Details





Titel:

14 DECEMBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-02-2019 en tekstbijwerking tot 28-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Doelgroep
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Het aanvragen van een budget en het stopzetten van de toewijzingen terbeschikkingstelling van een budget
Art. 3-4
HOOFDSTUK 4. - De aanvraag en afhandeling van de aanvraag
Art. 5-6, 6/1
HOOFDSTUK 5. - Voorwaarden voor de vergunde zorgaanbieders
Art. 7
HOOFDSTUK 6. - Organisatie van de ondersteuning
Art. 8-11
HOOFDSTUK 7. - Subsidiëring van de vergunde zorgaanbieders
Art. 12-13
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen
Art. 14-16
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 17-19
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2017040466 



Uitvoeringsbesluit(en):

2019013529  2019040490 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° aanvrager: naargelang van het geval de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger en, als de persoon met een handicap een rechterlijke beschermingsmaatregel geniet met toepassing van boek I, titel XI, hoofdstuk II, afdeling 3, van het Burgerlijk Wetboek, rekening houdend met de beschermingsmaatregel, de persoon met een handicap en de bewindvoerder samen of de bewindvoerder;
  2° agentschap: het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  3° besluit van 24 juli 1991: het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  4° besluit van 27 november 2015: het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget;
  5° budget: een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in hoofdstuk 5 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap;
  6° dagondersteuning: dagondersteuning als vermeld in artikel 1, 3°, van het besluit van 27 november 2015;
  7° decreet van 7 mei 2004: het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
  8° directeur: de directeur, vermeld in artikel 3, 2°, van de wet van 5 mei 2014;
  9° geïnterneerde persoon: een persoon die geïnterneerd is conform de wet van 5 mei 2014;
  10° individuele dienstverleningsovereenkomst: een individuele dienstverleningsovereenkomst als vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap;
  11° module van ondersteuning: een module van ondersteuning als vermeld in de tabel die opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd;
  12° persoon met een handicap: een persoon met een handicap als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 7 mei 2004;
  13° unit voor geïnterneerden: een unit voor geïnterneerden als vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden;
  14° vergunde zorgaanbieder: de aanbieder van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning die vergund is conform het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet- rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap;
  15° woonondersteuning: de woonondersteuning, vermeld in artikel 1, 23°, van het besluit van 27 november 2015;
  16° wet van 5 mei 2014: de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.

HOOFDSTUK 2. - Doelgroep
Art.2.Dit besluit is van toepassing op geïnterneerde personen die verblijven in een van de volgende inrichtingen:
  1° een inrichting als vermeld in 3, 4°, a), van de wet van 5 mei 2014;
  2° een inrichting als vermeld in artikel 3, 4°, b), van de voormelde wet;
  3° een inrichting als vermeld in artikel 3, 4°, c), van de voormelde wet;
  4° [1 een project dat de bevoegde overheid subsidieert via de samenwerkingsovereenkomsten "opdracht in het kader van de uitbouw van een gedeelte van het zorgtraject voor geïnterneerde personen binnen de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg" of "opdracht in het kader van de uitbouw voor het werkingsgebied Vlaanderen van een gedeelte van het zorgtraject voor gedetineerde en geïnterneerde seksuele plegers met een medium-riskprofiel binnen de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg" als het een geïnterneerde persoon betreft met een vermoeden van handicap als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 7 mei 2004;]1
  5° een unit voor geïnterneerden.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-05/14, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 09-05-2021>

