5 APRIL 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering tot inrichting van de gemeenschapsinstellingen en tot uitvoering van diverse bepalingen van het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-07-2019 en tekstbijwerking tot 19-12-2022)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden op niveau van het openbaar ministerie
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Gemeenschapsinstellingen
Afdeling 1. - Oprichting
Art. 3
Afdeling 2. - Capaciteit
Art. 4-9
Afdeling 3. - Instroom en begeleidingscommissie
Art. 10
Afdeling 4. - Eigendomsoverdracht
Art. 11
HOOFDSTUK 4. - Vlaams detentiecentrum
Art. 12-14
HOOFDSTUK 5. - Onderwijs en vorming
Art. 15
HOOFDSTUK 6. - Sociale dienst Jeugdrechtbank
Art. 16
HOOFDSTUK 7. - Opheffingsbepalingen
Art. 17-18
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 19-21
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. 1° decreet van 15 februari 2019 : het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht;
2° het agentschap Opgroeien regie : het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, vermeld in artikel 2, 9° van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
3° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;
HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden op niveau van het openbaar ministerie
Art.2.Het bewijs van de naleving van de voorwaarden, vermeld in artikel 11, § 1, tweede lid, 3°, 4°, 5° en 6°, van het decreet van 15 februari 2019, wordt geleverd door de diensten die belast zijn met de uitvoering van de voorwaarden.
[1 De dienst, vermeld in het eerste lid, levert het bewijs aan de procureur des Koning dat de voorwaarden een aanvang hebben genomen. Dat bewijs bestaat uit:
1° de identificatiegegevens van de minderjarige verdachte;
2° de mededeling dat de voorwaarden een aanvang hebben genomen;
Na de uitvoering van de voorwaarden stelt de dienst, vermeld in het eerste lid, een eindverslag op in de vorm van een attestering waaruit blijkt dat de minderjarige verdachte de vastgelegde voorwaarden heeft nageleefd en bezorgt dat aan de procureur des Konings.
Zodra blijkt dat de voorwaarden niet of niet volledig worden nageleefd, licht de dienst, vermeld in het eerste lid, de procureur des Konings daarvan in, alsook van de reden van de niet-naleving]1.
De informatie die schade kan berokkenen aan de minderjarige verdachte of aan het slachtoffer, wordt niet opgenomen in het verslag, vermeld in het tweede lid.
----------
(1)<BVR 2022-09-16/10, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
HOOFDSTUK 3. - Gemeenschapsinstellingen
Afdeling 1. - Oprichting
Art.3.Er worden drie gemeenschapsinstellingen opgericht :
1° gemeenschapsinstelling De Kempen, met zetel in Mol, samengesteld uit de campus De Hutten en de campus De Markt;
2° gemeenschapsinstelling De Zande, met zetel in Ruiselede, samengesteld uit de campus Ruiselede, de campus Beernem en de campus Wingene;
3° gemeenschapsinstelling De Grubbe, met zetel in Kortenberg,[1 ...]1.
----------
(1)<BVR 2022-09-16/10, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
Afdeling 2. - Capaciteit
Art.4.[1 De minister bepaalt de organisatie van de capaciteit en de maximumcapaciteit van elke gemeenschapsinstelling, alsook van de verschillende afdelingen ]1.
----------
(1)<BVR 2022-09-16/10, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
Art.5.Binnen de maximumcapaciteit van de gemeenschapsinstellingen De Kempen en De Zande wordt voorzien in reguliere capaciteit.
Reguliere capaciteit is alle capaciteit die niet expliciet benoemd wordt [1 ...]1 als bijzondere capaciteit of als time-outcapaciteit.
----------
(1)<BVR 2022-09-16/10, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
Art.6.
