Details





Titel:

24 MEI 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen



Inhoudstafel:


Art. 1-2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2010014111 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Aan artikel 12 van het koninklijk besluit van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 februari 2013, worden een vierde tot en met een zevende lid toegevoegd, die luiden als volgt:
  "Als met toepassing van artikel 10, tweede lid, van dit besluit, meerdere ondeelbare ladingen vervoerd worden binnen een lengte die in overeenstemming is met de Wegcode en het Technisch Reglement, mag de vervoerder om efficiëntieredenen de ondeelbare ladingen zodanig positioneren dat er één bijkomende uitzonderlijke afmeting in de hoogte of de breedte ontstaat als de vervoerder kan aantonen dat hij, door de lading zo te plaatsen, minstens 30% meer kan vervoeren dan wanneer hij binnen de toegestane hoogte of breedte blijft.
  De bijkomende uitzonderlijke afmeting, vermeld in het vierde lid, blijft beperkt tot in voorkomend geval een van de volgende breedten of hoogten:
  1° een breedte van 3,00 meter;
  2° een hoogte van 4,30 meter.
  Een bijkomende uitzonderlijke afmeting als vermeld in het vierde lid mag alleen worden gecreëerd als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
  1° het voertuig in niet geladen toestand voldoet aan het Technisch Reglement op het vlak van afmetingen;
  2° de massa van het voertuig in beladen toestand voldoet aan het Technisch Reglement;
  3° de alternatieve manier van laden vormt geen enkel bijkomend gevaar voor de verkeersveiligheid.
  De efficiëntieredenen, vermeld in het vierde lid, worden gerechtvaardigd in een technische nota van de vervoerder die bij de vergunningsaanvraag wordt gevoegd. De technische nota wordt ook bij de vergunning gevoegd.".

Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het verkeersveiligheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.