HOOFDSTUK 3. - Het aanvragen van een budget en het stopzetten van de toewijzingen terbeschikkingstelling van een budget
Art.3.§ 1. In afwijking van artikel 3 van het besluit van 27 november 2015 kan er geen toewijzing van een budget worden aangevraagd door of voor een geïnterneerde persoon die verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 1° tot en met 4°, van dit besluit.
  Het agentschap kan geen budget toewijzen of ter beschikking stellen aan geïnterneerde personen met een handicap die verblijven in een inrichting als vermeld in het eerste lid.
  De beslissing van het agentschap tot toewijzing of terbeschikkingstelling van een budget vervalt vanaf het ogenblik dat een geïnterneerde persoon verblijft in een inrichting als vermeld in het eerste lid.
  In afwijking van het derde lid wordt de uitvoering van de beslissing tot toewijzing of terbeschikkingstelling van een budget geschorst gedurende de periode dat de geïnterneerde persoon onder het statuut plaatsing, vermeld in artikel 19 van de wet van 5 mei 2014, verblijft in een inrichting als vermeld in het eerste lid, als gevolg van een voorlopige aanhouding als vermeld in artikel 65 van de voormelde wet, of van een schorsing van een invrijheidstelling op proef of een elektronisch toezicht als vermeld in artikel 61 van de voormelde wet en wordt de beslissing tot toewijzing of terbeschikkingstelling van een budget stopgezet vanaf de eerste dag van de vierde maand na de maand waarin de geïnterneerde persoon met een handicap voor crisisondersteuning of time-out is overgestapt naar een inrichting als vermeld in artikel 2, 4°.
  § 2. In afwijking van artikel 3 van het besluit van 27 november 2015 kunnen de geïnterneerde personen die verblijven in een inrichting als vermeld in artikel 2, 5°, van dit besluit, of die een individuele dienstverleningsovereenkomst hebben afgesloten als vermeld in artikel 9 van dit besluit, ten vroegste een budget aanvragen met toepassing van het besluit van 27 november 2015 vanaf de eerste dag van de zevende maand na de maand waarin ze zijn opgenomen in een inrichting als vermeld in artikel 2, 5°, van dit besluit, of waarin de individuele dienstverleningsovereenkomst is gestart.
  In afwijking van artikel 22 van het besluit van 27 november 2015 wordt het dossier niet voorgelegd aan de [2 Vlaamse toeleidingscommissie]2. Er wordt van rechtswege prioriteitengroep 1 toegekend. De vraag naar een budget wordt binnen de prioriteitengroep 1 gerangschikt met de datum van de aanvraag, vermeld in artikel 5 van het besluit van 27 november 2015.
  [1 § 3. Als een geïnterneerde persoon met een handicap die verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 5°, een aanvraag van ondersteuning als vermeld in artikel 4, indient bij het agentschap, wordt de aanvraag van een budget waarover het agentschap nog geen beslissing heeft genomen op de datum van de aanvraag van ondersteuning als vermeld in artikel 4, van rechtswege stopgezet. De beslissing van het agentschap tot toewijzing van een budget vervalt vanaf de datum van de aanvraag van ondersteuning als vermeld in artikel 4.
