6 JUNI 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen met het oog op de afgifte van een Europese blauwe kaart die de onderdanen van derde landen machtigt tot het verblijf met het oog op een hooggekwalificeerde baan
Art. 1-28
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van:
1° richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan;
2° richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven.
Art.2. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd en hernummerd door het koninklijk besluit van 22 november 1996, gewijzigd door het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt aangevuld met de bepalingen onder 8° en 9°, luidende:
"8° samenwerkingsakkoord van 6 december 2018: het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap houdende uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018;
9° Gewest: het Gewest in de zin van artikel 3, 3°, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018.".
Art.3. In artikel 1/2/1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, worden de woorden "of in artikel 61/26" ingevoegd tussen de woorden "61/25-1" en de woorden ",van de wet", en wordt een ",10° " ingevoegd tussen "8° " en "of";
2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "of artikel 61/27-4, § 3, eerste lid" ingevoegd tussen de woorden "eerste lid" en de woorden ",van de wet";
3° in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden "of artikel 61/27-4, § 3, tweede lid" ingevoegd tussen de woorden "tweede lid" en de woorden ",van de wet".
Art.4. Artikel 25/2 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt aangevuld met een paragraaf 7, luidende:
" § 7. Dit artikel is niet van toepassing op de onderdanen van een derde land die een aanvraag voor een toelating tot arbeid bedoeld in artikel 61/26, van de wet, op basis van artikel 61/27-1, §§ 2 of 3, van de wet, indienen.".
Art.5. In artikel 31 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2, wordt het derde lid opgeheven;
2° paragraaf 2 wordt aangevuld met drie leden, luidende:
"Overeenkomstig artikel 11 van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018, is de periode van geldigheid van de Europese blauwe kaart een standaard geldigheidsperiode, variërend van één tot vier jaar, naargelang de duur van de arbeidsvergunning die door het Gewest wordt bepaald.
Deze geldigheidsduur komt overeen met de duur van de arbeidsvergunning afgegeven door de bevoegde gewestelijke overheid.
Wanneer de duur van de arbeidsovereenkomst korter is dan de duur bedoeld bij lid 7, is de geldigheidsduur van de Europese blauwe kaart gelijk aan de duur van de arbeidsvergunning vermeerderd met drie maanden.".
Art.6. In artikel 32, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt paragaraaf 2ter opgeheven.
Art.7. In artikel 33, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden ",van zijn Europese blauwe kaart" en ",zijn Europese blauwe kaart" geschrapt;
2° paragraaf 1 wordt aangevuld met een derde lid, luidende:
"Twee maanden voor de vervaldag van zijn Europese blauwe kaart, moet de onderdaan van een derde land zich aanbieden bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats om de verlenging van zijn Europese blauwe kaart aan te vragen.";
3° er wordt een paragraaf 6 ingevoegd, luidende:
" § 6. Indien de onderdaan van een derde land zijn aanvraag tot vernieuwing heeft ingediend overeenkomstig paragraaf 1, derde lid, en de bevoegde gewestelijke overheid en de minister of zijn gemachtigde niet in staat waren over deze aanvraag een beslissing te nemen voor het verstrijken van de geldigheid van de Europese blauwe kaart waarvan hij houder is, stelt de burgemeester of zijn gemachtigde hem in het bezit van een attest conform het model in bijlage 49, mits de onderdaan van een derde land het door de bevoegde gewestelijke overheid afgegeven document heeft voorgelegd dat bewijst dat de aanvraag ontvankelijk en volledig is.
Het in het eerste lid bedoelde attest dekt voorlopig het verblijf van de onderdaan van een derde land op het grondgebied van het Rijk. Het attest is dertig dagen geldig en kan eenmaal met eenzelfde periode verlengd worden.".
Art.8. In artikel 74 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "vanaf de datum van afgifte" vervangen door de woorden "vanaf de datum van indiening van zijn aanvraag";
2° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "vanaf de datum van afgifte" vervangen door de woorden "vanaf de datum van indiening van zijn aanvraag".
