Details





Titel:

5 DECEMBER 2018. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van residentiële diensten voor observatie en oriëntatie(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-01-2019 en tekstbijwerking tot 12-04-2024)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Toepassingsgebied en algemene bepalingen
Art. 1-3
TITEL II. - Observatie- en oriëntatieopdracht
HOOFDSTUK 1. - Opdracht
Art. 4
HOOFDSTUK 2. - Subsidiëring
Afdeling 1. - Subsidies voor personeelskosten
Art. 5
Afdeling 2. - Subsidies voor werkingskosten
Art. 6
TITEL III. - Observatie- en oriëntatieopdracht voor mishandelde kinderen
HOOFDSTUK 1. - Opdracht
Art. 7-8
HOOFDSTUK 2. - Subsidiëring
Afdeling 1. - Subsidies voor personeelskosten
Art. 9
Afdeling 2. - Subsidies voor werkingskosten
Art. 10
TITEL IV. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 11-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1999029252  1999029254  1999029259 



Uitvoeringsbesluit(en):

2024001310  2024003240 



Artikels:

TITEL I. - Toepassingsgebied en algemene bepalingen
Artikel 1. Dit besluit heeft als doel de bijzondere voorwaarden te bepalen voor de erkenning en de subsidiëring van de residentiële diensten voor observatie en oriëntatie, in het kader van de zorg voor kinderen in moeilijkheden en gevaar, zoals bedoeld in de artikelen 20 en 38 van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming.
  Voor de toepassing van dit besluit, dient te worden verstaan onder:
  1° dienst: de residentiële dienst voor observatie en oriëntatie;
  2° aantal erkende mandaten: het aantal mandaten dat de dienst tegelijk kan opnemen krachtens zijn erkenning;
  3° besluit van 5 december 2018: het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 december 2018 betreffende de algemene voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de diensten bedoeld bij artikel 139 van het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming.

Art.2. De residentiële dienst voor observatie en oriëntatie voert ofwel de observatie- en oriëntatieopdracht uit zoals bedoeld in artikel 4, ofwel de observatie- en oriëntatieopdracht ten gunste van mishandelde kinderen zoals bedoeld bij artikel 7.

Art.3. § 1. Het mandaat verduidelijkt de identiteit van het kind, de opdracht die aan de dienst werd toevertrouwd, de aard van de verleende hulp, de nagestreefde doelstellingen, de motivatie en de duur ervan.
  De duur van het mandaat bedraagt maximaal 3 maanden en kan eenmaal worden verlengd als een langere observatieperiode of langer oriëntatiewerk noodzakelijk blijkt of als het opstarten van andere hulpverlening of de toelating van het kind tot een schoolinstelling, na afloop van de opvang van het kind door de dienst, een uitstel vereist.
  Een mandaat kan maar op een kind betrekking hebben.
  § 2. De dienst maakt binnen de maand die volgt op de datum van het mandaat een eerste verslag over aan de opdrachtgever. Dit verslag bevat een analyse van de situatie en de eerste elementen van de observatie.
  Minstens 5 dagen vóór het einde van het mandaat maakt de dienst een tweede rapport over aan de opdrachtgever. Dit verslag bevat de conclusies van de observatie, de voorstellen inzake oriëntatie of de elementen die een eventuele verlenging van de opvang rechtvaardigen.
  In geval van verlenging maakt de dienst minstens 5 dagen vóór het einde van de verlenging een bijkomend verslag over aan de opdrachtgever.
  De opdrachtgever kan altijd een bijkomend verslag vragen.

TITEL II. - Observatie- en oriëntatieopdracht
HOOFDSTUK 1. - Opdracht
Art.4. Het is de opdracht van de dienst om de collectieve opvang en de opvoeding te organiseren voor 10 tot 15 kinderen die, omwille van hun stoornissen en hun gedragingen, gespecialiseerde hulp buiten hun leefmilieu nodig hebben en voor wie de observatie, de grondige analyse en een specifiek optreden verantwoord zijn omwille van de ernst ervan, teneinde de crisis dankzij een daartoe aangepaste begeleiding te kunnen overwinnen.
  De dienst stelt voor elk kind een observatiebalans en een oriëntatieproject op die, indien mogelijk en als het belang van het kind niet in het gedrang komt, de re-integratie van het kind in zijn of haar leefmilieu moeten bevorderen.