   § 4. Als het agentschap een budget ter beschikking stelt dat is toegewezen naar aanleiding van een aanvraag van een budget van een geïnterneerde persoon die verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 5°, van dit besluit, of die een individuele dienstverleningsovereenkomst heeft gesloten als vermeld in artikel 9 van dit besluit, wordt de nood aan zorg en ondersteuning binnen een periode van drie maanden vanaf de datum van de beslissing over de terbeschikkingstelling van het budget opnieuw geobjectiveerd door een multidisciplinair team conform artikel 13 van het besluit van 27 november 2015. Als de nood aan zorg en ondersteuning niet binnen de voormelde periode van drie maanden opnieuw wordt geobjectiveerd, wordt de terbeschikkingstelling stopgezet met ingang van de eerste dag van de zevende maand die volgt op de maand waarin het agentschap de beslissing over de terbeschikkingstelling van het budget heeft genomen. De beslissing tot toewijzing wordt opgeheven met ingang van dezelfde dag.
   Het agentschap stelt op basis van de ondersteuningsfuncties en frequenties, vermeld in het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering, vermeld in artikel 1, 15°, van het besluit van 27 november 2015, dat is bezorgd in het kader van de aanvraag van een budget, vermeld in het eerste lid, en op basis van het resultaat van de nieuwe objectivering van de nood aan zorg en ondersteuning, vermeld in het eerste lid, een budgetcategorie vast conform artikel 17 tot en met artikel 21 van het besluit van 27 november 2015. De beslissing tot toewijzing van die budgetcategorie vervangt de eerdere beslissing over de toewijzing van een budget.
   Als de budgetcategorie, die wordt vastgesteld conform het tweede lid, lager is dan de budgetcategorie van het budget, vermeld in het eerste lid, dat ter beschikking is gesteld, wordt de nieuwe budgetcategorie toegewezen en ter beschikking gesteld met ingang van de eerste dag van de vierde maand die volgt op de maand waarin het agentschap de beslissing over de terbeschikkingstelling heeft genomen.
   Als de budgetcategorie, die wordt vastgesteld conform het tweede lid, hoger is dan de budgetcategorie van het budget, vermeld in het eerste lid, dat ter beschikking gesteld is, wordt die budgetcategorie onmiddellijk toegewezen en ter beschikking gesteld.]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-05/14, art. 44, 003; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
  (2)<BVR 2024-01-19/12, art. 37, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.4. Geïnterneerde personen kunnen, binnen de grenzen van de middelen die daarvoor zijn vastgelegd op zijn begroting bij het agentschap aanspraak maken op zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap die wordt geboden door een vergunde zorgaanbieder die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7 van dit besluit, en daarvoor wordt gesubsidieerd door het agentschap, als ze aan al de volgende voorwaarden voldoen:
  1° ze verblijven op het moment van de aanvraag van ondersteuning conform dit besluit in een inrichting als vermeld in artikel 2 van dit besluit;
  2° ze zijn door het agentschap erkend als een persoon met een handicap en zijn geen persoon met uitsluitend een of meer psychische stoornissen als vermeld in artikel 2 van het besluit van 27 november 2015;
  3° het agentschap heeft positief beslist over de aanvraag van ondersteuning conform dit besluit;
  4° ze hebben nood aan ondersteuning die wordt geboden vanuit een handicapspecifieke en forensische knowhow binnen een aangepaste infrastructuur als vermeld in artikel 7, tweede lid, van dit besluit.

