Details





Titel:

30 JANUARI 2019. - Ministerieel besluit houdende de nadere regels voor de projectoproep voor het jaar 2019 voor de uitvoering van archeologisch syntheseonderzoek



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. De projectoproep voor het jaar 2019 heeft archeologisch syntheseonderzoek als thema voor projectsubsidieaanvragen voor de module onderzoek.
  Het archeologisch syntheseonderzoek, vermeld in eerste lid, omvat uitwerkend onderzoek en syntheseonderzoek van archeologisch erfgoed dat in Vlaanderen onderzocht is via archeologische ingrepen in de bodem, namelijk via waarderend booronderzoek, proefsleuven en proefputten, opgravingen, werfbegeleiding of toevalsvondsten in het kader van preventief archeologisch onderzoek dat is uitgevoerd in toepassing van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium en het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, naar de principes van het Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, opgemaakt in La Valletta op 16 januari 1992.

Art.2. Binnen de begroting 2019 is op de basisallocatie QG0-1QG75500 (gereglementeerde projectsubsidies) van het begrotingsartikel QG0-1QGA2BD-WT `Stimuleren van interlokale samenwerking, depotwerking en archeologiefondsen en van projecten voor onderzoek en voor educatie en publiekswerking' 1.000.000 € vastleggingskrediet voorzien voor archeologisch syntheseonderzoek. Omdat er in 2019 een legislatuurwissel is, zal begin 2019 slechts 580.000 € vastleggingskrediet beschikbaar zijn voor de toekenning van projectsubsidies voor archeologisch syntheseonderzoek. Er is geen zekerheid dat er meer dan 580.000 € vastleggingskrediet zal beschikbaar zijn in 2019. De toekenning van de projectsubsidies zal gebeuren op basis van de rangschikking van de best scorende projectvoorstellen.

Art.3. Voor de projectoproep voor het jaar 2019 bedraagt de projectsubsidie 90% van de totale subsidieerbare projectkosten. Per project wordt maximaal 200.000 euro toegekend.

Art.4. Het project heeft een duur van maximaal 450 dagen. Het project wordt opgestart binnen negentig dagen nadat de projectsubsidie is toegekend.

Art.5. § 1. De criteria, vermeld in artikel 10.3.8, eerste lid, van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, worden als volgt verduidelijkt:
  1° het participatieve karakter van het project en de bijdrage van het project aan de vergroting van het maatschappelijke draagvlak voor de erfgoedzorg en de uitstraling bij de beoogde doelgroep(en):
  a) het project brengt samenwerkingsverbanden tot stand tussen de verschillende geledingen van de archeologische sector, zoals universiteiten, bedrijven, lokale overheden, bovenlokale overheden en vrijwilligers zoals metaaldetectoristen;
  b) het project omvat minstens één publieksgerichte communicatieactie over de onderzoeksresultaten, waarvan het bereik en de impact bij de doelgroep in de aanvraag worden aangetoond;
  2° de maatschappelijke relevantie van het project: het project laat toe om de maatschappelijke inbedding van archeologie te verduurzamen, onder meer door:
  a) voorstellen uit te werken om de kosten-batenbalans van archeologisch onderzoek in het kader van het archeologisch traject bij vergunningsplichtige ingrepen in de bodem te verbeteren;
  b) voorstellen uit te werken voor innovatieve spill-overs naar andere sectoren;
  c) een referentiekader of -collectie te verwezenlijken dat of die bruikbaar is voor archeologisch onderzoek of de ontsluiting van archeologische resultaten;
  3° het duurzame karakter en de voorbeeldfunctie van het project:
  a) de onderzoeksresultaten laten toe vervolgprojecten uit te voeren, zoals verder doorgedreven syntheseonderzoek of verdere communicatieacties;
  b) het project beantwoordt aan de codes van wetenschappelijke integriteit die door de Vlaamse Commissie Wetenschappelijke Integriteit onderschreven zijn, namelijk de Ethische code van het wetenschappelijk onderzoek in België en de Europese gedragscode voor wetenschappelijke integriteit;
  4° de projectstructuur:
  a) het projectteam is overzichtelijk georganiseerd;
  b) de taakverdeling is effectief en efficiënt;
  5° de financiële en organisatorische haalbaarheid van het project:
  a) de vooropgestelde resultaten staan in verhouding tot de geïnvesteerde inspanningen;
  b) het project is realistisch begroot op het vlak van personeelsinzet en middelen en is realiseerbaar binnen de gestelde tijd.
  De Ethische code van het wetenschappelijk onderzoek in België en de Europese gedragscode voor wetenschappelijke integriteit, vermeld in het eerste lid, 3°, b), zijn beschikbaar op de website van het agentschap Onroerend Erfgoed.
  § 2. De criteria, vermeld in artikel 10.3.8, derde lid, van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, worden als volgt verduidelijkt:
  1° de wetenschappelijke relevantie van het project: het kaderstellende, innoverende of aanvullende karakter van het project blijkt uit de motivatie van de aanvraag of uit de onderzoeksvragen die zijn geformuleerd volgens het model van Clarke uit 1968;
  2° de verscheidenheid van de bronnen of sites: de verscheidenheid en kwaliteit van de gebruikte archeologische, geschreven, cartografische en geografische, bronnen waar nuttig en nodig;
  3° de wetenschappelijke omkadering van het project: de wetenschappelijke kwaliteiten, de kennis en ervaring van het projectteam en de wetenschappelijke begeleiding, de relevante elementen uit hun curriculum vitae en hun referenties voor hun bijdrage aan het project.
  Het model van Clarke, vermeld in het eerste lid, 1°, is beschikbaar op de website van het agentschap Onroerend Erfgoed.

Art. 6. Dit besluit treedt in werking op 31 januari 2019.