Art.9. In artikel 75, van hetzelfde arrest, ingevoegd bij koninklijk besluit van 19 mei 1993, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007 en 17 augustus 2013, worden in paragraaf 4, tweede lid, de woorden "attest van immatriculatie, model A, geldig voor drie maanden vanaf de datum van afgifte" vervangen door de woorden "attest van immatriculatie geldig voor vier maanden vanaf de datum van indiening van zijn volgende aanvraag".
Art.10. In artikel 105/3, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 12 november 2018, worden de woorden "en zijn verblijf voorlopig dekt," ingevoegd tussen de woorden "aanvraag bewijst" en de woorden "en dat overeenkomstig".
Art.11. In titel II, van hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk Vter ingevoegd dat de artikelen 105/7 tot 105/9 bevat, luidende:
"Hoofdstuk Vter - Hooggekwalificeerde werknemers - Europese blauwe kaart
Art. 105/7. Onverminderd de gewestelijke of communautaire wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers bevat de verblijfsaanvraag bedoeld in artikel 61/26 van de wet op zijn minst de volgende inlichtingen:
1° de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor de verblijfplaats of de plaats van oponthoud in het buitenland van de betrokken onderdaan van een derde land, wanneer die zich niet op het grondgebied van het Rijk bevindt;
2° het adres van de effectieve verblijfplaats of het huisvestingsadres van de onderdaan van een derde land, indien die, overeenkomstig titel I, hoofdstuk II, van de wet reeds toegelaten of gemachtigd is om voor een periode van niet meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven of indien hij, overeenkomstig titel I, hoofdstuk III, van de wet reeds toegelaten of gemachtigd is om voor een periode van meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven;
3° in voorkomend geval het elektronisch adres van zijn werkgever.
Art. 105/8. § 1. Wanneer de onderdaan van een derde land door de bevoegde gewestelijke overheid tot arbeid gemachtigd wordt en tot verblijf met toepassing van artikel 61/27-4, § 1, van de wet, geeft de minister of zijn gemachtigde hem van deze beslissing kennis door middel van een document opgesteld overeenkomstig het model van bijlage 46.
De minister of zijn gemachtigde stuurt ook een afschrift naar:
1° de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of zijn plaats van oponthoud in het buitenland: indien de betrokkene zich niet op het grondgebied van het Rijk bevindt;
2° naar het gemeentebestuur van zijn effectieve verblijfplaats of zijn huisvestingsadres: indien de betrokkene, overeenkomstig titel I, hoofdstuk II, van de wet, reeds toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van niet meer dan negentig dagen, of, overeenkomstig titel I, hoofdstuk III, van de wet, reeds toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van meer dan negentig dagen.
§ 2. Indien de bevoegde gewestelijke overheid en de minister of zijn gemachtigde geen enkele negatieve beslissing hebben genomen, informeert de minister of zijn gemachtigde de betrokkene dat hij mag verblijven en werken door middel van een document opgesteld overeenkomstig het model van bijlage 47, dit krachtens artikel 25, § 4, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 en artikel 61/27-5, § 3, van de wet.
Bovendien stuurt de minister of zijn gemachigde er een kopie van:
1° naar de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn plaats van verblijf of oponthoud in het buitenland: indien de betrokkene zich niet op het grondgebied van het Rijk bevindt;
2° naar het gemeentebestuur van zijn effectieve verblijfplaats of van zijn huisvesting: indien de betrokkene al is toegelaten of gemachtigd tot het verblijf op het grondgebied van het Rijk voor een periode die negentig dagen niet overschrijdt overeenkomstig titel I, hoofdstuk II, van de wet of voor een periode van meer dan negentig dagen overeenkomstig titel I, hoofdstuk III, van de wet.
§ 3. Indien de onderdaan van een derde land bedoeld in paragraaf 1 zich niet op het grondgebied van het Rijk bevindt, vraagt hij de toekenning van een visum lang verblijf aan bij de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of plaats van oponthoud in het buitenland. De post geeft het visum onverwijld aan hem af, voor zover hij de volgende documenten voorlegt:
1° een geldig paspoort of een daarmee gelijkgestelde geldige reistitel dewelke op zijn minst de duur van het voorgenomen verblijf dekken; en
2° de beslissing tot machtiging tot verblijf en arbeid bedoeld in paragraaf 1.