HOOFDSTUK 4. - De aanvraag en afhandeling van de aanvraag
Art.5. De aanvraag van de ondersteuning, vermeld in artikel 4, omvat al de volgende elementen:
  1° een aanvraagdocument waarvan het sjabloon wordt vastgesteld door het agentschap;
  2° een verslag dat is opgesteld door een multidisciplinair team als vermeld in artikel 22, eerste lid, van het besluit van 24 juli 1991, waarin informatie wordt aangeleverd die toelaat te beoordelen of de persoon die ondersteuning vraagt of de persoon voor wie ondersteuning wordt gevraagd, al dan niet een persoon is met een handicap, met in voorkomend geval een positief of negatief advies daarover als vermeld in artikel 28, § 1, van het voormelde besluit, en een duidelijke en omstandige afbakening van de toestand en de behoeften van de aanvrager op medisch, psychopedagogisch en sociaal gebied als vermeld in artikel 28, § 2, eerste lid, 1°, van het voormelde besluit;
  3° een verslag dat wordt opgemaakt door de directeur als de geïnterneerde persoon verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 1° of 2°, van dit besluit, of door de verantwoordelijke van de zorg als de persoon verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 3° of 4°, van dit besluit, door of de verantwoordelijke van de unit voor geïnterneerden als de persoon verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 5°, van dit besluit. In het verslag wordt een inschatting geformuleerd van de nood aan begeleiding en de nood aan permanentie van de geïnterneerde persoon en wordt omstandig gemotiveerd waarom de persoon ondersteuning als vermeld in artikel 4, 4°, van dit besluit, nodig heeft en waaruit die ondersteuning moet bestaan. De nodige zorg en ondersteuning wordt uitgedrukt aan de hand van de ondersteuningsfuncties woonondersteuning, dagondersteuning en individuele ondersteuningsfuncties, met vermelding van de frequentie als woonondersteuning of dagondersteuning noodzakelijk wordt geacht. De frequentie van woonondersteuning wordt uitgedrukt in nachten per week. De frequentie van dagondersteuning wordt uitgedrukt in dagen per week.
  In het eerste lid, 3°, wordt verstaan onder:
  1° individuele ondersteuningsfuncties: de individuele ondersteuningsfuncties, vermeld in artikel 1, 7°, van het besluit van 27 november 2015;
  2° nood aan begeleiding: de nood aan ondersteuning door personen overdag;
  3° nood aan permanentie: de nood aan aanwezigheid van en toezicht door personen overdag, en nachtpermanentie, die de nood aan toezicht en ondersteuning 's nachts uitdrukt;
  4° ondersteuningsfuncties: de ondersteuningsfuncties, vermeld in artikel 1, 14°, van het besluit van 27 november 2015.
  Als de geïnterneerde persoon die ondersteuning vraagt of voor wie ondersteuning wordt gevraagd, al is erkend door het agentschap als een persoon met een handicap hoeft het verslag, vermeld in het eerste lid, 2°, niet te worden aangeleverd.
  Het aanvraagdocument, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt ondertekend door de aanvrager en door:
  1° de directeur als de geïnterneerde persoon verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 1° of 2° ;
  2° de verantwoordelijke van de zorg als de persoon verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 3° of 4° ;
  3° de verantwoordelijke van de unit voor geïnterneerden als de persoon verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 5°.
  Het aanvraagdocument, vermeld in het eerste lid, 1°, en het verslag, vermeld in het eerste lid, 3°, worden op de door het agentschap vastgestelde elektronische wijze aan het agentschap bezorgd door:
  1° de directeur als de geïnterneerde persoon verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 1° of 2° ;
  2° de verantwoordelijke van de zorg als de persoon verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 3° of 4° ;
  3° de verantwoordelijke van de unit voor geïnterneerden als de persoon verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 5°.
  Het agentschap controleert of de aanvraag conform het eerste tot en met het vijfde lid is ingediend en kan bijkomende informatie opvragen of in voorkomend geval vragen om de aanvraag te vervolledigen. Als de gevraagde informatie niet wordt aangeleverd of de aanvraag niet wordt vervolledigd binnen een maand vanaf de dag waarop het agentschap heeft gevraagd informatie aan te leveren of het dossier te vervolledigen, wordt de aanvraag stopgezet.