HOOFDSTUK 2. - Subsidiëring
Afdeling 1. - Subsidies voor personeelskosten
Art.5.[1 De provisionele jaarlijkse subsidie voor personeelskosten bedoeld in de artikelen 53 tot 55 van het besluit van 5 december 2018 wordt aan de dienst toegekend op basis van de volgende normen inzake personeelsbestand, uitgedrukt in voltijdse equivalenten :
   1° erkende dienst voor 10 mandaten :
   a) 10 educatief personeel, waarvan 1 coördinator barema A ;
   b) 2 psychosociaal personeel;
   c) 1 administratief personeel ;
   d) 2,5 technisch personeel;
   e) 1 directeur barema B ;
   2° erkende dienst voor meer dan 10 mandaten, naast de normen die in 1° vastgelegd zijn, per bijkomend mandaat :
   a) 0,8 educatief personeel met een barema van opvoeder klasse 1 of klasse 2A ;
   b) 0,2 psychosociaal personeel;
   c) 0,25 technisch personeel.
   In de gevallen bedoeld in artikel 53, § 1, tweede lid, van het besluit van 5 december 2018 kan de directeur, op aanvraag van de inrichtende macht, vervangen worden door een coördinator barema A.".
   Voor de erkende diensten voor 10 mandaten kunnen 2 educatieve personeelsleden onder de betrekkingen bedoeld in 1°, a) het voorwerp uitmaken van een toepassing van punt A, 4°, van de bijlage 2 van het kaderbesluit.
   Voor de erkende diensten voor 15 mandaten kunnen 3 educatieve personeelsleden onder de betrekkingen bedoeld in 1°, a) het voorwerp uitmaken van een toepassing van punt A, 4°, van de bijlage 2 van het kaderbesluit.
   Voor de erkende diensten die op 1 januari 2024 erkend waren voor ten minste 10 mandaten kan 1 educatief personeel onder de betrekkingen bedoeld in 1°, a) het voorwerp uitmaken van een toepassing van punt A, 4°, van de bijlage 2 van het kaderbesluit.
   Voor de erkende diensten die op 1 januari 2024 erkend waren voor 20 mandaten kunnen 4 educatieve personeelsleden onder de betrekkingen bedoeld in 1°, a) het voorwerp uitmaken van een toepassing van punt A, 4°, van de bijlage 2 van het kaderbesluit.]1
  ----------
  (1)<BFG 2024-03-21/47, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2. - Subsidies voor werkingskosten
Art.6. De provisionele jaarlijkse subsidie voor werkingskosten, zoals bedoeld in de artikelen 57 tot 61 van het besluit van 5 december 2018, wordt aan de dienst toegekend voor een bedrag van 9.257 euro per erkend mandaat.

TITEL III. - Observatie- en oriëntatieopdracht voor mishandelde kinderen
HOOFDSTUK 1. - Opdracht
Art.7. Het is de opdracht van de dienst om de collectieve opvang te organiseren voor 12 kinderen die bijzondere en gespecialiseerde, en eventuele dringende, hulp nodig hebben, gezien de mishandeling waarvan ze het slachtoffer zijn geworden of waarvan er wordt vermoed dat deze plaatsvond.
  De dringende zorg start binnen de vierentwintig uur na ontvangst van het mandaat.
  De dienst draagt ook bij tot de uitwerking en de begeleiding van hulpprojecten die na afloop van de opvang van het kind door de dienst kunnen worden opgestart met het oog op de familiale re-integratie, op een poging tot zelfstandig wonen of op de heroriëntatie van de situatie naar een andere dienst.
  De dienst kan eveneens worden verplicht psychosociale en educatieve hulp te verlenen aan personen die instaan voor de huisvesting van het kind.

Art.8. De hulp die de dienst verleent, moet tegemoetkomen aan de sociale, pedagogische, medische, psychologische en juridische aspecten van de verschillende situaties.

HOOFDSTUK 2. - Subsidiëring
Afdeling 1. - Subsidies voor personeelskosten
Art.9.[1 De provisionele jaarlijkse subsidie voor personeelskosten bedoeld in de artikelen 53 tot 55 van het besluit van 5 december 2018 wordt aan de dienst toegekend op basis van de volgende normen inzake personeelsbestand, uitgedrukt in voltijdse equivalenten :
   8,5 educatief personeel met een barema van opvoeder klasse 1 of klasse 2A ;
   b) 2 psychosociaal personeel, waaronder ten minste 0,5 psychosociaal personeel met een barema van bachelor ;
   c) 0,5 administratief personeel;
   d) 1,5 technisch personeel;
   e) 1 directeur barema B.
   In de gevallen bedoeld in artikel 53, § 1, tweede lid, van het besluit van 5 december 2018 kan de directeur, op aanvraag van de inrichtende macht, vervangen worden door een coördinator barema A.".
   Onder de betrekkingen bedoeld in 1°, kan 1,5 educatief personeel het voorwerp uitmaken van een toepassing van punt A, 4°, van bijlage 2 van het kaderbesluit.]1
  ----------
  (1)<BFG 2024-03-21/47, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2. - Subsidies voor werkingskosten
Art.10. De provisionele jaarlijkse subsidie voor de werkingskosten zoals bedoeld in de artikelen 57 tot 61 van het besluit van 5 december 2018, die aan de dienst wordt toegekend, bedraagt 59.869 euro.

TITEL IV. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art.11. Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor observatie en oriëntatie, gewijzigd bij de besluiten van 24 maart 2003 en 17 juni 2004, wordt opgeheven.
  Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor hulpverlening aan mishandelde kinderen, gewijzigd bij het besluit van 24 maart 2003, wordt opgeheven.
  Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor eerste opvang, gewijzigd bij de besluiten van 24 maart 2003 en 17 juni 2004, wordt opgeheven.

Art.12. De diensten die op datum van inwerkingtreding van dit besluit erkend zijn overeenkomstig de in artikel 11 bedoelde besluiten, zijn van rechtswege erkend op basis van dit besluit, vanaf zijn inwerkingtreding.
  De in het eerste lid bedoelde diensten moeten uiterlijk op 31 december 2019 voldoen aan de bijzondere voorwaarden van dit besluit.

Art.13. Voor de diensten erkend overeenkomstig het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor observatie en oriëntatie voor minder dan 10 mandaten en voor de diensten erkend overeenkomstig het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de centra voor eerste opvang voor meer dan 15 mandaten, zal de erkenning op basis van dit besluit geen aanleiding geven tot een wijziging van het subsidiebedrag voor personeels- en werkingskosten dat aan de dienst werd toegekend.

Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

Art. 15. De Minister bevoegd voor preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming, is belast met de uitvoering van dit besluit.