De betrokkene die in het bezit is van een visum lang verblijf dat met toepassing van het eerste lid afgegeven werd begeeft zich naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de aflevering van een Europese blauwe kaart van beperkte duur.
In afwachting van de uitvoering van de controle van de verblijfplaats en de afgifte van de Europese blauwe kaart geeft de burgemeester of zijn gemachtigde aan de betrokkene onmiddelijk een voorlopig verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 49 af. Het document is vijfenveertig dagen geldig en kan tweemaal met eenzelfde periode verlengd worden.
§ 4. De onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 61/27-5, § 2, van de wet, die in het bezit is van de beslissing bedoeld in paragraaf 1 of van het document bedoeld in paragraaf 2 begeeft zich naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn eventuele inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van een Europese blauwe kaart van beperkte duur.
In afwachting van de uitvoering van de controle van de verblijfplaats en/of de afgifte van de Europese blauwe kaart geeft de burgemeester of zijn gemachtigde aan de betrokkene onmiddelijk een voorlopig verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 49 af. Het document is vijfenveertig dagen geldig en kan tweemaal met eenzelfde periode verlengd worden.
Indien de betrokkene in het bezit is van een verblijfsdocument of een verblijfstitel geeft hij deze terug wanneer het voorlopig verblijfsdocument afgegeven wordt.
§ 5. Wanneer de minister of zijn gemachtigde beslist dat de onderdaan van een derde land niet gemachtigd is tot verblijf betekent hij hem deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 48.
§ 6. Indien de minister of zijn gemachtigde, met toepassing van artikel 61/27-4, § 3, van de wet, van de onderdaan van een derde land eist dat die aanvullende inlichtingen of documenten naar hem stuurt, informeert hij hem over de inlichtingen en/of documenten die hij moet voorleggen.
Indien de aanvullende inlichtingen en/of documenten niet binnen de termijn voorzien in artikel 61/27-4, § 3, van de wet verstrekt werden weigert de minister of zijn gemachtigde de aanvraag en wordt deze beslissing door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 48 betekend.
Art. 105/9. Indien de minister of zijn gemachtigde, met toepassing van artikel 61/27-6, van de wet, beslist om een einde te maken aan aan het verblijf van een onderdaan van een derde land wordt deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 52 aan hem betekend.".
Art.12. In titel II, van hetzelfde besluit, wordt hoofdstuk XI genaamd "Hooggekwalifceerde werknemers - Europese blauwe kaart" dat de artikelen 110quinquiesdecies tot 110sexiesdecies bevat, opgeheven.
Art.13. Bijlage 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 1 gevoegd bij dit besluit.
Art.14. Bijlage 8, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 2 gevoegd bij dit besluit.
Art.15. Bijlage 33, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 3 gevoegd bij dit besluit.
Art.16. Bijlage 35, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 4 gevoegd bij dit besluit.
Art.17. Bijlage 37, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 5 gevoegd bij dit besluit.
Art.18. Bijlage 41, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 6 gevoegd bij dit besluit.
Art.19. Bijlage 41bis, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 15 augustus 2012 en 17 november 2013, wordt vervangen door bijlage 7 gevoegd bij dit besluit.
Art.20. Bijlage 43, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 8 gevoegd bij dit besluit.
Art.21. Bijlage 43bis, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 9 gevoegd bij dit besluit.
Art.22. Bijlage 46, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 10 gevoegd bij dit besluit.
Art.23. Bijlage 47, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 11 gevoegd bij dit besluit.
Art.24. Bijlage 49, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 12 gevoegd bij dit besluit.
Art.25. Bijlage 50, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 13 gevoegd bij dit besluit.
Art.26. Bijlage 51, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 14 gevoegd bij dit besluit.
Art.27. Bijlage 52, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 november 2018, wordt vervangen door bijlage 15 gevoegd bij dit besluit.
Art.28. De minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 22-08-2019, p. 80448)