Art.6.§ 1. Als de persoon die zorg en ondersteuning, als vermeld in artikel 4, vraagt of voor wie die zorg en ondersteuning wordt gevraagd, nog niet erkend is als een persoon met een handicap, legt het agentschap het dossier voor aan de [2 Vlaamse toeleidingscommissie]2, vermeld in artikel 12 van het besluit van 24 juli 1991.
  De [2 Vlaamse toeleidingscommissie]2, vermeld in het eerste lid, bepaalt of de persoon getroffen is door een handicap als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 7 mei 2004. De [2 Vlaamse toeleidingscommissie]2 steunt haar beoordeling op het verslag, vermeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van dit besluit.
  De aanvrager kan vragen om te worden gehoord door de [2 Vlaamse toeleidingscommissie]2, vermeld in het eerste lid.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt het dossier niet voorgelegd aan de [2 Vlaamse toeleidingscommissie]2, vermeld in artikel 12 van het besluit van 24 juli 1991, als de persoon zich in een van de situaties bevindt, vermeld in artikel 2, § 2bis, van het voormelde besluit. De persoon die zich bevindt in een van de situaties, vermeld in het voormelde artikel 2, § 2bis, wordt automatisch erkend als een persoon met een handicap.
  § 3. Het agentschap onderzoekt of is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 en 21 van het decreet van 7 mei 2004.
  Als de persoon is erkend als een persoon met een handicap en er is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 en 21 van het decreet van 7 mei 2004, bepaalt het agentschap op basis van het verslag, vermeld in artikel 5, eerste lid, 3°, van dit besluit, conform de tabel die opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, de module van ondersteuning die kan worden toegewezen.
  Het agentschap kan geen combinatie van modules van ondersteuning toewijzen. Het agentschap kan de module dag- en woonondersteuning + toewijzen als in het verslag, vermeld artikel 5, eerste lid, 3°, een van de volgende situaties is aangetoond:
  1° de geïnterneerde persoon heeft voltijds dag- en woonondersteuning nodig, er moet voortdurend iemand aanwezig zijn en er moet toezicht uitgeoefend worden binnen gehoorsafstand;
  2° de geïnterneerde persoon heeft voltijds dag- en woonondersteuning nodig, er moet voortdurend iemand moet aanwezig zijn zonder dat die persoon voortdurend toezicht moet uitoefenen en de persoon heeft dagelijks ondersteuning nodig op de meeste levensdomeinen, voornamelijk in de vorm van inhoudelijke of praktische begeleiding van een deel van de activiteit.
  De beslissing tot toewijzing of weigering van een module ondersteuning als vermeld in de tabel die opgenomen is in de bijlage bij die dit besluit is gevoegd, wordt meegedeeld:
  1° aan de aanvrager en aan de directeur als de geïnterneerde persoon verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 1° of 2° ;
  2° aan de verantwoordelijke van de zorg als de persoon verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 3° of 4° ;
  3° aan de verantwoordelijke van de unit voor geïnterneerden als de persoon verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 5°.
  De beslissing van het agentschap tot toewijzing van een module ondersteuning als vermeld in de tabel die opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, vervalt in volgende gevallen:
  1° als er binnen het jaar te rekenen vanaf de datum van de beslissing, vermeld in paragraaf 3, vierde lid, geen individuele dienstverleningsovereenkomst als vermeld in artikel 9 van dit besluit, is geregistreerd bij het agentschap;
  2° [1 vanaf het ogenblik van de definitieve invrijheidstelling, vermeld in artikel 77 van de wet van 5 mei 2014, behalve als een individuele dienstverleningsovereenkomst als vermeld in artikel 9 van dit besluit, is aangegaan en een budget is toegewezen of aangevraagd of binnen drie maanden na de datum van de definitieve invrijheidstelling een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering als vermeld in artikel 1, 15°, van het besluit 27 november 2015, aan het agentschap is bezorgd;]1
  3° als een budget ter beschikking wordt gesteld aan de geïnterneerde persoon;
  4° als de geïnterneerde persoon opnieuw verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2 van dit besluit;
  [1 5° vanaf de dag van het overlijden van de geïnterneerde persoon;
   6° vanaf de datum van de beslissing van het agentschap tot toewijzing van ondersteuning als vermeld in artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden.]1
  In afwijking van het vijfde lid, 4°, wordt de beslissing van het agentschap tot toewijzing van een module ondersteuning als vermeld in de tabel die opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, geschorst gedurende de periode dat de geïnterneerde persoon onder het statuut plaatsing, vermeld in artikel 19 van de wet van 5 mei 2014, verblijft in een inrichting als vermeld in het eerste lid, als gevolg van een voorlopige aanhouding als vermeld in artikel 65 van de voormelde wet, of van een schorsing van een invrijheidstelling op proef of een elektronisch toezicht als vermeld in artikel 61 van de voormelde wet en wordt de beslissing tot toewijzing van een module ondersteuning stopgezet vanaf de eerste dag van de vierde maand na de maand waarin de geïnterneerde persoon met een handicap voor crisisondersteuning of time-out is overgestapt naar een inrichting als vermeld in artikel 2, 4°.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-05/14, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 09-05-2021>
  (2)<BVR 2024-01-19/12, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.6/1. [1 Als er binnen een jaar vanaf de datum van de beslissing, vermeld in artikel 6, § 3, vierde lid, tot toewijzing van een module ondersteuning als vermeld in de tabel die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, een nieuwe aanvraag van ondersteuning als vermeld in artikel 4, wordt ingediend en als er op de datum van die aanvraag geen individuele dienstverleningsovereenkomst als vermeld in artikel 9, is geregistreerd bij het agentschap of het agentschap conform artikel 8 geen goedkeuring heeft verleend om een individuele dienstverleningsovereenkomst te sluiten, vervangt de beslissing van het agentschap die is genomen naar aanleiding van de nieuwe aanvraag, de beslissing die het agentschap heeft genomen naar aanleiding van de vorige aanvraag. De termijn van een jaar, vermeld in artikel 6, § 3, vijfde lid, 1°, begint opnieuw te lopen vanaf de datum van de beslissing van het agentschap over de nieuwe aanvraag.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-03-05/14, art. 46, 003; Inwerkingtreding : 09-05-2021>