<Opgeheven bij BVR 2022-09-16/10, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
Art.7. Binnen de maximumcapaciteit van de gemeenschapsinstellingen De Kempen en De Zande wordt een bijzondere capaciteit georganiseerd voor :
1° minderjarige verdachten of delictplegers voor wie de maatregel of sanctie nog loopt en die meer dan vijf dagen ontvlucht, weggelopen of onwettig afwezig zijn;
2° minderjarige verdachten of delictplegers die niet langer in de gemeenschapsinstelling De Grubbe kunnen verblijven wegens het verlopen van de termijn vermeld in artikel 5, § 1, eerste lid van de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd.
Art.8. Binnen de maximumcapaciteit van de gemeenschapsinstellingen De Kempen en De Zande wordt een time-outcapaciteit georganiseerd voor de opvang van minderjarigen die met toepassing van artikel 48, § 1, 9°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp worden toevertrouwd aan een gemeenschapsinstelling.
Art.9.Voor het efficiënte gebruik van de capaciteit bepaalt de minister op basis van de noodwendigheden het aantal plaatsen [1 ...]1van de bijzondere capaciteit en van de time-outcapaciteit.
----------
(1)<BVR 2022-09-16/10, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
Afdeling 3. - Instroom en begeleidingscommissie
Art.10. § 1. Er wordt een centraal aanmeldpunt opgericht.
Het centrale aanmeldpunt heeft als opdracht de instroom in de gemeenschapsinstellingen te organiseren.
§ 2. Voor de toewijzing van de beschikbare plaatsen binnen de reguliere capaciteit en de buffercapaciteit maakt het centrale aanmeldpunt gebruik van een matrix.
De matrix houdt rekening met de proportionele verdeling van de plaatsen die elk gerechtelijk arrondissement van de jeugdrechtbank op jaarbasis toegewezen kan krijgen, alsook met de regio waar de plaats beschikbaar is. Zo krijgt het gerechtelijk arrondissement dat volgens de matrix het verst verwijderd is van zijn rechtmatige aandeel, de beschikbare plaats toegewezen.
§ 3. Voor de toewijzing van de beschikbare plaatsen binnen de bijzondere capaciteit en de time-outcapaciteit werkt het centrale aanmeldpunt chronologisch.
§ 4. Er wordt een begeleidingscommissie opgericht.
De begeleidingscommissie heeft als opdracht toezicht te houden op de toewijzing van de beschikbare plaatsen. De bevindingen van de begeleidingscommissie worden gebruikt om de toewijzing van de beschikbare plaatsen te evalueren.
De minister bepaalt de nadere regels voor de samenstelling en de werking van de begeleidingscommissie.
Afdeling 4. - Eigendomsoverdracht
Art.11. De Vlaamse Gemeenschap draagt aan het agentschap Opgroeien regie de volle eigendom over van het volgende gebouw en zijn aanhorigheden : Kortenberg (Everberg) - Hollestraat 78, gekadastreerd KORTENBERG 4e afdeling sectie B, nr. 187/F,187/K, 189/A en 192/L.
Het onroerend goed, vermeld in het eerste lid, wordt kosteloos overgedragen in de staat waarin het zich bevindt, met actieve en passieve erfdienstbaarheden, de bijzondere lasten en verplichtingen die verbonden zijn aan de verwerving, alsook de rechten die mogelijk toegestaan zijn aan derden.
HOOFDSTUK 4. - Vlaams detentiecentrum
Art.12.[1 Er wordt een Vlaams detentiecentrum opgericht voor de opvang van uit handen gegeven jongeren tot de leeftijd van drieëntwintig jaar.]1
----------
(1)<BVR 2019-06-07/04, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.13.[1 De minister bepaalt de afdelingen, de organisatie en de maximumcapaciteit van het Vlaams detentiecentrum]1
----------
(1)<BVR 2019-06-07/04, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.14. De Vlaamse Gemeenschap draagt aan het agentschap Opgroeien regie de volle eigendom over van het volgende gebouw en zijn aanhorigheden : Tongeren - Wijngaardstraat, 65, gekadastreerd TONGEREN, 1e afdeling, sectie C, nr. 469/F.
