met inbegrip van de voorschoolse vorming in kinderdagverblijven, de naschoolse en bijschoolse vorming, de artistieke vorming en de intellectuele, morele en bijzondere vorming zoals voorzien in artikel 4, 11°, 12°, 13° en 14° van de bijzondere wet;
- het provinciaal onderwijs zoals bedoeld in artikelen 79bis en 80bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989, net als voor de uitvoering van het decreet (I) van de Franse Gemeenschapscommissie van 8 juli 1993 betreffende de overdracht van de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar de Franse Gemeenschapscommissie en het decreet (II) van de Franse Gemeenschapscommissie van 8 juli 1993 houdende oprichting van een publiekrechtelijke maatschappij belast met het bestuur van de schoolgebouwen van het door de overheid ingerichte onderwijs, met inbegrip van het Sportcomplex en de Hogeschool Lucia de Brouckère;
- de infrastructuren voor crèches, oudercrèches, peutertuinen, gemeentelijke opvangvoorzieningen voor kinderen en gespecialiseerde opvangdiensten;
- het Beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap, zoals voorzien in artikel 5, § 1, II, 4° van de bijzondere wet, met inbegrip van de dienst met gescheiden beheer, en de betrokken infrastructuren;
- het schoolvervoer, zoals voorzien in Artikel 3, 5° van het decreet van 4 april 2014 met betrekking tot de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap die werden overgeheveld naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;
- het cultuurbeleid, zoals voorzien in Artikel 4 van de bijzondere wet, uitgezonderd de 9° tot 17° en binnen de beperkingen voorzien in de artikelen 60 tot 62 van de bijzondere wet van 12 januari 1989;
- het cultuurbeleid, zoals bedoeld in Artikel 83quinquies van de bijzondere wet van 12 januari 1989;
- het beleid met betrekking tot toerisme in toepassing van de artikelen 4bis en 6sexies van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 betreffende de hervorming van de instellingen.
Art.4. De heer Bernard Clerfayt, Minister, Collegelid, belast met Beroepsopleiding en Internationale Betrekkingen is bevoegd voor:
- de beroepsopleiding en het voortgezet onderwijs van de Middenstand, met inbegrip van het toezicht op de betrokken instellingen;
- de beroepsomscholing en -bijscholing, zoals bedoeld in artikel 4, 16° van de bijzondere wet, met inbegrip van het toezicht op de betrokken instellingen;
- de stelsels inzake alternerende opleiding bedoeld in artikel 4, 17° van de bijzondere wet, met uitsluiting van het alternerend onderwijs;
- de internationale betrekkingen.
Art.5. De heer Alain Maron, Minister, Collegelid, belast met Maatschappelijk Welzijn en Gezondheid is bevoegd voor:
- het gezondheidsbeleid, zoals bedoeld in Artikel 5, § 1, I van de bijzondere wet en in Artikel 3, 6° van het decreet, met uitzondering van de Promotie van de Gezondheid, het maatschappelijk welzijn, met inbegrip van de daarmee verband houdende sociale infrastructuren, met uitzondering van het beleid inzake bijstand aan personen met een handicap voorzien in artikel 5, § 1, II, 4° van de bijzondere wet en met uitzondering van de infrastructuren bedoeld in het tweede streepje van artikel 3;
- de Onthaalbureaus voor Nieuwkomers.
Art.6. Mevr. Nawal Ben Hamou, Minister, Collegelid, belast met Sociale Samenhang en Sportinfrastructuren is bevoegd voor:
- de sociale samenhang, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, II, 3° van de bijzondere wet en dat binnen de beperkingen opgelegd door het decreet in artikel 3, 7° en voor de daarmee verband houdende infrastructuren, met uitzondering van:
o de Onthaalbureaus voor Nieuwkomers;
- de sportinfrastructuren, zoals bedoeld in Artikel 3, 1° van het decreet.
Art.7. Het secretariaat van het College wordt verzekerd door de Kabinetschef of adjunct-Kabinetschef van de Minister, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.
Art.8. Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 juli 2014 dat de bevoegdheidsverdeling tussen de leden van het College van de Franse Gemeenschapscommissie regelt, wordt opgeheven.
Art.9. De leden van het College zijn, elk voor wat hen betreft, belast met de uitvoering van onderhavig besluit.
Art. 10. Onderhavig besluit treedt in werking op 18 juli 2019.