HOOFDSTUK 5. - Voorwaarden voor de vergunde zorgaanbieders
Art.7. Om zorg en ondersteuning te kunnen bieden aan geïnterneerde personen moeten vergunde zorgaanbieders voldoen aan al de volgende voorwaarden:
  1° ze zijn bij het agentschap geregistreerd op de wijze die wordt bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;
  2° ze zijn bereid om op maat te werken met een forensische doelgroep;
  3° ze beschikken over forensische expertise en volgen opleidingen over de ondersteuning van een forensische doelgroep;
  4° ze stemmen sectoraal en intersectoraal af met andere actoren die betrokken zijn bij de ondersteuning van de geïnterneerde personen;
  5° ze staan in voor de opvolging en de nazorg van het zorgtraject van de geïnterneerde persoon.
  De vergunde zorgaanbieders die woon- of dagondersteuning willen bieden, moeten naast de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, ook voldoen aan de voorwaarde dat ze afhankelijk van de module van ondersteuning die ze willen bieden, beschikken over een aangepaste infrastructuur of bereid zijn op korte termijn de nodige infrastructurele maatregelen te nemen.

HOOFDSTUK 6. - Organisatie van de ondersteuning
Art.8. Alvorens een individuele dienstverleningsovereenkomst af te sluiten met een vergunde zorgaanbieder als vermeld in artikel 7, vraagt de aanvrager daarvoor de goedkeuring van het agentschap.
  Het agentschap houdt bij het verlenen van zijn goedkeuring rekening met de middelen die voor zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen als vermeld in artikel 4 zijn vastgelegd op zijn begroting en met de datum en het uur waarop het aanvraagdocument, vermeld in artikel 5, eerste lid, 1°, en het verslag, vermeld in artikel 5, eerste lid, 3°, aan het agentschap is bezorgd. De oudste data en bij gelijke data, de vroegste uren, komen het eerst in aanmerking voor een goedkeuring van het agentschap.

Art.9.Als het agentschap zijn goedkeuring heeft verleend, kan de aanvrager een individuele dienstverleningsovereenkomst over het verlenen van de nodige zorg en ondersteuning sluiten met een vergunde zorgaanbieder als vermeld in artikel 7.
  Als de zorg en ondersteuning geboden wordt door meerdere vergunde zorgaanbieders als vermeld in artikel 7, sluiten die zorgaanbieders daarover een samenwerkingsovereenkomst. Daarin wordt vastgesteld met welke vergunde zorgaanbieder de individuele dienstverleningsovereenkomst wordt afgesloten en op welke wijze de personeelspunten, vermeld in de tabel die opgenomen is in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd, en die zijn vastgesteld voor de module van ondersteuning die het agentschap aan de geïnterneerde persoon heeft toegewezen, worden verdeeld over de verschillende vergunde zorgaanbieders.
  De vergunde zorgbieder registreert de individuele dienstverleningsovereenkomst bij het agentschap op de wijze die het agentschap bepaalt.
  [1 Gedurende een periode van drie maanden vanaf de datum van de goedkeuring van het agentschap, vermeld in artikel 8, kan de ondersteuning, vermeld in de module ondersteuning, vermeld in de tabel die opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, die het agentschap heeft toegewezen, gecombineerd worden met een verblijf of een gedeeltelijk verblijf in een inrichting als vermeld in artikel 2.]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-05/14, art. 47, 003; Inwerkingtreding : 09-05-2021>

Art.10. De geïnterneerde persoon met een handicap die zorg en ondersteuning geniet op basis van een individuele dienstverleningsovereenkomst als vermeld in artikel 9, staat zelf in voor de woon- en leefkosten.

Art.11. Als de aanvrager moeilijkheden ervaart bij het vinden van een vergunde zorgaanbieder als vermeld in artikel 7 van dit besluit, kan hij aan het agentschap al de volgende vormen van begeleiding vragen:
  1° casemanagement als vermeld in artikel 5 en 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 over de bemiddeling, de afstemming en de planning in het kader van persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap;
  2° collectieve bemiddeling als vermeld in artikel 10 en 11 van het voormelde besluit.
  In afwijking van artikel 5 van het voormelde besluit hoeft niet te worden samengewerkt met de bijstandsorganisatie.
  In afwijking van artikel 11 van het voormelde besluit hoeft de bijstandsorganisatie, vermeld in artikel 11, eerste lid, 2°, van het voormelde besluit, niet te worden uitgenodigd voor de collectieve bemiddeling.

