Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

3 FEBRUARI 2019. - Koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 25 december 2016 betreffende de verwerking van passagiersgegevens, houdende de verplichtingen opgelegd aan de busvervoerders



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Verplichtingen van de busvervoerders
Art. 2-5
HOOFDSTUK 3. - Modaliteiten van doorgifte van de passagiersgegevens
Art. 6-9
HOOFDSTUK 4. - Diverse bepalingen
Art. 10-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2017010166 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder:
  1° "de wet": de wet van 25 december 2016 betreffende de verwerking van passagiersgegevens;
  2° "busvervoerders": ondernemingen die het vervoer over de weg zoals bedoeld in artikel 4, 4° van de wet verrichten;
  3° "push-methode": de methode waarop de busvervoerders de passagiersgegevens doorgeven aan de PIE;
  4° "identiteitsdocumenten": documenten uitgevaardigd door een officiële instantie, op basis waarvan de identiteit van de passagiers kan vastgesteld worden, zijnde nationale identiteitskaarten, internationaal erkende paspoorten of rechtsgeldige vervangende documenten;
  5° "reisdocumenten": documenten die de passagier een titel verschaffen voor het vervoer zoals bedoeld in artikel 4, 4° van de wet;
  6° "document "Implementatierichtlijnen"": document uitgevaardigd door de PIE dat de busvervoerders informatie verschaft betreffende de uitvoering van de verplichtingen opgelegd in de wet en huidig koninklijk besluit.

HOOFDSTUK 2. - Verplichtingen van de busvervoerders
Art.2. § 1. De busvervoerders sturen alle in artikel 9, § 1 van de wet opgesomde passagiersgegevens, waarover zij beschikken, door naar de PIE.
  § 2. De busvervoerders sturen de in § 1 opgesomde passagiersgegevens, waarover zij beschikken, via de push-methode door naar de PIE op volgende tijdstippen:
  1° 48 uur vóór de geplande vertrektijd van de bus; en
  2° onmiddellijk na het afsluiten van de bus, dat wil zeggen wanneer de passagiers aan boord zijn gegaan van de bus die klaar staat voor vertrek en er geen passagiers meer aan of van boord kunnen gaan.
  § 3. Indien toegang tot passagiersgegevens noodzakelijk is om te kunnen reageren op een specifieke en concrete dreiging die verband houdt met terroristische misdrijven of ernstige criminaliteit, worden door de busvervoerders, per geval, en op verzoek van de PIE, passagiersgegevens verstrekt op andere dan de in paragraaf 2 vermelde tijdstippen.

Art.3. In het kader van de doorgifte van de passagiersgegevens zoals bedoeld in artikel 2, § 2, controleren de busvervoerders, in uitvoering van artikel 7, § 1 van de wet, op het moment dat de passagiers aan boord gaan van de bus, of de identiteit van elke passagier, zoals vermeld op diens identiteitsdocument overeenstemt met diens persoonsgegevens, zoals vermeld op het reisdocument.

Art.4. Indien de busvervoerders vaststellen dat de passagiersgegevens, bedoeld in artikel 9, § 1, 18° van de wet, waarover zij beschikken, niet actueel, niet juist of niet volledig zijn, nemen zij de noodzakelijke maatregelen teneinde deze gegevens uiterlijk op het ogenblik van de doorgifte bedoeld in artikel 2, § 2, 2°, te corrigeren.

Art.5. § 1. De verplichtingen voorzien in de artikelen 2 en 4, ter uitvoering van artikel 7 van de wet, nemen aanvang op de datum vermeld in de notificatiebrief vanwege de Ministers van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Mobiliteit. Deze notificatiebrief zal begeleid worden door het document "Implementatierichtlijnen".
  § 2. De verplichting voorzien in artikel 3, ter uitvoering van artikel 7 van de wet, neemt aanvang op de datum vermeld in de notificatiebrief vanwege de Ministers van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Mobiliteit. Deze notificatiebrief zal ter goedkeuring aan de Ministerraad voorgelegd worden en zal begeleid worden door het document "Implementatierichtlijnen".

HOOFDSTUK 3. - Modaliteiten van doorgifte van de passagiersgegevens
Art.6. § 1. Indien de passagiersgegevens verstuurd tijdens de doorgifte, bedoeld in artikel 2, § 2, 2°, identiek zijn aan de passagiersgegevens, verstuurd tijdens de doorgifte bedoeld in artikel 2, § 2, 1°, kunnen de busvervoerders hetzij alle passagiersgegevens opnieuw doorgeven, hetzij zich beperken tot het versturen van een boodschap die het identieke karakter van de passagiersgegevens bevestigt.
  § 2. Indien de passagiersgegevens verstuurd tijdens de doorgifte, bedoeld in artikel 2, § 2, 2°, niet identiek zijn aan de passagiersgegevens, verstuurd tijdens de doorgifte bedoeld in artikel 2, § 2, 1°, kunnen de busvervoerders hetzij alle passagiersgegevens opnieuw doorgeven, hetzij de doorgifte, bedoeld in artikel 2, § 2, 2° beperken tot de wijzigingen van de doorgifte, bedoeld in artikel 2, § 2, 1°.

Art.7. De busvervoerder verstuurt de passagiersgegevens naar de PIE via elektronische weg door gebruik te maken van bilateraal overeen te komen elektronische middelen die voldoende waarborgen bieden wat de technische beveiligingsmaatregelen betreft. Deze elektronische middelen worden overeengekomen na advies van de functionaris voor gegevensbescherming van de PIE en van de betrokken busvervoerder, en dit overeenkomstig artikel 22 van de Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. Het akkoord betreffende de elektronische middelen wordt ter beschikking gehouden van de bevoegde toezichthoudende autoriteit.

Art.8. De busvervoerder staat in voor de technische organisatie van het doorzenden van de passagiersgegevens.

Art.9. In geval van een technische storing maken de busvervoerders gebruik van andere passende middelen die een passend niveau van gegevensbeveiliging garanderen om de passagiersgegevens door te sturen na overleg hierover met de PIE.

HOOFDSTUK 4. - Diverse bepalingen
Art.10. De wet treedt ten aanzien van de busvervoerders in werking op dezelfde dag als huidig koninklijk besluit.

Art. 11. De minister bevoegd voor Veiligheid en Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Mobiliteit zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.