Details





Titel:

5 JULI 2018. - Besluit van de Regering tot vastlegging van de personeelsformatie van de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-08-2018 en tekstbijwerking tot 20-03-2019)



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001033055 



Uitvoeringsbesluit(en):

2019201300 



Artikels:

Artikel 1.De personeelsformatie van de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven wordt als volgt vastgesteld :
  Niveau I
  Afgevaardigd directeur . . . . . 1
  Adviseur
  Adjunct of adjunct-adviseur (*) . . . . . [1 9]1
  Pedagogisch adviseur
  Pedagogische adjunct of adjunct-pedagogische adviseur* . . . . . 12
  Niveau II+
  Eerste psycho-medisch-sociale assistent
  Psycho-medisch-sociale assistent of psycho-medisch-sociale hoofdassistent (*) . . . . . 25
  Eerste maatschappelijk werker
  Maatschappelijk werker of hoofd maatschappelijk werker (*) (**) . . . . . 1
  Eerste assistent
  Assistent of hoofdassistent (*) . . . . . 6
  Niveau II
  Eerste opsteller
  Opsteller of hoofdopsteller (*) . . . . . 9
  Niveau III
  Eerste secretaris
  Secretaris of hoofdsecretaris (*) . . . . . 5
  (*) Toepassing van het beginsel van de vlakke loopbaan
  (1) Zie artikel 3 van dit besluit
  ----------
  (1)<BDG 2019-01-18/19, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-03-2019>

Art.2. Volgende graden kunnen door aanwerving toegekend worden :
  Niveau I
  Afgevaardigd directeur
  Adjunct
  Pedagogische adjunct
  Niveau II+
  Psycho-medisch-sociale assistent
  Assistent
  Niveau II
  Opsteller
  Niveau III
  Secretaris

Art.3. De graad "maatschappelijk werker" en de daarmee gepaard gaande loopbaan worden in de personeelsformatie geschrapt, zodra de ambtenaar die een betrekking in die loopbaan bekleedt, een andere graad bekleedt, de dienst definitief verlaat of met pensioen gaat.

Art.4. Het besluit van de Regering van 8 juni 2001 tot vastlegging van de personeelsformatie van de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap wordt opgeheven.

Art. 5. De minister bevoegd voor Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.