HOOFDSTUK 7. - Subsidiëring van de vergunde zorgaanbieders
Art.12.§ 1. De vergunde zorgaanbieders die conform artikel 9 een individuele dienstverleningsovereenkomst hebben geregistreerd, worden door het agentschap gesubsidieerd voor het aantal personeelspunten en het bedrag werkingsmiddelen dat is vastgesteld voor de module van ondersteuning die het agentschap heeft toegewezen aan de geïnterneerde persoon met een handicap die wordt ondersteund.
  In voorkomend geval wordt het aantal personeelspunten en het bedrag van de werkingsmiddelen pro rata aangepast, rekening houdend met de effectieve duur van de geregistreerde individuele dienstverleningsovereenkomst.
  § 2. Maximaal 3% van de personeelspunten die conform paragraaf 1 subsidieerbaar zijn, kan worden omgezet in werkingsmiddelen tegen een bedrag per punt.
  Het bedrag per punt bedraagt 834 euro (achthonderdvierendertig euro).
  De werkingsmiddelen, vermeld in het eerste lid, mogen niet aangewend worden voor reservevorming, voor de aanwerving van personeel of voor de vergoeding van personeelskosten. De besteding van het bedrag mag gespreid worden over meer dan een boekhoudkundig jaar.
  [1 In afwijking van het derde lid kan het bedrag, vermeld in het eerste lid, aangewend worden voor de vergoeding van variabele prestaties die niet vergoed worden overeenkomstig [2 artikel 13/1 en 13/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten.]2]1
  Het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met de gezondheidsindex, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, volgens de volgende formule: (basisbedrag x index december 20../index december 2017).
  Het agentschap subsidieert de werkingsmiddelen, vermeld in het eerste lid, als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
  1° er is voorafgaand overleg gepleegd over de aanwending van het bedrag met het collectieve overlegorgaan, vermeld in artikel 27 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap;
  2° er is collectieve inspraak als vermeld in artikel 30 van het voormelde besluit geweest, en er heeft overleg plaatsgevonden met de werknemersvertegenwoordiging, en er is aan die overlegkanalen transparantie geboden over de aanwending van de werkingsmiddelen.
  Op verzoek van het agentschap bewijst de vergunde zorgaanbieder het resultaat van het overleg met het collectieve overlegorgaan of de collectieve inspraak en het overleg met de werknemersvertegenwoordiging.
  ----------
  (1)<BVR 2024-03-22/19, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (2)<BVR 2024-07-05/15, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.13.§ 1. Als er een budget ter beschikking wordt gesteld, eindigt de subsidiëring van de vergunde zorgaanbieder vanaf de eerste dag na afloop van twee maanden vanaf de aanvangsdatum van de terbeschikkingstelling van het budget.
  Als de geïnterneerde persoon met een handicap overlijdt, eindigt de subsidiëring van de vergunde zorgaanbieder vanaf de eerste dag na afloop van twee maanden vanaf de datum van overlijden van de persoon met een handicap.
  Als de individuele dienstverleningsovereenkomst, vermeld in artikel 9, eerste lid, wordt beëindigd, eindigt de subsidiëring van de vergunde zorgaanbieder vanaf de eerste dag na de beëindiging van de individuele dienstverleningsovereenkomst.
  De subsidiëring eindigt vanaf de eerste dag van de vierde maand na de maand waarin de definitieve invrijheidsstelling ingaat [1 , behalve als een budget is toegewezen of is aangevraagd of als binnen drie maanden na de datum van de definitieve invrijheidstelling een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering als vermeld in artikel 1, 15°, van het besluit 27 november 2015, aan het agentschap is bezorgd]1.
  § 2. De subsidiëring van de vergunde zorgaanbieder wordt stopgezet vanaf de eerste dag van de vierde maand na de maand waarin de geïnterneerde persoon met een handicap voor crisisondersteuning of time-out is overgestapt naar een inrichting als vermeld in artikel 2, 4°, of naar een voorziening die door de federale, communautaire andere dan het agentschap, regionale of lokale overheden wordt gesubsidieerd. De subsidiëring wordt geschorst gedurende de periode dat de geïnterneerde persoon onder het statuut plaatsing, vermeld in artikel 19 van de wet van 5 mei 2014, verblijft in een inrichting als vermeld in artikel 2, 1° tot en met 4°, van dit besluit, als gevolg van een voorlopige aanhouding als vermeld in artikel 65 van de voormelde wet, of van een schorsing van een invrijheidstelling op proef of een elektronisch toezicht als vermeld in artikel 61 van de voormelde wet.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-05/14, art. 48, 003; Inwerkingtreding : 09-05-2021>

HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen
Art.14. Aan artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt een punt 12° toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "12° de personeelspunten, die conform artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders, gesubsidieerd kunnen worden.".

Art.15. In artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
  "3° ze verblijven op het moment dat het aanvraagdocument, vermeld in artikel 21, eerste lid, 1°, wordt bezorgd aan het agentschap en op het moment van de opname in de unit voor geïnterneerden in een van de volgende inrichtingen:
  a) een inrichting als vermeld in artikel 3, 4°, a), van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering;
  b) een inrichting als vermeld in artikel 3, 4°, b), van de voormelde wet;
  c) een inrichting als vermeld in artikel 3, 4°, c), van de voormelde wet;
  d) een door de bevoegde overheid gesubsidieerde medium risk afdeling in het kader van het pilootproject internering of een afdeling met een voorbehouden capaciteit voor geïnterneerde personen die er verblijven onder het statuut van plaatsing, vermeld in artikel 19 van de voormelde wet, met het oog op een verdere maatschappelijke reïntegratie. Het gaat om afdelingen van de campus van het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem, het Universitair Psychiatrisch Centrum Bierbeek of het Psychiatrisch Centrum Sint-Jan-Baptist Zelzate;".

Art.16. In artikel 19, eerste lid, van het hetzelfde besluit wordt het percentage "95 %" vervangen door het percentage "90 %".

HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art.17.De aanvragen van een budget die met toepassing van het besluit van 27 november 2015, voor [1 1 januari 2019]1 bij het agentschap zijn ingediend door geïnterneerde personen die op [1 1 januari 2019]1 verblijven in een inrichting als vermeld in artikel 2, 1° tot en met 4°, van dit besluit, en waarover het agentschap op die datum nog geen beslissing tot toewijzing heeft genomen, worden stopgezet.
  Voor de geïnterneerde personen die voor [1 1 januari 2019]1 een aanvraag van een budget bij het agentschap hebben ingediend waarover het agentschap op [1 1 januari 2019]1 nog geen beslissing tot toewijzing heeft genomen en die op [1 1 januari 2019]1 niet verblijven in een inrichting als vermeld in artikel 2, 1° tot en met 4°, van dit besluit, is de datum van de aanvraag in afwijking van artikel 5, § 1, van het besluit van 27 november 2015, de datum waarop het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering, vermeld in artikel 1, 15°, van het voormelde besluit, aan het agentschap is bezorgd. De datum waarop het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering wordt bezorgd aan het agentschap is de datum van de poststempel of de datum waarop het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering elektronisch is verstuurd.
  De beslissing van het agentschap tot toewijzing of terbeschikkingstelling van een budget die door het agentschap is genomen voor [1 1 januari 2019]1 voor geïnterneerde personen die op [1 1 januari 2019]1 verblijven in een inrichting als vermeld in artikel 2, 1° tot en met 4°, van dit besluit, vervalt op [1 1 januari 2019]1, met uitzondering van de beslissingen tot toekenning van zorggebonden punten conform hoofdstuk 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten. De beslissing tot toekenning van zorggebonden punten vervalt op de dag waarop een individuele dienstverleningsovereenkomst als vermeld in artikel 9 van dit besluit, start.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-10/09, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.18. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

Art.19. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. Bijlage. Tabel met modules van ondersteuning


module van ondersteuning personeelspunten werkingsmiddelen
dag- en woonondersteuning + 79,7516 5.941,04 euro
dag- en woonondersteuning 61,8762 4.609,42 euro
dagondersteuning 37,8132 2.816,87 euro
woonondersteuning 48,1260 3.585,11 euro
individuele ondersteuning 19,2504 1.434,04 euro