Het onroerend goed, vermeld in het eerste lid, wordt kosteloos overgedragen, in de staat waarin het zich bevindt, met actieve en passieve erfdienstbaarheden, de bijzondere lasten en verplichtingen die verbonden zijn aan de verwerving, alsook de rechten die mogelijk toegestaan zijn aan derden.
HOOFDSTUK 5. - Onderwijs en vorming
Art.15. De minderjarige met leerplicht die is toevertrouwd aan een afdeling van een gemeenschapsinstelling die ingericht is voor minderjarigen die een reactie opgelegd krijgen met toepassing van het decreet van 15 februari 2019, of aan een Vlaams detentiecentrum, volgt onderwijs dat wordt aangeboden binnen een afdeling van een gemeenschapsinstelling tijdens de periode waarin het voor de minderjarige onmogelijk is om deel te nemen aan lessen in een externe onderwijsinstelling. Het onderwijs is erop gericht de minderjarige voor te bereiden op de terugkeer naar de onderwijsinstelling, op het volgen van een door de Vlaamse gemeenschap erkende beroepsopleiding of op de toeleiding naar de arbeidsmarkt.
Minderjarigen die niet langer leerplichtig zijn, krijgen het aanbod hun recht op onderwijs uit te oefenen. Ze worden aangemoedigd en ondersteund om onderwijs voort te zetten of een beroepsopleiding te volgen, of ze worden voorbereid op de arbeidsmarkt.
HOOFDSTUK 6. - Sociale dienst Jeugdrechtbank
Art.16. De sociale dienst geeft uitvoering aan de ondertoezichtstelling, vermeld in artikel 20, § 2, eerste lid, en artikel 29, § 2, tweede lid, van het decreet van 15 februari 2019, door :
1° minstens halfjaarlijks een onderhoud te hebben met de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken, alsook met de diensten die zijn aangewezen om de reacties op te volgen, vermeld in artikel 20, § 2, eerste lid en artikel 29, § 2, eerste lid, van het decreet van 15 februari 2019, waarbij verslag wordt uitgebracht over het verloop van de uitvoering van de reactie met het oog op de handhaving, de vervanging, de intrekking of de verlenging ervan, en waarbij een kopie van dit verslag wordt bezorgd aan de jeugdrechter of jeugdrechtbank;
2° de evolutieverslagen te controleren die de jeugdhulpaanbieder aan de sociale dienst bezorgt conform de sectorale erkennings- of subsidiëringsbesluiten, en een kopie van die verslagen te bezorgen aan de jeugdrechter of jeugdrechtbank;
3° verslag uit te brengen bij de jeugdrechter of jeugdrechtbank bij een ingrijpende gebeurtenis of bij gewijzigde omstandigheden;
4° af te stemmen met de justitiehuizen of hun partners voor de uitvoering van de reacties.
Met het evolutieverslag, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt de sociale dienst op de hoogte gebracht van het verloop van de reacties, vermeld in artikel 20, § 2, eerste lid, en artikel 29, § 2, eerste lid, van het decreet van 15 februari 2019, tijdens de afgelopen periode.
HOOFDSTUK 7. - Opheffingsbepalingen
Art.17. In het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Opgroeien worden de volgende artikelen opgeheven :
1° artikel 21;
2° artikel 22, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010 en 21 juni 2013;
3° artikel 23.
Art.18.De volgende koninklijke besluiten worden opgeheven :
1° het koninklijk besluit van 1 maart 2002 tot oprichting van een Centrum voor voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd;
2° [1 ...]1
----------
(1)<BVR 2020-07-03/34, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 15-08-2020>
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art.19.Dit besluit in werking op 1 september 2019 [3 ...]3, met uitzondering van de artikelen 11 en 14 die in werking treden op 1 januari 2020.
----------
(1)<BVR 2019-06-07/04, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<BVR 2020-02-21/09, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2020>
(3)<BVR 2020-07-03/34, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 15-08-2020>
Art.20. Artikel 39 van het decreet van 15 februari 2019 treedt in werking op 1 september 2019.
Art. 21. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.